ECLI:NL:RBAMS:2023:102

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
13 januari 2023
Zaaknummer
13/045653-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met een steen, vrijspraak poging tot doodslag

Op 12 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 10 juni 2018, waarbij de aangever, [aangever], op het Bijlmerplein in Amsterdam werd aangevallen door de verdachte met een steen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangever opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, maar sprak hem vrij van de poging tot doodslag. De rechtbank baseerde haar oordeel op camerabeelden en getuigenverklaringen die de verdachte in de nabijheid van de plaats delict toonden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van de aangever had aanvaard. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden voor de zware mishandeling. Daarnaast werd de benadeelde partij, [aangever], een schadevergoeding toegewezen van in totaal €5.368,45, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/045653-19 (Promis)
Datum uitspraak: 12 januari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1969,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Bertels en hetgeen mr. F.M. Oudolf, advocaat van de benadeelde partij [aangever] , naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2018 tot en met 11 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [aangever] , met een steen, in elk geval met een stevig en/of zwaar en/of hard voorwerp, op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2018 tot en met 11 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten fractuur sinus frontalis rechts/orbitadak en lamina paparycea rechts (schedelletsel/hersenletsel/ oogkasletsel) en/of een fractuur van de sinus frontalis bovenkant rechts fractuur ter plaatse van orbitadak, doorlopend in de lamina paparycea rechts (voorhoofdsholteletsel)), heeft toegebracht door voornoemde [aangever] met een steen, in elk geval een stevig en/of hard en/of zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2018 tot en met 11 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [aangever] heeft mishandeld door voornoemde [aangever] met een steen, in elk geval een stevig en/of hard en/of zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een fractuur sinus frontalis rechts/orbitadak en lamina paparycea rechts (schedelletsel/hersenletsel/oogkasletsel) en/of een fractuur van de sinus frontalis bovenkant rechts fractuur ter plaatse van orbitadak, doorlopend in de lamina paparycea rechts (voorhoofdsholteletsel), ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 10 juni 2018 is aangever [aangever] (hierna: aangever) van het station Bijlmer Arena naar het Bijlmerplein in Amsterdam gelopen. Omstreeks 23:53 uur is aangever op het Bijlmerplein van achteren aangevallen. Aangever voelde een harde klap op zijn achterhoofd en viel voorover op de grond. Hij is kort buiten bewustzijn geweest en voelde hevige pijn aan zijn hoofd. Naast hem lag een baksteen. Aangever had op zijn achterhoofd een snijwond van 2 tot 3 centimeter lang, schade aan zijn voortand, een zware hersenschudding en een breuk aan de voorzijde van zijn schedel en rechter oogkas.
In de omgeving van het Bijlmerplein hangen diverse camera’s. De politie heeft de beeldopnames van 10 juni 2018 van een aantal van die camera’s bekeken en in processen-verbaal beschreven; de stills van die beelden zijn daaraan als bijlagen toegevoegd.
Op de camerabeelden van de Rabobank is te zien dat aangever om 23:53 uur door een fietser van achteren wordt benaderd en dat deze persoon bij het passeren een zwaaiende beweging met zijn rechterarm maakt. Aangever valt voorover op straat en vlak naast hem valt een donkerkleurig voorwerp op de grond. De verbalisant die de bewegende beelden heeft uitgekeken, noteert voor de fietser het volgende signalement:
- man
- donkere huidskleur
- rode jas met capuchon (die had hij op)
- blauwkleurige spijkerbroek
- lichte schoenen
- donkerkleurige herenfiets.
Op de beeldopnames van camera 308 is om 23:52:36 te zien dat de fietser achter aangever aan komt fietsen. De fietser fietst versneld en op het moment dat hij aangever passeert gaat aangever voorover naar de grond.
Op de beelden van camera 301 van vlak voor het incident is te zien dat aangever om 23:52:12 het Bijlmerplein oversteekt en dat de fietser achter hem aankomt en dezelfde route neemt.
Op de beelden van camera 307 zijn de aangever en de fietser op de rug te zien. Om 23:50:47 komt aangever de winkelstraat inlopen. Om 23:51:51 komt de fietser uit dezelfde richting als aangever en fietst hij achter aangever aan. Te zien is dat de fietser zijn rechterarm langs zijn lijf houdt en in zijn rechterhand een voorwerp vast heeft dat op een baksteen lijkt.
De verbalisant die de bewegende beelden van de camera’s 301, 307 en 308 heeft bekeken geeft de volgende beschrijving van de fietser:
- negroïde persoon
- slank postuur
- rode trui met capuchon over zijn hoofd
- droeg onder de capuchon een pet
- blauwe spijkerbroek
- witte schoenen
- zwarte rugzak op zijn rug gedragen
- fietste op een herenfiets donker van kleur, voerde geen verlichting
Op de camerabeelden van het station Bijlmer Arena van 10 juni 2018 is te zien dat om 23:46 uur (dus 6 minuten voor het incident) een persoon met een fiets aan de hand het station verlaat en wegfietst in de richting van het Hoekenrodeplein in Amsterdam. Vanuit het station Bijlmer Arena bekeken ligt het Bijlmerplein in het verlengde van het Hoekenrodeplein. Op de beelden is te zien dat het een man betreft met een donkere huidskleur, een rode/oranje trui aan met capuchon op, met daaronder een lichtgekleurde pet op, een donkere rugzak op zijn rug gedragen, witte sneakers met een donkerkleurige streep, een lichtblauwe spijkerbroek en een donkere herenfiets. Op de rode/oranje trui is voorop de capuchon en op linkerborsthoogte iets wits te zien en onder de trui draagt de man een camouflagekledingstuk.
Op 23 juni 2018 ziet een politieagent in burger, [verbalisant 1] , twee personen in de richting van de flat Kikkenstein in Amsterdam Zuidoost lopen. Eén van hen voldeed aan het signalement van de persoon met de fiets op de camerabeelden van station Bijlmer Arena. Het betrof een negroïde man met een sik en een snor, een rode jas/trui met capuchon, een zwarte rugtas en witte schoenen met een opvallende zwarte streep. Deze persoon werd aangehouden en bleek te zijn verdachte [verdachte] . De politieagenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hadden de bewegende camerabeelden die ochtend bekeken en herkenden [verdachte] als de man op de beelden. Van de rode/oranje capuchontrui, de camouflagejas, de pet, de witte schoenen met zwarte streep en de zwarte rugzak die verdachte bij zijn aanhouding droeg, zijn foto’s gemaakt en die foto’s zijn toegevoegd aan het dossier.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte is de dader
Het signalement van de persoon op de fiets die aangever heeft aangevallen is zeer specifiek en komt overeen met het signalement van de persoon die kort voor het incident op de camerabeelden van het station Bijlmer Arena wordt waargenomen. Op 23 juni 2018 wordt verdachte [verdachte] in de omgeving van de plaats delict door de politie herkend als de persoon op de camerabeelden van het station. De verbalisant herkent hem aan het overeenkomstige signalement: een man met donkere huidskleur, een sik en een snor, een rode trui met capuchon, een lichtkleurige pet en witte schoenen met een donkere streep. Daarnaast hebben een omstander en getuige [getuige] verklaard dat aangever was aangevallen door ene [naam] . Gelet op de voornaam van verdachte [verdachte] , zou dit een bijnaam van verdachte kunnen zijn. Op basis van de overeenkomsten in de specifieke combinatie van uiterlijke kenmerken tussen verdachte en de persoon op de fiets, het feit dat verdachte in de omgeving van de plaats delict is aangehouden en dat zijn voornaam past bij de bijnaam [naam] , gaat de officier van justitie ervan uit dat verdachte de persoon is die aangever [aangever] op 10 juni 2018 met een baksteen achter op zijn hoofd heeft geslagen.
Kwalificatie van de gedraging
De officier van justitie kwalificeert het gedrag van verdachte als poging tot doodslag. Door met een baksteen tegen de achterkant van het hoofd van aangever te slaan, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever daardoor zou komen te overlijden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Wie heeft aangever aangevallen?
Het moment waarop aangever op het Bijlmerplein door een fietser met een steen tegen zijn hoofd wordt geslagen is door twee camera’s vastgelegd: de camera van de Rabobank en camera 308. Door twee andere camera’s, de 301 en 307, zijn de minuten voorafgaand aan het geweldsincident vastgelegd. Daarop zijn zowel aangever als de dader op zijn fiets te zien, op weg naar het Bijlmerplein. De verbalisant die de bewegende beelden van de camera’s 301, 307 en 308 heeft uitgekeken, heeft een vrij specifiek signalement van de dader gegeven (donkere man met donkere fiets, pet op onder zijn capuchon, beschrijving van soort en kleur kleding, schoenen en tas). Dit signalement komt exact overeen met de man die zes minuten voor het incident met een fiets aan de hand is te zien op de camerabeelden van station Bijlmer Arena.
Het feit dat de man op de beelden van station Bijlmer Arena exact overeenkomt met het specifieke signalement van de dader en het feit dat de man op de beelden enkele minuten voor het incident in de richting van het Bijlmerplein is vertrokken, vindt de rechtbank redengevend voor het bewijs dat de man op de camerabeelden van station Bijlmer Arena de man is die aangever heeft aangevallen.
Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of verdachte de man op de camerabeelden en dus de dader is.
Op 23 juni 2018 is verdachte door de politieagenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] herkend als de man op de camerabeelden van het incident. [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij vooral aansloeg op de opvallende witte schoenen met de zwarte streep. [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij verdachte aan zijn gezichtskenmerken en zijn kleding heeft herkend. De rechtbank vindt deze herkenningen betrouwbaar, omdat de politieagenten de bewegende camerabeelden die ochtend nog hadden bekeken en verdachte enkele uren later in levende lijve hebben gezien. Daar komt bij dat de kleding die verdachte tijdens zijn aanhouding aanhad, op zijn broek na, één op één overeenkomt met de kleding op de camerabeelden van station Bijlmer Arena. Het gaat om een rode/oranje capuchontrui met op de voorkant van de capuchon een wit logo en op de linkerborst de witte letters ‘Peak’, een camouflagejas, een lichtgekleurde pet en witte schoenen met een zwarte streep.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte de man op de camerabeelden is en dus de persoon is die aangever met een steen op zijn achterhoofd heeft geslagen.
Kwalificatie van de gedraging
Anders dan de officier van justitie kwalificeert de rechtbank het handelen van verdachte niet als poging tot doodslag. De steen waarmee is geslagen is niet onderzocht en er zit geen foto van de steen in het dossier. Verder is onduidelijk gebleven met welke kracht verdachte heeft geslagen en hoe risicovol’ dat was voor het leven van aangever. Het dossier bevat dan ook onvoldoende informatie om te kunnen vaststellen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zou overlijden. Daarom acht de rechtbank het primair ten laste gelegde niet bewezen en wordt verdachte daarvan vrijgesproken.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte aangever opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, zoals subsidiair ten laste is gelegd. Aangever heeft door de klap van verdachte een schedelfractuur, een oogkasfractuur en een zware hersenschudding opgelopen. Dit letsel kan naar zijn aard worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Uit de gedragingen van verdachte – achter aangever aan fietsen en hem vanaf de fiets met een zwaaiende beweging met een steen op zijn achterhoofd slaan – leidt de rechtbank af dat verdachte opzet heeft gehad aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
de bijlagevervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 10 juni 2018 te Amsterdam aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten fractuur sinus frontalis rechts/orbitadak en lamina paparycea rechts (schedelletsel/ oogkasletsel en voorhoofdsholteletsel) heeft toegebracht door voornoemde [aangever] met een steen tegen het hoofd te slaan.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden.
Bij het formuleren van deze strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van het feit, de richtlijnen van het Openbaar Ministerie voor poging tot doodslag met een slagwapen, het strafblad van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn.
8.2.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Verdachte fietste aangever van achteren voorbij en heeft hem tijdens het passeren met een steen op zijn achterhoofd geslagen. Met zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Aangever heeft door de aanval een schedelfractuur en een breuk in zijn oogkas opgelopen. Ook is hij kort buiten bewustzijn geweest en had hij een zware hersenschudding. Verdachte is niet over het feit gehoord waardoor het onduidelijk is gebleven waarom hij aangever heeft aangevallen. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte aangever kende. Uit de verklaring die de advocaat van aangever op de zitting heeft voorgelezen volgt dat de gebeurtenis grote impact op zijn leven heeft gehad en dat hij jaren later nog altijd met de negatieve gevolgen daarvan kampt. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij een onbekende uit het niets en van achteren heeft aangevallen en hem daardoor zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Dit gedrag van verdachte rechtvaardigt dan ook een forse straf.
Persoon verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 10 oktober 2022. Hieruit blijkt dat verdachte in 2015 is veroordeeld voor mishandeling. Ten tijde van het bewezenverklaarde feit was er dus sprake van recidive. Dat weegt de rechtbank strafverzwarend mee.
Strafmaat
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. De oriëntatiepunten van het Landelijke Overleg Vakinhoud Strafrecht gaan bij zware mishandeling met behulp van een wapen uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven tot twaalf maanden. Gelet op de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, het letsel van aangever en de recidive voor geweldsdelicten, neemt de rechtbank een gevangenisstraf van twaalf maanden als uitgangspunt.
Vervolgens stelt de rechtbank ambtshalve vast dat de redelijke termijn waarbinnen berechting voor een strafbaar feit dient plaats te vinden met een jaar en tien maanden is overschreden, gerekend vanaf 25 februari 2019. Dit is de datum van een brief van het Openbaar Ministerie aan verdachte met daarin de beslissing dat tot vervolging zal worden overgegaan. Deze brief is naar het op dat moment geldende GBA adres van verdachte verstuurd. De rechtbank zal verdachte door middel van strafvermindering voor dit verzuim compenseren.
Alles overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangever] vordert € 2.597,45 aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij vordert ook € 726,- ter vergoeding van de advocaatkosten.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
Materiële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft als gevolg van de zware mishandeling zijn eigen risico aangewend (€ 385,-) en kosten gemaakt voor behandeling bij de tandarts (€ 45,86) en medicatie (€ 41,59). Deze gevorderde kosten zal de rechtbank dan ook toewijzen. De rechtbank zal ook het gevorderde bedrag voor het verlies van arbeidsinkomen toewijzen ter hoogte van een bedrag van € 1.896,- (4 x € 474). Dit is het nettobedrag dat aangever niet heeft ontvangen omdat hij gedurende vier maanden geen onregelmatigheidstoeslag ontving. De rechtbank is op dit bedrag uitgekomen door het gemiddelde nettoloon in de maanden maart, april en juni 2018 van € 2.145,- te vergelijken met het gemiddelde nettoloon in de maanden juli, augustus, september en oktober 2018 van € 1.671. Het verlies aan inkomen als gevolg van de zware mishandeling was dus gemiddeld € 474 per maand.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 2.368,45, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (10 juni 2018) tot aan de dag van algehele voldoening.
De benadeelde partij zal voor het overige deel van de vordering die ziet op de materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard. De behandeling van het resterende deel van de gevorderde vergoeding voor het verlies van arbeidsinkomen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden.
Voor de gevorderde vergoeding voor de kosten van de keuring van de woning (€ 125,-) geldt dat niet vast is komen te staan dat deze schade rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde feit.
De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Vast staat ook dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en een ernstige inbreuk is gepleegd op zijn lichamelijke integriteit.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 3.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (10 juni 2018) tot aan de dag van algehele voldoening.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering en kan dit deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangever] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op
€ 5.368,45 (drieënvijftighonderdachtenzestig euro en vijfenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (10 juni 2018) tot aan de dag van algehele voldoening.
Proceskosten
Kosten van rechtsbijstand komen in aanmerking voor vergoeding op grond van
artikel 532 Wetboek van Strafvordering (Sv). Een redelijke uitleg van artikel 532 Sv brengt mee dat bij de begroting van deze kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. De rechtbank zal de gevorderde kosten van € 726,- toewijzen, omdat deze binnen het liquidatietarief van € 747,- vallen (3 punten à € 249,-), uitgaande van het toegewezen bedrag aan schadevergoeding.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
10 (tien) maanden.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever] toe tot een bedrag van
€ 2.368,45(drieëntwintighonderdachtenzestig euro en vijfenveertig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en
€ 3.000(zegge drieduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (10 juni 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever] .
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever] aan de Staat
€ 5.368,45(drieënvijftighonderdachtenzestig euro en vijfenveertig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (10 juni 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
61 (eenenzestig) dagen.De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Proceskosten
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
€ 726,-(zevenhonderdzesentwintig euro).
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Wildeman, voorzitter,
mrs. P.K. Oosterling-van der Maarel en Ch.A. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 januari 2023.
[...]

[...]

[...]