In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 februari 2023 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Radom, Polen, op 14 september 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1969 in Polen, is gedetineerd en wordt beschuldigd van diefstal met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft op 31 januari 2023 de vordering behandeld, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De raadsman stelde dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat heeft geleid tot de veroordeling. De overlevering wordt verzocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 2 jaren, waarvan nog 1 jaar, 11 maanden en 28 dagen resteert. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank concludeert dat de overlevering kan worden toegestaan, aangezien het feit naar Nederlands recht als diefstal met geweld wordt gekwalificeerd.
De rechtbank heeft de relevante wetsbepalingen, waaronder artikelen 312 van het Wetboek van Strafrecht en de Overleveringswet, in acht genomen en heeft besloten de overlevering toe te staan. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.