ECLI:NL:RBAMS:2022:999

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
21/6449
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex artikel 5.4.10 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering betreffende inbeslagname van mobiele telefoons

Op 25 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een klaagschrift dat was ingediend door een klager, geboren in 1993, die verzocht om teruggave van zijn inbeslaggenomen mobiele telefoons. Deze telefoons waren op 24 november 2021 in beslag genomen tijdens een doorzoeking van de woning van de klager, op vordering van de officier van justitie, in het kader van een Europees onderzoeksbevel (EOB) uit België. De klager vorderde de teruggave van zijn iPhone X en iPhone 11 Pro Max, omdat hij vreesde deze niet terug te krijgen, vooral gezien de emotionele waarde van de gegevens erop, waaronder foto's van zijn overleden vader.

De officier van justitie stelde dat de telefoons mogelijk gegevens bevatten die van belang zijn voor het strafrechtelijk onderzoek door de Belgische autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de telefoons, aangezien het onderzoek nog loopt en de gegevensdragers essentieel zijn voor waarheidsvinding. De rechtbank baseerde haar oordeel op het EOB van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen en de e-mail van de uitvaardigende autoriteit, waaruit bleek dat de inbeslagname mogelijk zou leiden tot het vinden van bewijsmiddelen.

De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die het beginsel van de juistheid van de mededeling over de inbeslagname konden weerleggen. Daarom werd het klaagschrift ongegrond verklaard. De rechtbank merkte op dat de officier van justitie had toegezegd zich in te spannen om de telefoons zo spoedig mogelijk terug te geven aan de klager zodra deze niet meer nodig waren voor het onderzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en twee andere rechters, met de mogelijkheid voor de klager om binnen veertien dagen beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
RK-nummer: 21/6449
BESCHIKKING
op het klaagschrift
ex artikel 5.4.10 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv)van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] )
woonplaats kiezende op kantooradres van zijn raadsman
mr. M. Balemans, [adres] ,
klager, tevens beslagene.

1.Procesgang

Het klaagschrift is op 1 december 2021 ingediend ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank heeft op 11 januari 2022 klager en zijn raadsman, mr. M. Balemans en de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern in openbare raadkamer gehoord.

2.Inhoud klaagschrift en standpunt klager

Het klaagschrift strekt tot teruggave van de op 24 november 2021 op grond van artikel 94 Wetboek van Strafvordering tijdens de doorzoeking van de woning van klager inbeslaggenomen aan klager in eigendom toebehorende mobiele telefoons, merk iPhone X en iPhone 11 Pro max, zoals vermeld in de kennisgeving van inbeslagname van 25 november 2021. De doorzoeking vond plaats op vordering van de officier van justitie ter uitvoering van een Europees onderzoeksbevel (EOB) uit België met kenmerk EOB-1-2021001315.
De raadsman van klager heeft in raadkamer ter aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat verzocht wordt om teruggave van de aan klager toebehorende telefoons. Klager is bang dat hij zijn telefoons niet terug zal krijgen of pas na een erg lange tijd. Gelet op het feit dat op zijn telefoons onder meer foto’s staan van zijn overleden vader maakt dat klager zijn telefoons graag terug zou willen.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard. De inbeslaggenomen telefoon kunnen gegevens bevatten die van belang zijn voor het strafrechtelijk onderzoek door de Belgische autoriteiten. Dit kunnen ook gegevens zijn die na het plegen van het strafbare feit zijn gegenereerd. De officier van justitie zal zich ervoor inspannen om de telefoon zo spoedig mogelijk terug te geven aan klager zodra de Belgische autoriteiten deze niet meer nodig hebben.

4.Het oordeel van de rechtbank

De telefoons zijn in beslag genomen in verband met een strafrechtelijk onderzoek tegen klager in België ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het feit zoals omschreven in het Europees aanhoudingsbevel (EAB) en het Europees opsporingsbevel (EOB). Klager wordt in het EAB en in het EOB omschreven als verdachte. Bij de uitvoering van het EOB is het Nederlands recht van toepassing. De beoordeling van het klaagschrift dient plaats te vinden op de voet van artikel 552a Sv.
In deze procedure dient de rechtbank te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag van de gegevensdragers vordert. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor – in dit geval – artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt.
Uit het EOB van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen (België) van 9 november 2021 en de e-mail van de uitvaardigende autoriteit van 15 december 2021 blijkt dat op grond van het tot dusver uitgevoerde onderzoek de inbeslagname van onder meer de telefoons uit de woning van klager er mogelijk toe zal leiden dat er bewijsmiddelen zullen worden gevonden die van belang zijn voor het onderzoek. De rechtbank dient in beginsel uit te gaan van de juistheid van die mededeling. Niet is gebleken van feiten en omstandigheden die maken dat van dat beginsel dient te worden afgeweken.
Op grond van de zich thans in het dossier bevindende stukken en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat, nu het onderzoek nog loopt, het strafvorderlijk belang van waarheidsvinding zich verzet tegen opheffing van het beslag. Immers, de gegevensdragers zijn in beslag genomen met het doel om de waarheid aan het licht te brengen en zijn daartoe ook geschikt.
De rechtbank merkt verder op dat het oordeel over de evenredigheid en proportionaliteit van het uitvaardigen van een EOB in beginsel aan de uitvaardigende autoriteit is. Ingevolge artikel 5.4.10, derde lid Sv, doet de rechter geen onderzoek naar de gronden voor het uitvaardigen van het bevel, waarvan de uitvoering heeft geleid tot indiening van het onderhavige klaagschrift.
De rechtbank moet verder beoordelen of er weigeringsgronden van toepassing zijn.
In het EOB zijn de lijstfeiten
deelneming aan een criminele organisatieen
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffenaangekruist. De rechtbank mag daarom de dubbele strafbaarheid van het feit niet onderzoeken (artikel 5.4.4, tweede lid, aanhef en onder a, Sv).
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beklag ongegrond dient te worden verklaard.
De rechtbank wijst er tot slot nog op dat de officier van justitie ter zitting heeft toegezegd zich ervoor te zullen inspannen dat klager zo spoedig mogelijk de beschikking krijgt over (de inhoud van) zijn gegevensdragers.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
ONGEGROND.
Deze beslissing is op 25 januari 2022 gegeven en in het openbaar uitgesproken door:
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.