Op 25 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een klaagschrift dat was ingediend door een klager, geboren in 1993, die verzocht om teruggave van zijn inbeslaggenomen mobiele telefoons. Deze telefoons waren op 24 november 2021 in beslag genomen tijdens een doorzoeking van de woning van de klager, op vordering van de officier van justitie, in het kader van een Europees onderzoeksbevel (EOB) uit België. De klager vorderde de teruggave van zijn iPhone X en iPhone 11 Pro Max, omdat hij vreesde deze niet terug te krijgen, vooral gezien de emotionele waarde van de gegevens erop, waaronder foto's van zijn overleden vader.
De officier van justitie stelde dat de telefoons mogelijk gegevens bevatten die van belang zijn voor het strafrechtelijk onderzoek door de Belgische autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de telefoons, aangezien het onderzoek nog loopt en de gegevensdragers essentieel zijn voor waarheidsvinding. De rechtbank baseerde haar oordeel op het EOB van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen en de e-mail van de uitvaardigende autoriteit, waaruit bleek dat de inbeslagname mogelijk zou leiden tot het vinden van bewijsmiddelen.
De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die het beginsel van de juistheid van de mededeling over de inbeslagname konden weerleggen. Daarom werd het klaagschrift ongegrond verklaard. De rechtbank merkte op dat de officier van justitie had toegezegd zich in te spannen om de telefoons zo spoedig mogelijk terug te geven aan de klager zodra deze niet meer nodig waren voor het onderzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en twee andere rechters, met de mogelijkheid voor de klager om binnen veertien dagen beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.