ECLI:NL:RBAMS:2022:943

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
13/752350-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot drugshandel

Op 17 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Centrale Onderzoeksrechtbank nr. 5 van Madrid, Spanje. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar drugshandel. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko in 1976, werd verdacht van betrokkenheid bij de handel in cocaïne in Spanje in augustus en oktober 2018.

Tijdens de openbare zitting op 3 februari 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en zijn raadsman, mr. R.J.M. Oerlemans, voerde aan dat het EAB niet genoegzaam was en dat er vragen gesteld moesten worden aan de Spaanse autoriteiten. De officier van justitie betoogde echter dat het EAB voldeed aan de vereisten en dat er geen reden was om de zaak aan te houden. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte over de strafbare feiten en dat de opgeëiste persoon duidelijk was geïnformeerd over de redenen voor zijn overlevering.

De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en dat de opgeëiste persoon, die de Nederlandse nationaliteit heeft, zijn straf in Nederland kan ondergaan indien hij in Spanje wordt veroordeeld. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de relevante artikelen van de Overleveringswet zijn toegepast. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Mourik als voorzitter, bijgestaan door mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en A. Pahladsingh, en is openbaar uitgesproken op 17 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/752350-21
RK nummer: 21/6918
Datum uitspraak: 17 februari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 december 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 november 2021 door de Centrale Onderzoeksrechtbank nr. 5 van Madrid (Spanje) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1976,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 februari 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.J.M. Oerlemans, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een nationaal arrestatiebevel, uitgevaardigd door de Onderzoeksrechtbank nr. 5 van Madrid op 10 november 2021 (referentie Sumario-procedure 2/2020).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Spaans recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Genoegzaamheid
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat het EAB niet genoegzaam is en de zaak moet worden aangehouden om vragen te stellen aan de Spaanse autoriteiten over de reden voor het uitvaardigen van het EAB. Die reden blijft nu onduidelijk. Het EAB is uitgevaardigd op 10 november 2021, terwijl de opgeëiste persoon zich op dat moment nog in Spanje bevond. Ook is het nationaal arrestatiebevel niet als bijlage aan het EAB gehecht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is en er geen reden is om de zaak aan te houden om vragen te stellen aan de Spaanse autoriteiten, zodat de overlevering kan worden toegestaan. Een nationaal arrestatiebevel hoeft niet aan een EAB te worden gehecht, de voorwaarde is dat er een nationaal arrestatiebevel is en daaraan is voldaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
In de onderhavige zaak geldt het volgende.
De opgeëiste persoon wordt ervan verdacht dat hij zich heeft beziggehouden met drugshandel, door in de periode van 20 tot 23 augustus 2018 en 18 tot 23 oktober 2018 in Malaga cocaïne uit te laden en voertuigen te besturen waarin cocaïne verborgen lag, waarna die cocaïne gedistribueerd werd bij verschillende panden. Met die omschrijving is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de hiervoor genoemde vereisten.
Afgezien van een beschrijving van de feiten waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht, hoeft het EAB geen opgave van de reden voor de uitvaardiging daarvan te bevatten. Evenmin is vereist dat het nationale aanhoudingsbevel wordt aangehecht.
Het verweer wordt verworpen.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Spanje een vrijheidsstraf met een maximum van tenminste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
senior-judgebij de Onderzoeksrechtbank nr. 5 van Madrid heeft op 25 januari 2022 de volgende garantie gegeven:
As reported by the Prosecution Service with regard to the guarantee contained in article 5, paragraph 3, of Framework Decision 2002/584/JHA, which provides for the possibility of serving, in this case, in the Netherlands, the custodial sentence which may eventually be passed against him in the event that[opgeëiste persoon]was sentenced in Spain, this guarantee is hereby confirmed; please advise the Dutch authorities that the condition of being returned to the Netherlands in case of being sentenced to a penalty that involves deprivation of liberty is hereby accepted.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.
7. Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Onderzoeksrechtbank nr. 5 van Madrid (Spanje) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 februari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.