ECLI:NL:RBAMS:2022:940

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
13/751367-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees Aanhoudingsbevel en identiteit opgeëiste persoon

Op 3 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de uitvoering van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court in Piotrków Trybunalski, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1985 in Polen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is gedetineerd. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 20 januari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern, aanwezig was, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. R.A. Kaarls, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is, maar er zijn twijfels over de kennisgeving van het proces dat heeft geleid tot het vonnis waarvoor de overlevering wordt verzocht. De raadsman heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd omdat niet duidelijk is of de opgeëiste persoon op de hoogte was van de rechtszaak. De officier van justitie daarentegen stelt dat de opgeëiste persoon een adresinstructie heeft ontvangen en dat het aan hemzelf te wijten is dat hij niet op de hoogte was.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. De rechtbank heeft daarom besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen, zodat nadere informatie kan worden verkregen van de uitvaardigende justitiële autoriteit. De zaak moet opnieuw op zitting worden gebracht voor het verstrijken van de beslistermijn op 2 maart 2022, en de rechtbank heeft bevolen de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk in te stellen voor een nog vast te stellen datum.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751367-21 (EAB I)
RK nummer: 21/6515
Datum uitspraak: 3 februari 2022
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 6 december 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 1 februari 2021 door de
Regional Court in Piotrków Trybunalski(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 20 januari 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.A. Kaarls, advocaat te Den Haag, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
final judgementvan de
District Court in Bełchatówvan 6 augustus 2019 (II K 648/19).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 8 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering zou moeten worden geweigerd, omdat uit het EAB niet duidelijk volgt of de opgeëiste persoon daadwerkelijk op de hoogte was van het proces dat ten grondslag ligt aan het vonnis waarvoor de overlevering wordt verzocht. Uit het EAB blijkt onvoldoende duidelijk dat de oproepen aan de opgeëiste persoon zijn betekend, en er is ook geen verzetsgarantie afgegeven.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. De opgeëiste persoon heeft een zogeheten adresinstructie ontvangen en heeft een adres in Polen en Nederland opgegeven. Het is aan hemzelf te wijten dat hij niet op de hoogte was van het proces.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Het is de rechtbank niet duidelijk of zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan vanwege het volgende.
In het onderdeel d) van het EAB is het volgende vermeld:
“ [opgeëiste persoon] was not present at the hearing on 06 August 2019 in case no. II K 648/19, resulting in the decision. The summons to the hearing was deemed served as a result of the notice to collect it from the post office having been left twice at his declared address.
On 10 may 2019, [opgeëiste persoon] was made aware of the decision to charge him. On the same date [opgeëiste persoon] received a written instruction on the rights and obligations of the suspect in the criminal proceedings. Among other things, he was informed of his obligation to attend each time when summoned by the authority in charge of the proceedings, and to notify of each change of his place of stay for longer than 7 days – art. 75 § 1 and 2 criminal procedure code. Furthermore,he was informed to provide an address to which the correspondence was to be addressed, also in the event of staying abroad or being in custody in relation to any other case, otherwise the correspondence sent to the last known address in Poland would be deemed duly served, and the procedural action or hearing would be held in his absence; failure to provide an address may also make it impossible to lodge a motion or an appeal because of an expiry of the time-limit. Article 132 § 1 and 2 criminal procedure code, article 133 § 2 criminal procedure code, article 138 criminal procedure code, article 139 criminal procedure code.”
De opgeëiste persoon heeft van meet af aan nadrukkelijk verklaard dat hij bij zijn verhoor in Polen twee adressen heeft opgegeven: een in Polen en een in Nederland. Uit de hierboven weergegeven informatie valt echter niet vast te stellen naar welk opgegeven adres de oproepingen voor de zitting zijn verstuurd. De rechtbank ziet daarin dan ook aanleiding om de volgende vragen te (laten) stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
- Welk adres of adressen heeft de opgeëiste persoon tijdens dan wel na zijn verhoor opgegeven?
- Naar welk(e) adres(sen) en op welke datum zijn de oproepen aan de opgeëiste persoon verstuurd?
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het onderzoek heropenen en schorsen ten behoeve van nadere informatie.

4.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor
onbepaalde tijd– met dien verstande dat de zaak voor het verstrijken van de beslistermijn (te weten: 2 maart 2022) opnieuw op zitting moet worden gebracht – teneinde de officier van justitie in gelegenheid te stellen de hiervoor onder 3.1 genoemde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 3 februari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.