Op 3 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Aachen in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 10 december 2021 en betreft een vrijheidsstraf van 1 jaar en 6 maanden, met aftrek van 56 dagen voorarrest. De opgeëiste persoon, geboren in voormalig Joegoslavië en met de Hongaarse nationaliteit, werd bijgestaan door haar raadsman en een tolk tijdens de openbare zitting op 20 januari 2022.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, op de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan, waardoor het onderzoek naar dubbele strafbaarheid niet nodig was. De verdediging heeft geen overtuigende argumenten aangedragen om de overlevering te weigeren, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan, en deze beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW. De zaak is relevant voor de toepassing van Europees strafrecht en de voorwaarden voor overlevering binnen de EU.