ECLI:NL:RBAMS:2022:911
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid bestuursrechter inzake Interpol-signalering en bezwaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het Openbaar Ministerie. De rechtbank ontving op 25 oktober 2021 een beroepschrift van de eiser, die bezwaar maakte tegen een signalering bij Interpol die door verweerder was uitgezet. De eiser stelde dat deze signalering in strijd was met de Interpol-constitutie en dat de beslissing van verweerder op basis van valse en misleidende informatie was genomen. Verweerder had op 30 december 2021 een verweerschrift ingediend en de relevante stukken overgelegd.
De rechtbank heeft het onderzoek in de zaak gesloten, omdat voortzetting niet nodig was. De bestuursrechter verklaarde zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen, aangezien de kwestie niet onder de reikwijdte van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) viel. De rechtbank benadrukte dat de signalering door Interpol geen juridische status creëert en dat de bepalingen van de Awb niet van toepassing zijn op de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Eiser had geen griffierecht hoeven betalen en er was geen reden voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens waren met de uitspraak. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een Wob- of inzageverzoek, en dat de bestuursrechter zich onbevoegd verklaarde om van het beroep kennis te nemen.