ECLI:NL:RBAMS:2022:884

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 511
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor verplaatsen uitweg in Diemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], wonende te Diemen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen. De zaak betreft de weigering van een omgevingsvergunning voor het verplaatsen van een bestaande uitweg. Het college heeft de aanvraag van [eiseres] afgewezen op 26 juni 2020 en het bezwaar ongegrond verklaard op 15 december 2020. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 6 december 2021, waar [eiseres] werd bijgestaan door haar gemachtigde en mr. R. Kramer, terwijl het college vertegenwoordigd was door zijn gemachtigden.

De rechtbank oordeelde dat het college terecht de omgevingsvergunning heeft geweigerd, omdat het verplaatsen van de uitweg de structuur van de straat zou doorbreken en afbreuk zou doen aan de ruimtelijke belevingswaarde van het gebied. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestaande situatie geen verkeersonveiligheid met zich meebrengt en dat de weigering van de vergunning in overeenstemming is met de beleidsregels en het bestemmingsplan. De rechtbank heeft de argumenten van [eiseres] dat er geen sterke afbreuk aan de ruimtelijke belevingswaarde zou zijn, verworpen. De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen en verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en de beleidsruimte die het college heeft bij het nemen van besluiten over omgevingsvergunningen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/511

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Diemen, eiseres

(gemachtigde: mr. A.J.F. Gonesh),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen, verweerder

(gemachtigden: mr. M. van der Dong en mr. D.C. van der Vecht).
Partijen worden hierna [eiseres] en het college genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 26 juni 2020 (het primaire besluit) heeft het college de aanvraag van [eiseres] om een omgevingsvergunning voor het verplaatsen van een bestaande uitweg afgewezen.
Met een besluit van 15 december 2020 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 6 december 2021. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en mr. R. Kramer. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. [eiseres] is eigenaar van het perceel op de [adres] te Diemen. [eiseres] heeft een aanvraag bij het college ingediend om een omgevingsvergunning voor het verplaatsen van de bestaande uitweg aan de [adres] te Diemen. Het gaat om het verplaatsen van de uitweg met enkele meters zodat de uitweg tegenover de garage komt te liggen in plaats van tegenover de carport. [eiseres] parkeert haar eigen auto in de garage en heeft een carport voor de auto’s van bezoekers.
2. Het gaat in deze zaak om de activiteit een uitweg maken, hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen zoals in artikel 2.2, eerste lid, onder e van de Wabo [1] staat beschreven. Het toetsingskader dat van toepassing is wordt bepaald in artikel 2.18 van de Wabo. Hierin wordt bepaald dat een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn vastgesteld in de betrokken verordening. In de APV [2] is in artikel 2.12, eerste lid, bepaald dat het verboden is zonder een vergunning verandering te brengen in een bestaande uitweg. In artikel 2.12, derde lid onder c, van de APV is onder andere opgenomen dat een vergunning kan worden geweigerd in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving. In de beleidsregel [3] zijn de weigeringsgronden verder omschreven. Op grond van artikel 2, derde lid, onder b van de beleidsregel moet het gaan om een sterke afbreuk aan de ruimtelijke belevingswaarde van het gebied. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Plantage de Sniep’.
3. Het college heeft het bezwaar van [eiseres] onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 8 december 2020, ongegrond verklaard. Het college heeft de omgevingsvergunning geweigerd in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving. Volgens het college is het onwenselijk om de uitrit te verplaatsen aangezien dan de structuur van de straat wordt doorbroken. Het college stelt dat hierdoor sprake is van een onevenredige afbreuk aan het uiterlijk aanzien van de omgeving. Daarbij is volgens het college in de huidige situatie geen sprake van verkeersonveiligheid op grond van de CROW [4] -normen. Volgens het college is de bestaande situatie de enige toegestane afwijking van het beeldkwaliteitsplan en het kavelpaspoort in de straat. Bij andere bewoners in de straat gaat het om minimale afwijkingen (maximaal één meter vanaf de kavelgrens) waardoor de structuur van de straat niet wordt doorbroken.
Standpunt [eiseres]
4. [eiseres] voert aan dat er geen sprake is van een sterke afbreuk aan de ruimtelijke belevingswaarde. Het college heeft niet toegelicht in hoeverre de twee kleine stukken groene zoom en de twee extra grote stukken groene zoom effect hebben op de ruimtelijke belevingswaarde. Bovendien is de structuur van de straat nergens vastgelegd en is daar al van afgeweken. [eiseres] voert verder aan dat het college de grondslag ten aanzien van de stukken groene zoom niet kan gebruiken, omdat de vergunning niet geweigerd is ter bescherming van de groenvoorziening. Volgens het beeldkwaliteitsplan behoort het onderbreken van de groene zoom tot de mogelijkheden zolang een onderbreking zo min mogelijk gebeurt. In het onderhavige geval gaat het niet om een extra onderbreking, maar een verplaatsing van de onderbreking. Volgens [eiseres] stelt het beeldkwaliteitsplan geen eisen aan de wijze van onderbreking van de groene zoom. Bovendien heeft het college zich zelf ook niet gehouden aan het beeldkwaliteitsplan, er zijn meer parkeerplaatsen gerealiseerd. [eiseres] licht toe dat het weigeren van de omgevingsvergunning wegens de uniformiteit van de straat onevenredig is. [eiseres] komt met het verplaatsen van de uitweg namelijk ook op voor het algemeen belang, omdat het verplaatsen van de uitweg veiliger is. De [laan 1] is dermate smal dat [eiseres] moet manoeuvreren, dit zorgt voor verkeersonveiligheid. [eiseres] stelt in twijfel of het onderzoek op grond van de CROW-normen wel door een verkeersdeskundige is verricht. Bovendien is de straat nu eenrichtingsverkeer, dit is niet meegenomen in het onderzoek. Daarbij zijn de CROW-normen abstract en bekijken niet de gehele verkeerssituatie in de straat. Volgens [eiseres] is er sprake van een onzorgvuldige voorbereiding en een geschonden vertrouwen. [eiseres] mocht er namelijk op vertrouwen dat voor haar geen andere uitleg en toepassing van het beeldkwaliteitsplan zou worden toegepast.
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank stelt voorop dat het college, gelet op het bepaalde in artikel 2.12, derde lid onder c, van de APV, bij zijn besluitvorming over een aanvraag als hier aan de orde beleidsruimte heeft. Dat wil zeggen dat de rechter dient te beoordelen of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen om de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren.
6. De rechtbank stelt eerst vast dat in het zogenaamde kavelpaspoort, opgemaakt in het kader van het bestemmingsplan, het volgende staat opgemerkt ten aanzien van toegangen tot de kavels: “Toegangen tot de kavels bevinden zich uitsluitend aan de korte zijden van de kavels, maximaal één ontsluiting per kavel. Ten aanzien van de opritten verdient het de voorkeur om de opritten van twee aan elkaar grenzende kavels te combineren, tenzij er een aanleiding bestaat om hiervan af te wijken. De groene zoom rondom de kavels -gesitueerd op openbaar gebied- hoeft dan zo weinig mogelijk te worden doorbroken.” Dit is in de [laan 1] gerealiseerd door de toegangen (uitwegen) steeds te realiseren aan de kavelgrenzen, zij het dat een uitweg in de praktijk maximaal één meter van de perceelsgrens kon worden gerealiseerd. Uit de tekeningen in het dossier en het bekijken van de situatie ter zitting met behulp van Street View heeft de rechtbank vastgesteld dat het college in de [laan 1] voornoemd uitgangspunt consistent en uniform heeft toegepast. Het gaat steeds om een structuur waarin in het midden van twee stukken groene zoom een openbare parkeerplaats ligt en de uitwegen steeds liggen aan dan wel zeer nabij de kavelgrenzen. Het door [eiseres] aangehaalde beeldkwaliteitsplan biedt geen (verder) uitgewerkte normen voor de locatie van uitwegen.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in redelijkheid tot zijn besluit kunnen komen om de omgevingsvergunning te weigeren omdat er sprake is van een sterke afbreuk aan de ruimtelijke belevingswaarde van het gebied. De rechtbank vindt dat het straatbeeld van de [laan 1] een duidelijke structuur heeft. In deze straat gaat het steeds om twee grote stukken groene zoom met een openbare parkeerplaats in het midden daarvan en alle uitwegen liggen aan dan wel zeer nabij de kavelgrens. De rechtbank kan de redenering van het college volgen dat bij het verplaatsen van de uitweg deze structuur zal worden doorbroken. Wanneer de uitweg wordt verschoven zal de parkeerplaats ook moeten worden verschoven en ontstaan er twee kleine stukken groene zoom en twee grote stukken groene zoom. Bovendien zal de uitweg dan niet langer nabij de kavelgrens liggen. [eiseres] heeft ten aanzien van de onderbreking van de structuur van de straat gewezen op de structuur van de [laan 2] . Deze straat ligt parallel aan de [laan 1] . Op zitting is geconstateerd dat in deze straat ook kleine stukken groene zoom liggen. Het college heeft toegelicht dat dit wordt veroorzaakt doordat er in de [laan 2] tien kavels zijn in plaats van negen kavels zoals in de [laan 1] . Hierdoor zijn er in de [laan 2] dus meer uitwegen over dezelfde lengte van de straat. De rechtbank stelt daarbij vast dat ook in de [laan 2] sprake is van dezelfde structuur waarin weliswaar soms een klein stuk groene zoom wordt afgewisseld met een groter stuk groene zoom, maar daartussen een openbare parkeerplaats ligt en de uitwegen steeds aan dan wel nabij de kavelgrens liggen. Hierin ligt volgens de rechtbank dan ook het verschil met de aanvraag van [eiseres] waarbij de uitweg van [eiseres] naar aanleiding van het verplaatsen van de uitweg niet langer aan of nabij de kavelgrens zou liggen.
Verkeersveiligheid
8. Ten aanzien van de verkeersveiligheid overweegt de rechtbank dat uit het rapport van de verkeersdeskundige volgt dat [eiseres] op een veilige manier haar perceel kan op- en afrijden. Uit dit rapport volgt bovendien dat zij ook haar garage veilig in en uit zou moeten kunnen rijden. De rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen, aangezien [eiseres] geen stukken heeft overgelegd waaruit anders blijkt.
Zorgvuldigheidsbeginsel en belangenafweging
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college het bestreden besluit met inachtneming van het zorgvuldigheidsbeginsel genomen. Dit blijkt ook uit de brief van
21 januari 2020 waarin de consequenties van de aanvraag voor [eiseres] zijn toegelicht. De beroepsgrond dat het college een andere belangenafweging had moeten maken kan ook niet slagen. De rechtbank begrijpt dat [eiseres] zelf graag een andere uitkomst had gezien, maar gelet op de ruimte die het college toekomt en hetgeen hiervoor door de rechtbank is overwogen maakt dat de belangenafweging niet onjuist is. Het college heeft dus in redelijkheid kunnen komen tot een weigering van de omgevingsvergunning.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door [eiseres] betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen.

Voetnoten

1.Voluit: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
2.Voluit: Algemene Plaatselijke Verordening Diemen 2015.
3.Voluit: Beleidsregel voor het maken of veranderen van een uitweg gemeente Diemen.
4.Voluit: Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek.