In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], wonende te Diemen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen. De zaak betreft de weigering van een omgevingsvergunning voor het verplaatsen van een bestaande uitweg. Het college heeft de aanvraag van [eiseres] afgewezen op 26 juni 2020 en het bezwaar ongegrond verklaard op 15 december 2020. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 6 december 2021, waar [eiseres] werd bijgestaan door haar gemachtigde en mr. R. Kramer, terwijl het college vertegenwoordigd was door zijn gemachtigden.
De rechtbank oordeelde dat het college terecht de omgevingsvergunning heeft geweigerd, omdat het verplaatsen van de uitweg de structuur van de straat zou doorbreken en afbreuk zou doen aan de ruimtelijke belevingswaarde van het gebied. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestaande situatie geen verkeersonveiligheid met zich meebrengt en dat de weigering van de vergunning in overeenstemming is met de beleidsregels en het bestemmingsplan. De rechtbank heeft de argumenten van [eiseres] dat er geen sterke afbreuk aan de ruimtelijke belevingswaarde zou zijn, verworpen. De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen en verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en de beleidsruimte die het college heeft bij het nemen van besluiten over omgevingsvergunningen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.