8.3.De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Allereerst heeft hij een medewerker van [stichting] mishandeld door hem een kopstoot tegen het hoofd te geven. Als gevolg daarvan heeft die medewerker een lichte hersenschudding opgelopen. Verder heeft verdachte zware vernielingen in zijn kamer bij [stichting] aangericht, zoals het los rukken van de radiator waardoor water vrij is gekomen. Verder heeft verdachte ook in de badkamer een ravage aangericht door onder andere de badkamerdeur volledig af te scheuren en de wc-bril los te trekken. Verdachte heeft daardoor overlast en financiële schade veroorzaakt voor de kliniek. Maar het meest ernstige feit is de brandstichting in zijn kamer. Brandstichting is uitermate gevaarlijk gedrag. Door de brand ontstond, naast het risico op verbranding van meubels en andere goederen in zijn kamer, ook het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de medepatiënten en het aanwezige personeel van de kliniek. Verder zorgt een dergelijke brandstichting voor grote onrust en overlast voor het personeel en de patiënten van de kliniek.
Uit de rapportages die zijn opgemaakt door de deskundigen F.S. van Huis, psycholoog, en E. Kuiper, psychiater van respectievelijk 21 en 29 juli 2021 en de aanvullingen daarop van respectievelijk 5 en 6 april 2022) blijkt dat bij verdachte sprake is van autismespectrumstoornis, een depressieve stoornis en een stoornis in het gebruik van cocaïne en amfetamine. Beide deskundigen hebben geadviseerd om het ten laste gelegde in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten die tot een andere conclusie zouden moeten leiden en neemt dit advies van de deskundigen over.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld welke afdoening in de zin van een straf en/of maatregel passend en geboden is en het meest recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte. Bij het beantwoorden van die vraag heeft de rechtbank onder andere gekeken naar het strafblad van verdachte en de rapportages die over hem zijn opgemaakt.
Uit het strafblad van verdachte van 6 juli 2021 blijkt dat hij in 2013 is veroordeeld in verband met poging tot verkrachting. Verder staan er een aantal transacties op zijn strafblad. Uit het reclasseringsadvies van 22 april 2022 en de eerder genoemde rapportages van zowel de psychiater als de psycholoog, blijkt dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Dit heeft te maken met de complexe en chronische problematiek van verdachte. De beide deskundigen zijn in hun adviezen van juli 2021 in eerste instantie tot het advies TBS met dwangverpleging gekomen. In hun aanvullende rapportages van april 2022 adviseren zij beiden TBS met voorwaarden. Uit de rapportage van psycholoog Van Huis blijkt onder meer het volgende:
Eerder heeft onderzoeker een TBS met dwangverpleging geadviseerd, met name vanwege de zorg dat betrokkene wel gemotiveerd is, maar onvoldoende in staat zich langdurig aan een TBS met voorwaarden te houden. In het aanvullende onderzoek is overwogen of een TBS met voorwaarden nu toch haalbaar wordt geacht. De voornaamste zorgen betreffen betrokkenes verslaving, moeite spanning en frustratie te reguleren en zijn weerstand tegen medicatie. Het feit dat betrokkene bij verbetering van zijn klachten geneigd is om zijn medicatie te willen veranderen, staat stabiliteit in de weg. Anderzijds toont betrokkene zich zeer gemotiveerd om mee te werken aan behandeling, heeft hij aangetoond in staat te zijn een samenwerkingsrelatie met hulpverlening aan te gaan en zich te conformeren aan afspraken over medicatiegebruik. Hij is niet teruggevallen in gebruik en impulsdoorbraken en agressie zijn significant minder aanwezig sinds betrokkenes tijd in het PPC. Hij denkt actief mee over zijn behandeling en problematiek. Dit wijst op een positieve ontwikkeling (..) en onderstreept dat betrokkene op de LIZ niet op zijn plek zat. Hij heeft baat bij een gestructureerde, beveiligde forensische omgeving. Al met al meent onderzoeker dat de benodigde behandeling kan plaatsvinden in het kader van een TBS met voorwaarden.
Ook psychiater Kuiper acht TBS met voorwaarden als strafrechtelijk kader inmiddels mogelijk, indien rekening wordt gehouden met een langdurig traject, zeer terughoudend wordt omgegaan met vrijheden en verdachte trouw zijn medicatie blijft innemen. De reclassering heeft in haar advies van 22 april 2022 voorwaarden opgesteld die kunnen worden opgelegd in het kader van TBS met voorwaarden. Verdachte heeft zich bereid verklaard om zich aan die voorwaarden te houden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van een TBS-maatregel is voldaan: het bewezen geachte feit is een misdrijf waarop de wet een gevangenisstraf van vier jaren of meer stelt, tijdens het begaan van het feit bestond bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van deze maatregel.
De rechtbank overweegt dat onder andere een ernstig strafbaar feit – brandstichting – is bewezenverklaard en dat verdachte een complexe persoonlijkheidsproblematiek heeft. Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met de oplegging van een zorgmachtiging. De rechtbank verwijst naar hetgeen de psycholoog hierover heeft opgeschreven in haar rapportage van 5 april 2022:
Onderzoeker is ten tijde van de aanvullende rapportage nog steeds van mening dat een zorgmachtiging onvoldoende toereikend is ter vermindering van het recidiverisico, gezien het chronische karakter van de stoornis en het feit dat forensische expertise benodigd is om het risico op toekomstig delictgedrag te beperken.
Alles overwegende, is de rechtbank van oordeel dat TBS met voorwaarden passend en geboden is en zal zij dit opleggen. Nu voor verdachte nog geen passende plek in een kliniek is gevonden, zal de rechtbank op verzoek van de reclassering als aanvullende voorwaarde opnemen dat verdachte zijn medewerking dient te verlenen aan een verblijf in het kader van een overbruggingsvoorziening. De rechtbank overweegt dat het gelet op de problematiek van verdachte wenselijk zou zijn wanneer hij ter overbrugging in het [detentieadres] kan blijven.
Daarnaast veroordeelt de rechtbank verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden, met aftrek van voorarrest.
Tevens zal de rechtbank bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is. De rechtbank overweegt hierbij dat er sprake is van een recidiverisico en dat vanwege de ernst van de persoonlijkheidsstoornissen en de noodzakelijke vloeiende overgang tussen de beëindiging van de voorlopige hechtenis en de TBS met voorwaarden nodig is dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
De rechtbank stelt ten slotte vast dat in de bewezenverklaring geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Zij heeft immers overwogen dat van de brand geen levensgevaar voor anderen te duchten was en heeft verdachte om die reden partieel vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging. De TBS is daarom, in het geval de TBS met voorwaarden in de toekomst alsnog wordt omgezet naar een TBS met verpleging van overheidswege, beperkt tot de maximale periode van vier jaren.
De deskundigen en de reclassering hebben geadviseerd om naast TBS met voorwaarden, ook de GVM-maatregel op te leggen. Uit de rapportage van de psycholoog volgt onder meer:
Juist wanneer de rechter besluit om een maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen, wordt geadviseerd om de GVM mee te nemen in het advies. De verwachting is immers dat betrokkene langdurig begeleiding en toezicht nodig zal hebben, gezien de chronische aard van zijn autismespectrumstoornis en de ernst van zijn verslaving. Een GVM maakt het mogelijk om, wanneer het TBS kader afloopt, hem zo nodig langer te begeleiden en toezicht op bepaalde voorwaarden (zoals medicatie en abstinentie) te houden. Een GVM sluit hiermee goed aan op de zorgen die bestaan bij het kiezen voor een TBS met voorwaarden, waardoor toch de benodigde bescherming kan worden geboden.
De rechtbank stelt vast dat voldaan is aan de voorwaarden voor het opleggen van een
GVM-maatregel. Verdachte wordt namelijk ter beschikking gesteld als bedoeld in de artikelen 37a en 38 Sr. Ook is het ter bescherming van de algemene veiligheid van anderen nodig dat na de TBS gedragsbeïnvloedende en/of vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden. De rechtbank zal dan ook de GVM-maatregel opleggen.