Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser was laatstelijk werkzaam als senior servicedeskmedewerker voor gemiddeld 38,51 uur per week. Vanuit de situatie dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, heeft eiser zich op 14 januari 2019 ziek gemeld. Daarna heeft hij een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen. Nadat eiser de maximale duur van zijn ziektewetuitkering had bereikt, heeft verweerder medisch en arbeidskundig onderzoek verricht om te bezien of eiser recht heeft op een WIA-uitkering.
2. Van de actuele belastbaarheid van eiser heeft de arts van verweerder op
13 april 2021 een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. De bevindingen van het medisch onderzoek zijn neergelegd in het rapport van 13 april 2021 die door een verzekeringsarts getoetst en akkoord is bevonden. In het rapport van 20 april 2021 heeft de primaire arbeidsdeskundige het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 58,46%. Met het primaire besluit heeft verweerder aan eiser een WIA-uitkering toegekend, omdat eiser per 11 januari 2021 58,46% arbeidsongeschikt is bevonden.
3. Naar aanleiding van het bezwaar van eiser heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische situatie van eiser heroverwogen en de bevindingen vastgelegd in het rapport van 7 september 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanleiding gezien om af te wijken van het oordeel van de primaire arts en de FML aan te passen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 9 september 2021 opnieuw functies geselecteerd die eiser volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kan uitvoeren. Op grond daarvan heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep eiser 65,68% arbeidsongeschikt geacht.
4. Verweerder heeft het bezwaar van eiser daarom met het bestreden besluit gegrond verklaard. Verweerder heeft eiser per 11 januari 2021 een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend en de mate van arbeidsongeschiktheid per die datum vastgesteld op 65,68%. Verweerder heeft vervolgens geconcludeerd dat deze uitkering per 27 mei 2021 wijzigt in een WGA-vervolguitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%.
5. Eiser stelt zich allereerst op het standpunt dat het dagverhaal zoals weergegeven door de primaire arts geen goed beeld heeft geschetst van de dagbesteding van eiser. Eiser betoogt verder dat hij door zijn psychische en fysieke klachten, in combinatie met de ernstige vermoeidheidsklachten door slaapproblemen en medicijngebruik, (nog) niet in staat is werkzaamheden te verrichten. Re-integratiebureau Re-Queeste heeft ook geoordeeld dat eiser geen re-integratieactiviteiten kan uitoefenen, waardoor in ieder geval moet worden getwijfeld aan de beoordeling van de verzekeringsarts. Eiser betoogt daarnaast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende beperkingen heeft aangenomen. Tot slot betoogt eiser dat hij de geselecteerde functies door zijn ernstige vermoeidheidsklachten, concentratieproblemen en agressieregulatieprobleem niet kan uitoefenen. Eiser heeft de rechtbank tot slot verzocht een deskundige te benoemen.
De beoordeling van de rechtbank
6. De rechtbank moet in deze procedure de vraag beantwoorden of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 11 januari 2021 op goede gronden heeft vastgesteld op 65,68%.
7. Verweerder mag zich in principe baseren op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep als deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen. Als rapporten aan deze voorwaarden voldoen, is het aan eiser om aannemelijk te maken dat de over hem opgestelde rapporten niet juist zijn. De rechtbank beoordeelt hieronder of de medische en arbeidskundige rapporten aan de voorwaarden voldoen.
De medische grondslag van het besluit
8. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze is verricht en voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Na het bereiken van de maximale duur van de ziektewetuitkering van eiser is het onderzoek afgenomen door een arts die in dit kader het dossier en de door haar ontvangen informatie heeft bestudeerd. De arts heeft daarnaast een telefonische hoorzitting met eiser bijgewoond. De primaire arts heeft hierbij alleen psychisch onderzoek verricht, omdat geen sprake was van lichamelijke klachten. Het rapport van de arts is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts. Vervolgens heeft in de bezwaarfase een verzekeringsarts bezwaar en beroep het verzekeringsgeneeskundig onderzoek afgenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw alle (medische) stukken bekeken en beoordeeld. Hij heeft de dossiergegevens en de bezwaarschriften bestudeerd. Hij heeft verder een telefonische hoorzitting, in de vorm van een conference-call, met eiser bijgewoond. Tot slot heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gegevens van derden ontvangen en bij zijn beoordeling betrokken. Dat het dagverhaal, zoals door de primaire arts opgesteld, geen goed beeld schetst van de dagbesteding van eiser wordt niet ondersteund door de gegevens van derden en is evenmin terug te leiden naar objectieve medische gegevens. Het betoog van eiser slaagt daarom niet.
9. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om de rapporten van de verzekeringsartsen niet consistent of niet concludent te achten, dan wel de medische beoordeling voor onjuist te houden. De vraagt ligt voor in hoeverre de klachten van eiser gevolgen moeten hebben voor zijn belastbaarheid.
10. De rechtbank is allereerst van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep navolgbaar heeft gemotiveerd dat eiser benutbare mogelijkheden heeft. Dat eiser volledig arbeidsongeschikt is op medische gronden volgt de rechtbank daarom niet. Eiser heeft geen gronden of stukken aangedragen die aanleiding geven tot twijfel aan de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dat re-integratiebureau Re-Queeste van oordeel is dat eiser geen re-integratiewerkzaamheden kan uitoefenen, doet aan dit oordeel niet aan af omdat dat niet wordt ondersteund door objectieve medische gegevens.
11. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. Het is de rechtbank niet gebleken dat de verzekeringsartsen de medische beperkingen van eiser onvoldoende hebben onderkend. Het is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep duidelijk dat eiser te maken heeft met een psychisch ziektebeeld waardoor sprake is van verminderd psychisch functioneren. Eiser heeft klachten van somberheid en angst in de vorm van PTSS en hij heeft last van een persoonlijkheidsstoornis. Dit heeft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep te maken met de aanzienlijke problemen waar eiser al mee te maken heeft sinds zijn jeugd. Dit maakt dat hij kwetsbaar is. Gelet op deze kwetsbaarheid is er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep reden om meer beperkingen aan te nemen en een grotere urenbeperking te stellen door de energetische belemmeringen en vanwege preventieve redenen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser daarom voor maximaal vier uur per dag belastbaar geacht.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 11 november 2021 gereageerd op het beroep van eiser. Deze verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat er abusievelijk geen beperking is opgenomen ten aanzien van persoonlijk risico. Hoewel eiser zijn medicatie onregelmatig gebruikt en de dosering niet hoog is, is toch een beperking aan de orde voor persoonlijk risico en beroepsmatig vervoer, omdat mogelijk bijwerkingen kunnen optreden.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 21 april 2022 gereageerd op de aanvullende beroepsgronden van eiser en de door hem overgelegde medische informatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat de huidige brieven geen nieuwe inzichten geven ten aanzien van de inhoud van de problematiek. Voor de genoemde klachten zijn al beperkingen opgenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook geconcludeerd dat de tweede brief vragen heeft opgeroepen over een mogelijke toename van de klachten van eiser. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dan ook geconcludeerd dat er geen aanleiding is om op medische gronden een andere beslissing te nemen ten aanzien van de situatie op de datum in geding. Wel is er reden voor een herbeoordeling door de primaire afdeling gericht op een recentere datum, aldus deze verzekeringsarts.
14. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening heeft gehouden met de vermoeidheidsklachten van eiser. De verzekeringsarts heeft in de FML van 7 september 2021 ten aanzien van de rubriek ‘Persoonlijk functioneren’ onder het beoordelingspunt ‘Specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid’ meerdere beperkingen aangenomen en deze voorzien van (toelichtende) opmerkingen die maken dat de belasting van de te duiden functies is afgestemd op eisers vermoeidheidsklachten. Voor het aannemen van de aanvullende beperkingen die eiser heeft aangevoerd ten aanzien van de rubrieken ‘Dynamische houdingen’ en ‘Statische houdingen’ ziet de rechtbank geen grond omdat daarvoor objectieve medische gegevens ontbreken. In de FML van 11 november 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep vervolgens in de rubriek ‘Persoonlijk functioneren’ een extra beperking aangenomen voor werk zonder verhoogd persoonlijk risico en in de rubriek ‘Sociaal functioneren’ twee extra beperkingen met betrekking tot vervoer.
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee inzichtelijk en begrijpelijk gemotiveerd hoe zij de beperkingen van eiser heeft vastgesteld. Er bestaat dan ook geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
16. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML in beroep gewijzigd door hierin extra beperkingen aan te nemen. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat de medische onderbouwing van het bestreden besluit gebrekkig is geweest, maar dat dit gebrek in de beroepsfase is hersteld. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet is benadeeld door dit gebrek. Ook als dit gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou namelijk een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen. De rechtbank zal het gebrek in het bestreden besluit daarom met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeren.
De arbeidskundige grondslag van het besluit
17. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de FML van 11 november 2021. De rechtbank is niet gebleken dat de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functies in medisch opzicht voor eiseres niet passend zouden zijn. Daar waar sprake is van signaleringen en mogelijke overschrijdingen, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende onderbouwd waarom de geduide functies geschikt zijn voor eiser.
18. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk.
19. De toepassing van artikel 6:22 van de Awb geeft aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een
wegingsfactor 1). Ook zal de rechtbank verweerder opdragen het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- aan hem te vergoeden.