ECLI:NL:RBAMS:2022:8626

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
C/13/722674 / HA ZA 22-730
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtsmacht en toepasselijk recht in geschil over koopovereenkomst van aandelen

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is een verstekvonnis uitgesproken op 23 november 2022 in een geschil tussen een eiser, wonende in India, en een gedaagde, die vermoedelijk in Turkije verblijft. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. U. Özcan, vorderde een verklaring voor recht en andere maatregelen met betrekking tot de koopovereenkomst van aandelen. De rechtbank moest eerst de rechtsmacht beoordelen, aangezien de gedaagde geen vestigingsplaats had binnen een EEX-staat. De rechtbank concludeerde dat zij rechtsmacht had op basis van de overeenkomst tussen partijen, waarin was bepaald dat de rechtbank in Amsterdam bevoegd was.

Vervolgens beoordeelde de rechtbank het toepasselijke recht, waarbij werd vastgesteld dat de partijen Nederlands recht hadden gekozen in hun overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat de gevorderde verklaring voor recht door de eiser na de toewijzing van andere vorderingen geen belang meer had en wees deze af. De overige vorderingen werden toegewezen, met enkele juridische verbeteringen. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.004,43 werden begroot.

In de beslissing gebiedde de rechtbank de gedaagde om ervoor te zorgen dat hij per 1 juli 2022 niet langer als bestuurder en enig aandeelhouder van A.B.I. woonwinkel B.V. ingeschreven staat. Daarnaast werd de gedaagde verboden om zich als bestuurder van de B.V. naar buiten toe te presenteren en werden verdere maatregelen getroffen met betrekking tot de aandelen en de inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/722674 / HA ZA 22-730
Vonnis van 23 november 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] (India),
eiser,
advocaat mr. U. Özcan te 's-Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
zonder bekende woon- en verblijfplaats in Nederland, doch vermoedelijk blijvende te Turkije, voor deze zaak nadrukkelijk woonplaats te hebben gekozen te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 oktober 2022,
  • de akte uitlating van eiser.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Rechtsmacht

2.1.
Het geschil heeft internationale aspecten, zodat de rechtbank eerst moet beoordelen of zij rechtsmacht heeft. Aangezien gedaagde geen vestigingsplaats heeft op het grondgebied van een EEX-staat, is niet de Herschikte EEX-Verordening maar de regeling van rechtsmacht uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van toepassing.
2.2.
In artikel 8 lid 1 Rv is bepaald dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft indien partijen met betrekking tot een bepaalde rechtsbetrekking die tot hun vrije bepaling staat bij overeenkomst een Nederlandse rechter hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen welke naar aanleiding van die rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, tenzij daarvoor geen redelijk belang aanwezig is. Nu uit artikel 4.2 van de overgelegde koopovereenkomst van aandelen volgt dat uitsluitend de rechtbank in Amsterdam bevoegd is kennis te nemen van onderhavig geschil, is de rechtbank bevoegd.
Toepasselijk recht
2.3.
Beoordeeld moet worden welk recht van toepassing is. Dit moet de rechtbank beoordelen aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I-Verordening).
2.4.
Blijkens artikel 4.1 van de koopovereenkomst van aandelen zijn partijen overeengekomen dat geschillen over de overeenkomst worden beheerst door Nederlands recht. Aldus is sprake van een rechtskeuze door partijen op de voet van artikel 3 lid 1 Rome I en is Nederlands recht van toepassing op het onderhavige geschil.
De verdere beoordeling
2.5.
Bij de gevorderde verklaring voor recht heeft eiser na de toewijzing van het gevorderde onder (iii) en (iv) van het petitum van de dagvaarding geen belang meer, zodat deze gevorderde verklaring zal worden afgewezen.
2.6.
Het gevorderde komt de rechtbank voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt – met een enkele juridische of taalkundige verbetering - worden toegewezen.
2.7.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding € 127,43
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
563,00(1,0 punt × tarief € 563,00)
Totaal € 1.004,43

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
gebiedt gedaagde ervoor zorg te dragen dat gedaagde per 1 juli 2022 niet langer als bestuurder en enig aandeelhouder van A.B.I. woonwinkel B.V. inschreven staat,
3.2.
gebiedt gedaagde zich niet langer als bestuurder van A.B.I. woonwinkel B.V. naar buiten toe als zodanig te presenteren en geen bestuursbesluiten meer te nemen, meer in het bijzonder inzake het bezwaren, de verkoop en levering van aandelen in ABI aan derden anders dan eiser,
3.3.
bepaalt dat dit vonnis overeenkomstig artikel 3:300 Burgerlijk Wetboek in de plaats treedt van het besluit tot uittreden van gedaagde als bestuurder en dat dit vonnis in de plaats zal treden van de notariële leveringsakte inzake de levering van de door gedaagde gehouden aandelen in A.B.I. woonwinkel B.V. aan eiser per 1 juli 2022,
3.4.
bepaalt dat dit vonnis overeenkomstig artikel 3:300 Burgerlijk Wetboek in de plaats zal treden van de toestemming/instructie van gedaagde om gedaagde bij de kamer van koophandel uit te schrijven per 1 juli 2022 als enig aandeelhouder en bestuurder van A.B.I. woonwinkel B.V. en eiser in te schrijven per 1 juli 2022, op vertoon van dit vonnis door eiser bij de kamer van koophandel als enig directeur en aandeelhouder van A.B.I. woonwinkel B.V. per die datum,
3.5.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 1.004,43, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.6.
veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.7.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de bepalingen onder 3.1. tot en met 3.5. en 3.7. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.F. de Groot en in het openbaar uitgesproken op
23 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: AAK