Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 19 oktober 2022,
- de akte uitlating van eiser.
2.De beoordeling
Rechtsmacht
563,00(1,0 punt × tarief € 563,00)
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is een verstekvonnis uitgesproken op 23 november 2022 in een geschil tussen een eiser, wonende in India, en een gedaagde, die vermoedelijk in Turkije verblijft. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. U. Özcan, vorderde een verklaring voor recht en andere maatregelen met betrekking tot de koopovereenkomst van aandelen. De rechtbank moest eerst de rechtsmacht beoordelen, aangezien de gedaagde geen vestigingsplaats had binnen een EEX-staat. De rechtbank concludeerde dat zij rechtsmacht had op basis van de overeenkomst tussen partijen, waarin was bepaald dat de rechtbank in Amsterdam bevoegd was.
Vervolgens beoordeelde de rechtbank het toepasselijke recht, waarbij werd vastgesteld dat de partijen Nederlands recht hadden gekozen in hun overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat de gevorderde verklaring voor recht door de eiser na de toewijzing van andere vorderingen geen belang meer had en wees deze af. De overige vorderingen werden toegewezen, met enkele juridische verbeteringen. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.004,43 werden begroot.
In de beslissing gebiedde de rechtbank de gedaagde om ervoor te zorgen dat hij per 1 juli 2022 niet langer als bestuurder en enig aandeelhouder van A.B.I. woonwinkel B.V. ingeschreven staat. Daarnaast werd de gedaagde verboden om zich als bestuurder van de B.V. naar buiten toe te presenteren en werden verdere maatregelen getroffen met betrekking tot de aandelen en de inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.