In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 6 april 2022 een tussenvonnis uitgesproken in de zaak tussen eiseres en gedaagden. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.R. Hendriks, heeft een vordering ingesteld tegen gedaagden, vertegenwoordigd door mr. B. Coskun, met betrekking tot bestuurdersafspraken en de bewijslevering daarvan. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 22 september 2021, waarin gedaagden zijn toegelaten tot bewijslevering over hun stelling dat gedaagde 1 bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst niet wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat Spaceward niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen.
Gedaagden hebben aangegeven zichzelf als getuigen te willen laten horen en aanvullende stukken in te brengen. Eiseres heeft hiertegen ingebracht dat gedaagden niet voldoende gespecificeerd hebben waarover zij als getuigen kunnen verklaren en welke stukken relevant zijn. De rechtbank oordeelt echter dat gedaagden voldoende hebben gedaan om aan de bewijsopdracht te voldoen en dat het verweer van eiseres niet opgaat. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol, zodat gedaagden hun verhinderingen voor het getuigenverhoor kunnen opgeven.
De rechtbank heeft ook bepaald dat partijen uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor alle bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen. De verdere beslissing is aangehouden, en de rechtbank heeft aangegeven dat gedaagden te zijner tijd in de gelegenheid zullen worden gesteld om inhoudelijk te reageren op de nieuwe stelling van eiseres over de oninbaarheid van haar vordering bij Spaceward. Het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. R.H.C. Jongeneel in Amsterdam.