Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 6 april 2022;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor, gehouden op 5 september 2022;
- het proces-verbaal van tegenverhoor, gehouden op 7 november 2022.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een geschil over bestuurdersaansprakelijkheid in het kader van een faillissement. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.R. Hendriks, heeft de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], aangeklaagd. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 6 april 2022, gevolgd door getuigenverhoren op 5 september en 7 november 2022. De kern van het geschil draait om de vraag of [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bij het aangaan van een schikking met Spaceward wisten dat deze niet aan haar verplichtingen kon voldoen. De rechtbank heeft in eerdere rechtsoverwegingen vastgesteld dat de gedaagden bewijs moesten leveren van hun stelling dat zij niet wisten van de onvermogen van Spaceward. De getuigenverklaringen zijn in dit verband cruciaal, waarbij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben verklaard dat zij dachten dat de schikking veilig was, terwijl de eiseres betwist dat dit het geval was. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rol voor verdere akten van de gedaagden en heeft iedere verdere beslissing aangehouden. De uitspraak is gedaan door mr. R.H.C. Jongeneel, met mr. A.A.J. Wissink als griffier, op 21 december 2022.