ECLI:NL:RBAMS:2022:861
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Klaagster niet-ontvankelijk in klaagschrift ex artikel 552a Sv betreffende beslag op woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 maart 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster, geboren in 1978 en woonachtig in Utrecht, heeft een klaagschrift ingediend met betrekking tot het beslag dat gelegd was op het appartementsrecht in de woning die zij samen met haar ex-echtgenoot, [naam 2], bezit. Het klaagschrift is op 22 november 2021 ter griffie ontvangen, waarna het Openbaar Ministerie op 7 december 2021 zijn standpunt heeft kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft op 15 februari 2022 een openbare zitting gehouden waarin de raadsman van klaagster en de officier van justitie zijn gehoord.
Klaagster stelde dat zij belanghebbende is in de zaak, omdat zij mede-eigenaar is van de woning en verzocht om opheffing van het beslag op het aandeel van haar ex-echtgenoot. Het Openbaar Ministerie betoogde echter dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar beklag, omdat er geen beslag meer rustte op haar aandeel in de woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beslag op de woning ten laste van klaagster op 20 januari 2021 is opgeheven en dat klaagster niet de beslagene is in deze procedure. De rechtbank concludeert dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klaagschrift, omdat het beslag op het aandeel van haar ex-echtgenoot haar niet raakt.
De rechtbank heeft de beslissing op 1 maart 2022 openbaar uitgesproken, waarbij klaagster niet-ontvankelijk is verklaard in haar beklag. Tegen deze beslissing staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.