In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 1 september 2022 een mondeling vonnis gewezen in een civiele procedure tussen een vrouw en een man, die in Iran zijn gehuwd op 25 februari 2014. De vrouw vordert de man te veroordelen tot voldoening van de bruidsgave, bestaande uit 200 gouden Bahar-e Azadi munten, ter waarde van € 75.179,--. De man heeft verweer gevoerd, onder andere stellende dat de afspraak over de gouden munten niet rechtsgeldig tot stand is gekomen omdat zijn vader alleen gemachtigd was voor het huwelijk en niet voor de bruidsgave. De rechtbank oordeelt dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn verweer en dat de afspraak over de bruidsgave geldig is conform het Iraanse recht. De rechtbank wijst de vordering van de vrouw toe en veroordeelt de man tot betaling van de bruidsgave binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens worden de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.