ECLI:NL:RBAMS:2022:860

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
13/239561-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift ex artikel 182 lid 6 Sv tegen afwijzing verzoek getuigenverhoor en DNA-onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 maart 2022 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van de verdachte, ingediend op 20 januari 2022, tegen een beslissing van de rechter-commissaris. De verdachte had verzocht om het horen van getuigen en DNA-onderzoek op kledingstukken van de aangeefster. De rechter-commissaris had op 12 januari 2022 het verzoek tot het horen van de stagebegeleider afgewezen, na het verhoor van de aangeefster op 11 januari 2022. De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift gegrond was, omdat het verdedigingsbelang met zich meebracht dat de verdediging in de gelegenheid moest worden gesteld om de getuige te horen. De rechtbank stelde vast dat het verzoek om DNA-onderzoek niet meer mogelijk was en dat het horen van de getuige essentieel was voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster. De rechtbank heeft de rechter-commissaris opgedragen om de stagecoördinator als getuige te horen, en heeft de stukken daartoe in handen van de rechter-commissaris gesteld. Deze beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de rechters de belangen van de verdachte en de noodzaak van een eerlijk proces in overweging hebben genomen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/239561-20
RK: 22/330
Beschikking op het bezwaarschrift ex artikel 182 lid 6 van het Wetboek van Strafvordering van:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. J. van Weers, Kloveniersburgwal 95 te (1011 KB) Amsterdam,
hierna te noemen: de verdachte.

Procesgang

Het bezwaarschrift is op 20 januari 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 15 februari 2022 namens de verdachte zijn (gemachtigd) raadsman en de officier van justitie in besloten raadkamer gehoord.

De inhoud van het bezwaarschrift

Namens de verdachte heeft de raadsman op 19 mei 2021 de rechter-commissaris verzocht onderzoekshandelingen te verrichten, te weten:
  • het horen als getuige van aangeefster [slachtoffer] ;
  • het horen als getuige van stagebegeleider [naam] ;
  • onderzoek DNA op twee kledingstukken van aangeefster.
Bij beslissing van 14 juli 2021 heeft de rechter-commissaris het verzoek tot het horen van de aangeefster toegewezen. De beslissing op het verzoek tot het horen van de stagebegeleider is aangehouden tot na het verhoor van de aangeefster.
DNA onderzoek van de kleding bleek niet meer mogelijk. De plaklaag van de zak waarin het kledingstuk werd bewaard was losgelaten. Hierdoor kon gemakkelijk contaminatie ontstaan en zijn de sporen onbetrouwbaar geworden.
Bij beslissing van 12 januari 2022 heeft de rechter-commissaris, na het verhoor van de aangeefster op 11 januari 2022, het verzoek tot het horen van de stagebegeleider afgewezen.
Het bezwaarschrift richt zich tegen de beslissing van de rechter-commissaris van
12 januari 2022, inhoudende de weigering de door verdachte gewenste onderzoekshandeling te verrichten.

De beschikking van de rechter-commissaris

De beschikking van de rechter-commissaris, waarbij het verzoek om de stagebegeleider [naam] als getuige (hierna: de getuige) te horen is afgewezen, houdt onder meer en voor zover van belang het volgende in.
“Op 5 juli 2021 heeft de rechter-commissaris beslist aangeefster te horen en laten weten nadien te beslissen op het verzoek tot het horen van de stagebegeleider. Ter onderbouwing van het verzoek de heer [naam] te horen heeft de verdediging onder meer aangevoerd dat het voor de verdediging van groot belang is om meer informatie te verkrijgen over onder meer de gevolgen die de aangifte had voor de stage van aangeefster, waarom dit haar laatste kans was, welke andere problemen zich voor hebben gedaan etc. Het verhoor van aangeefster heeft plaatsgevonden op 11 januari 2022. Gezien de inhoud van dat verhoor
waarin de door de verdediging opgeworpen vragen zijn gesteld en beantwoord, zal de rechter-commissaris het verzoek om de stagebegeleider te horen afwijzen.”

Het standpunt van de verdediging

Het bezwaarschrift houdt kort gezegd het volgende in.
“De rechter-commissaris geeft aan dat de vragen welke de verdediging wenst te stellen al zijn beantwoord. Daarmee gaat de rechter-commissaris al op voorhand uit van de betrouwbaarheid van de getuige welke betrouwbaarheid door cliënt/de verdediging betwist wordt.”
De rechtbank begrijpt dat de raadsman met “getuige” aangeefster [slachtoffer] bedoelt.
In raadkamer heeft de raadsman het standpunt van de verdediging als volgt nader toegelicht.
Het is de verklaring van de aangeefster tegen mijn cliënt. Juist vanwege deze één op één situatie is het van belang de verklaring van een derde ten aanzien van de betrouwbaarheid van de aangeefster te betrekken. In eerste instantie heeft het Openbaar Ministerie zich niet verzet tegen het horen van de getuige. De rechter-commissaris heeft vervolgens de beslissing tot het horen van de getuige uitgesteld tot na het horen van de aangeefster en daarna afgewezen. Nu verzet het Openbaar Ministerie zich wel tegen het horen van de getuige. Dat er sprake is van verdedigingsbelang is wel duidelijk. Het gaat om een één op één situatie. De verdediging is al op achterstand gezet omdat de politie het bewijsmateriaal onklaar heeft gemaakt. De verklaring van de getuige bevindt zich niet voor niets in het dossier. De verdediging wenst de getuige te horen om de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster te kunnen toetsen.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift ongegrond verklaard moet worden.
De officier van justitie heeft daartoe in raadkamer aangevoerd dat er geen reden is om te twijfelen aan de verklaring van de aangeefster. Vervolgens heeft de aangeefster in het verhoor bij de rechter-commissaris toegelicht hoe het met haar stage is verlopen.

De beoordeling

Het bezwaarschrift is op 20 januari 2022 ter griffie van deze rechtbank ingediend. Dat is binnen de in artikel 182, zesde lid Sv genoemde termijn van veertien dagen na de beschikking van de rechter-commissaris. Verdachte kan dus worden ontvangen in zijn bezwaar.
De rechtbank Amsterdam is bevoegd van het bezwaarschrift kennis te nemen.
Op grond van de stukken en de behandeling in raadkamer stelt de rechtbank het volgende vast.
In raadkamer heeft de raadsman nader toegelicht waarom de verdediging het nodig acht de getuige te horen voor het vaststellen van de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster.
De verdediging heeft de rechter-commissaris verzocht een aantal onderzoekshandelingen te verrichten. Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen het verrichten van deze onderzoekshandelingen toen niet verzet.
De rechter-commissaris heeft vervolgens in eerste instantie het verzoek tot het horen van de getuige niet afgewezen, maar de beslissing aangehouden tot na het horen van de aangeefster. Het verzochte DNA-onderzoek aan de kleding van de aangeefster bleek niet meer mogelijk.
De rechtbank stelt verder vast dat de aangeefster een voor de verdachte belastende verklaring heeft afgelegd. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het verdedigingsbelang met zich brengt dat de verdediging in de gelegenheid moet worden gesteld de getuige te horen nu het horen van deze getuige relevant kan zijn bij de beantwoording van de vraag naar de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster in deze zaak.
De rechtbank heeft in haar oordeel ook betrokken dat het verzoek van de verdediging van DNA onderzoek aan de kleding niet meer mogelijk is, het Openbaar Ministerie zich in eerste instantie niet heeft verzet, de raadsman na het verhoor van de aangeefster geen mogelijkheid meer heeft gekregen aan de rechter-commissaris een standpunt ten aanzien van de getuige te onderbouwen en het horen van de getuige het enige is wat nog rest wat onderzocht kan worden. Het is dan ook niet onbegrijpelijk dat verdachte de getuige wil horen. Gelet op bovenstaande zal het bezwaarschrift gegrond worden verklaard.

De beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De rechtbank verklaart het bezwaarschrift
gegronden beveelt dat de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze strafzaak, als getuige zal horen:
[naam] , als stagecoördinator werkzaam bij de modeopleiding aan het [naam opleiding] ),
en stelt de stukken daartoe in handen van de rechter-commissaris.
Deze beslissing is op 1 maart 2022 in raadkamer gegeven door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mr. C.M. Degenaar en mr. E. Akkermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.