In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 maart 2022 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van de verdachte, ingediend op 20 januari 2022, tegen een beslissing van de rechter-commissaris. De verdachte had verzocht om het horen van getuigen en DNA-onderzoek op kledingstukken van de aangeefster. De rechter-commissaris had op 12 januari 2022 het verzoek tot het horen van de stagebegeleider afgewezen, na het verhoor van de aangeefster op 11 januari 2022. De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift gegrond was, omdat het verdedigingsbelang met zich meebracht dat de verdediging in de gelegenheid moest worden gesteld om de getuige te horen. De rechtbank stelde vast dat het verzoek om DNA-onderzoek niet meer mogelijk was en dat het horen van de getuige essentieel was voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster. De rechtbank heeft de rechter-commissaris opgedragen om de stagecoördinator als getuige te horen, en heeft de stukken daartoe in handen van de rechter-commissaris gesteld. Deze beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de rechters de belangen van de verdachte en de noodzaak van een eerlijk proces in overweging hebben genomen.