ECLI:NL:RBAMS:2022:8599

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
C/13/719838 / KG ZA 22-603
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot voortzetting van de bankrelatie van een directeur van een Surinaamse vennootschap met ABN AMRO, vanwege onduidelijke transacties en gebruik van een privérekening voor zakelijke doeleinden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, directeur van de Surinaamse vennootschap Newco Trading NV, en ABN AMRO Bank N.V. De eiser vorderde onder andere om ABN AMRO te verbieden de opzegging van zijn bankrelatie door te voeren, en om hem toegang te geven tot zijn bankrekeningen. De achtergrond van de zaak ligt in de opzegging van de bankrelatie door ABN AMRO, die dit deed op basis van onduidelijke transacties en het gebruik van een privérekening voor zakelijke doeleinden. De eiser had een bankrekening bij ABN AMRO geopend en had in de loop der jaren contante stortingen gedaan, waarvan de herkomst niet voldoende kon worden onderbouwd. ABN AMRO stelde dat de eiser niet voldeed aan de eisen van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft) en dat er een onacceptabel integriteitsrisico bestond. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 augustus 2022 werd duidelijk dat de eiser niet in staat was om de herkomst van de contante stortingen adequaat te verklaren. De voorzieningenrechter oordeelde dat ABN AMRO gerechtigd was om de bankrelatie te beëindigen, en dat de vorderingen van de eiser niet konden worden toegewezen. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van ABN AMRO.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/719838 / KG ZA 22-603 AB/MV
Vonnis in kort geding van 17 augustus 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 12 juli 2022,
advocaat mr. M. Nagtegaal te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.L. Bremmer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en ABN AMRO worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 3 augustus 2022 heeft [eiser] de dagvaarding toegelicht. ABN AMRO heeft mede aan de hand van een vooraf ingediende conclusie van antwoord verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
namens [eiser] : mr. M. Nagtegaal en haar kantoorgenote mr. P. de Haas;
mr. B.J.J.M. Strijdhaftig, legal cousel bij ABN AMRO, met mr. Bremmer.
Na verder debat is vonnis bepaald op 17 augustus 2022.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is directeur van de in Suriname gevestigde naamloze vennootschap Newco Trading NV. Deze vennootschap houdt zich bezig met in- en verkoop van olie en olieproducten.
2.2.
Ruim twintig jaar geleden heeft [eiser] een bankrekening geopend bij ABN AMRO. Op de relatie tussen partijen zijn de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) van toepassing.
2.3.
Bij brief van 19 oktober 2020 van ABN AMRO is [eiser] verzocht een aantal vragen te beantwoorden over transacties op zijn bankrekening met nummer [rekeningnummer 1] . Die vragen hadden betrekking op een aantal contante stortingen op zijn rekening (voor een totaalbedrag van € 61.230,- in de periode van 19 november 2019 tot en met 14 oktober 2020). [eiser] heeft op 20 oktober 2020 telefonisch gereageerd en de brief van 19 oktober 2020 beantwoord bij e-mail van 29 oktober 2020. Bij die e-mail heeft hij een aantal stukken (facturen en een uittreksel) gevoegd.
2.4.
Bij brief van 5 november 2020 heeft ABN AMRO [eiser] bericht dat hij zijn verklaring niet met voldoende passende documentatie heeft kunnen onderbouwen en dat dit voor ABN AMRO niet in te schatten risico’s op witwassen en/of financiering van terrorisme meebrengt. In deze brief heeft ABN AMRO de volgende regels opgelegd:
- [eiser] diende voortaan alle in- en uitgaande transacties te kunnen verklaren en onderbouwen met passende documentatie;
- het storten van contante bedragen is alleen toegestaan als de herkomst van die bedragen kan worden verklaard en aangetoond met passende documentatie;
- het is niet toegestaan om de privérekening te gebruiken voor transacties met een zakelijk karakter;
- transacties die betrekking hebben op Newco Trading NV te Suriname dienden plaats te vinden op een zakelijke rekening.
Als [eiser] zich niet aan deze regels hield, kon dit betekenen dat ABN AMRO de relatie zou beëindigen, aldus de brief van 5 november 2020.
2.5.
In de periode januari-september 2021 hebben partijen met elkaar gecorrespondeerd.
2.6.
Bij brief van 29 november 2021 heeft ABN AMRO de relatie met [eiser] opgezegd per 31 januari 2022. In die brief staat onder meer dat is gebleken van onduidelijke transacties. Het zou dan gaan om overboekingen, contante opnames en contante stortingen waarvan de achtergrond niet duidelijk is.
2.7.
Op 8 december 2021 heeft [eiser] een bezwaarschrift ingediend waarna (de advocaten van) partijen van december 2021 tot en met juni 2022 opnieuw met elkaar hebben gecorrespondeerd.
2.8.
Bij brief van 13 juni 2022 heeft ABN AMRO (opnieuw) bericht dat zij de relatie met [eiser] niet kan voortzetten en dat hij tot 13 juli 2022 de tijd heeft om zijn financiële zaken bij een andere bank onder te brengen. In deze brief staat onder meer dat [eiser] in onvoldoende mate in staat is geweest om ABN AMRO ‘comfort’ te geven over het gebruik van zijn privérekening in combinatie met zijn rekeningen bij ING en Rabobank, dat hij de herkomst van contante stortingen niet afdoende heeft onderbouwd, dat hij ABN AMRO geen ‘comfort’ heeft gegeven over het voeren van een volledige, deugdelijke en overzichtelijke administratie bij Newco Trading NV, dat hij geen aangiftes heeft aangeleverd over 2020 en 2021 waaruit blijkt dat de invoer van contante geldbedragen is opgegeven bij de Nederlandse douane, dat hij girale bijschrijvingen niet afdoende heeft onderbouwd en dat aanvullende schendingen van de bank- en productvoorwaarden zijn geconstateerd.
2.9.
Op 8 juli 2022 heeft een medewerker van ABN AMRO telefonisch toegezegd dat de relatie met [eiser] in stand zou blijven totdat in dit kort geding vonnis is gewezen.
2.10.
Naast de privérekening met nummer [rekeningnummer 1] houdt [eiser] sinds maart 2021 bij ABN AMRO een zakelijke rekening aan met nummer [rekeningnummer 2] ten behoeve van zijn eenmanszaak [bedrijf] . Daarnaast beschikt(e) hij over een rekening bij ING en over een rekening bij Rabobank. Bij brief van 28 maart 2022 is deze laatste rekening door de Rabobank opgezegd per 1 augustus 2022.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – kort gezegd – het volgende:
primair:1. ABN AMRO te verbieden om uitvoering te geven aan de opzegging van de relatie met hem;
2. ABN AMRO te veroordelen al zijn bankrekeningen, betaalpassen, creditcards en overige producten in stand te laten en uitvoering te geven aan transacties op de rekeningen;
3. ABN AMRO te verbieden om hem op te nemen in het IVR of in een vergelijkbaar register:
subsidiair:4. ABN AMRO te veroordelen om [eiser] te laten beschikken over tenminste één bankrekening (bij voorkeur rekening [rekeningnummer 1] ) en uitvoering te geven aan transacties op die rekening;
5. ABN AMRO te verbieden om [eiser] op te nemen in het IVR of in een vergelijkbaar register:
meer subsidiair:6. ABN AMRO te veroordelen om [eiser] te laten beschikken over tenminste één bankrekening (bij voorkeur rekening [rekeningnummer 1] ) en uitvoering te geven aan transacties op die rekening, totdat een onherroepelijke uitspraak is gedaan in de bodemprocedure;
dit alles op straffe van dwangsommen en met veroordeling van ABN AMRO in de (na)kosten en in de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] stelt hiertoe – samengevat weergegeven – dat de opzegging door ABN AMRO in strijd is met haar zorgplicht en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Net als voor iedere particulier is het voor hem van wezenlijk belang dat hij over een bankrekening kan beschikken. ABN AMRO heeft in dit geval niet een voldoende zwaarwegende grond om de relatie op te zeggen. De verplichtingen die zij heeft op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft) nopen hier niet toe. Door ABN AMRO is niet geduid hoe reëel de risico’s zijn die zij loopt. Van een individuele belangenafweging is niet gebleken. [eiser] heeft steeds alle vragen van ABN AMRO beantwoord en duidelijkheid verschaft. Hij heeft voldoende inzicht gegeven in de aard van zijn financiële situatie en in de aard van de contant verrichte transacties. Omdat hij handel drijft met Suriname is hij voornamelijk aangewezen op de ontvangst van contanten. De legale herkomst van die gelden is voldoende toegelicht, onder meer door overlegging van de volledige administratie. Sinds hij beschikt over een zakelijke rekening (zie 2.10) heeft hij zijn privérekening niet meer gebruikt voor zakelijke doeleinden. Verder voert [eiser] aan dat hij ten onrechte op de zogenoemde CAAML-lijst (Client Acceptance and Anti Money Laundering) is opgenomen. Hiervoor bestaat onvoldoende vermoeden (van witwassen).
3.3.
ABN AMRO heeft – samengevat weergegeven – het verweer gevoerd dat zij haar cliëntenonderzoek niet positief heeft kunnen afronden en dat zij hierdoor een onacceptabel integriteitsrisico loopt. In dat geval vereist artikel 5 lid 3 Wwft dat zij de relatie met [eiser] beëindigt. Indien die toets niet gehaald zou worden, was ABN AMRO op grond van artikel 35 ABV gerechtigd de relatie te beëindigen. Een privérekening mag niet, zoals [eiser] heeft gedaan, voor zakelijke doeleinden worden gebruikt. De gronden voor de opzegging zijn verder te vinden in de brief van 13 juni 2022 (zie 2.8). Er is een uitgebreid cliëntenonderzoek verricht en [eiser] is ruimschoots de mogelijkheid geboden om openheid van zaken te geven en informatie aan te leveren. De CAAML-lijst is een interne lijst die voldoet aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). In dit geval is sprake van een rechtmatige verwerking als bedoeld in artikel 6 lid 1 sub f AVG en is plaatsing van [eiser] op die lijst geoorloofd.
Omdat [eiser] in ieder geval nog beschikt over een rekening bij ING heeft hij geen spoedeisend belang bij toewijzing van zijn vorderingen in dit kort geding.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter zitting heeft de advocaat van ABN AMRO verklaard dat de zakelijke rekening van [eiser] (de “ [bedrijf] -rekening”) (nog) niet is opgezegd door ABN AMRO. Dit kort geding gaat dus alleen over de privérekening met nummer [rekeningnummer 1] .
4.2.
[eiser] heeft, anders dan ABN AMRO heeft betoogd, een spoedeisend belang bij het in behandeling nemen van zijn vorderingen in dit kort geding. ABN AMRO heeft immers ter zitting duidelijk laten doorschemeren ook de zakelijke rekening te gaan opzeggen, de Rabobankrekening van [eiser] is inmiddels opgezegd (zie 2.10) en verder heeft hij onweersproken verklaard dat ING ook bezig is met een onderzoek naar hem. Dit zou ertoe kunnen leiden dat [eiser] voor de toegang tot het bancaire verkeer geheel afhankelijk wordt van de privérekening met nummer [rekeningnummer 1] .
4.3.
Bij de beoordeling van dit geschil gelden de volgende algemene uitgangspunten:
(1) Op grond van artikel 35 ABV heeft een bank een contractuele bevoegdheid de relatie met een klant te beëindigen. De opzeggingsbevoegdheid van een bank en haar contractuele vrijheid zijn echter niet onbegrensd.
(2) De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een bank van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt (zie artikel 6:248 lid 2 BW en HR 10 oktober 2014, ECLl:NL:HR:2014:2929).
(3) Een opzegging moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van de bancaire zorgplicht (artikel 2 ABV), waarbij het belang om deel te nemen aan het betalingsverkeer voor de rekeninghouders wordt meegewogen. Daarbij moet mede worden betrokken dat het voor (rechts)personen van groot belang is dat zij toegang hebben tot het bancaire systeem. Daarbij weegt zwaar mee dat het zonder betaalrekening vrijwel onmogelijk is om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en om een bedrijf te exploiteren.
(4) Banken hebben op grond van de Wwft een verantwoordelijkheid bij het signaleren van zogenoemde financieel-economische criminaliteit en andere integriteitsrisico’s. Zij moeten zoveel mogelijk voorkomen dat het financiële systeem voor oneigenlijke doelen wordt gebruikt (of: misbruikt). Daartoe moeten zij onderzoek doen naar hun cliënten en de verzamelde informatie up-to-date houden. Als een bank haar cliëntenonderzoek niet kan voltooien, moet zij de relatie met die klant beëindigen (artikel 5 lid 3 Wwft). De bank kan dan immers het risico van misbruik van de door haar aangeboden producten en diensten niet overzien. Het is voor de beëindiging van de relatie niet noodzakelijk dat er concrete bewijzen zijn dat de klant betrokken is bij criminele activiteiten. Ook in het arrest van 5 november 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat banken een gerechtvaardigd belang kunnen hebben om cliënten te weigeren vanwege toezichtrechtelijke eisen of integriteitsrisico’s, en dat dit belang eraan in de weg kan staan een bank te verplichten een betaalrekening aan te bieden.
(5) Banken hebben geen formele opsporingsbevoegdheden en zijn voor het cliëntenonderzoek afhankelijk van informatie uit openbare bronnen en informatie van de klant zelf. De klant is verplicht de bank te voorzien van de nodige informatie over – onder meer – zijn activiteiten en de wijze waarop hij aan het geld is gekomen dat hij bij de bank onderbrengt (artikelen 2 lid 2, 3 en 7 ABV).
4.4.
Bij de beoordeling of ABN AMRO de relatie met [eiser] heeft mogen beëindigen moet worden uitgegaan van de opzeggingsgronden die zijn opgenomen in de brief van 13 juni 2022 en van de situatie op dat moment. Toen werd immers definitief opgezegd. Zo ziet ABN AMRO dat zelf ook. Het standpunt van [eiser] dat de brief van 29 november 2021 het eigenlijke beëindigingsbesluit is en dat daarna geen nieuwe gronden voor beëindiging mogen worden opgeworpen, is dan ook onjuist. Eveneens onjuist is het standpunt dat de transacties van vóór de brief van 5 november 2020 niet alsnog aan [eiser] kunnen worden tegengeworpen.
4.5.
In de conclusie van antwoord (vanaf 6.7) heeft ABN AMRO de gronden voor beëindiging, zoals opgenomen in de brief van 13 juni 2022, besproken. Kort gezegd komt het neer op het volgende.
(1) Transacties tussen eigen betaalrekeningenDe verklaringen van [eiser] over de reden en achtergrond van de transacties tussen de eigen betaalrekeningen bij ABN AMRO, ING en Rabobank zijn gedurende het klantenonderzoek telkens door hem aangepast. Door gelden tussen die rekeningen over te boeken verhult hij de herkomst en het doel van die gelden. Dit vormt een indicator voor witwassen.
(2) Herkomst gestorte gelden onvoldoende geduid[eiser] heeft verklaard dat de gestorte gelden toebehoren aan Newco Trading NV (bedrijfsomzet), dat de gestorte gelden zijn terug te voeren op lokale afnemers die in Surinaamse dollars voor de producten en/of diensten hebben betaald, dat die Surinaamse dollars in Suriname zijn gewisseld naar euro’s en dat die euro’s vervolgens in Nederland aan hem zijn afgegeven. Deze verklaring is dermate weinig specifiek dat ABN AMRO niet in staat is geweest de specifieke stortingen aan de hand van de door [eiser] verstrekte facturen te verifiëren. Ook dit vormt een onacceptabel risico op witwassen. [eiser] neemt de bezwaren van ABN AMRO dat invoer van contanten van een bedrag van € 10.000,- of meer bij de Douane moet worden aangegeven niet serieus. Ook is gebleken dat Surinaamse dollars bij zogenoemde cambio’s worden omgewisseld in euro’s (en dus niet bij banken) waardoor witwascontroles kunnen worden ontdoken.
(3) Onduidelijkheden over girale bijschrijvingenNewco Trading NV beschikt over een Eurorekening bij De Surinaamse Bank (DSB). Om die reden valt niet in te zien waarom in Suriname gevestigde afnemers op de privérekening van [eiser] bij ABN AMRO betalen. [eiser] heeft vragen hierover volledig genegeerd. ABN AMRO benoemt verder zes specifieke girale bijschrijvingen waarbij zij vraagtekens heeft over de reden, achtergrond en de doelbestemming van deze transacties. Transacties zijn veelal niet met bijbehorende facturen onderbouwd. Ook hierin liggen risicofactoren voor witwassen.
(4) Handelwijze in strijd met bank- en productvoorwaardenEen privérekening mag niet, zoals [eiser] heeft gedaan, voor zakelijke transacties worden gebruikt. Voor zover dit voor [eiser] niet duidelijk was, is hij hierop gewezen in de brief van 5 november 2020. Na deze brief is hij doorgegaan met het gebruik van de rekening voor zakelijke transacties. In de periode van 5 november 2020 tot 26 mei 2021 heeft [eiser] op de privérekening ruim € 60.000,- contant gestort en vervolgens overgemaakt naar zijn rekeningen bij ING en Rabobank. Ook heeft hij € 8.500,- van zijn dochter ontvangen (die geregeld geld van Newco Trading NV in ontvangst neemt en naar [eiser] overmaakt) en hij heeft € 5.000,- van een zakelijke relatie ontvangen. Ook na 26 mei 2021 heeft [eiser] nog € 10.000,- aan girale bijschrijvingen ontvangen en overgemaakt naar de bedrijfsrekening bij ABN AMRO en naar de ING-rekening. Verder heeft hij zijn betaalpas en pincode gedeeld met zijn dochter, wat in strijd is met de ABV. Al met al leidt dit tot een onacceptabel integriteitsrisico, aldus steeds ABN AMRO.
4.6.
[eiser] heeft hiertegenover gesteld dat al geruime tijd, sinds hij beschikt over de zakelijke rekening, geen stortingen meer plaatsvinden van gelden die zijn overgebracht vanuit Suriname. Hij heeft de brief van 5 november 2020 zo begrepen dat hij de privérekening nog wel mocht gebruiken voor contante stortingen, mits kon worden toegelicht hoe de Surinaamse dollars waren omgewisseld en overgebracht naar Nederland. Dat ook moest worden gedocumenteerd hoe Newco Trading NV aan de gelden kwam en dat iedere overbrenging moest worden gekoppeld aan een factuur is [eiser] pas duidelijk geworden ten tijde van het klantenonderzoek in mei/juni 2021, maar toen waren de contante stortingen op de privérekening al gestopt.
(ad 1) Het is niet waar dat verschillende redenen voor de overboekingen zijn gegeven. Alle afschriften zijn verstrekt waardoor volledig inzichtelijk is waar de gelden naartoe zijn gegaan en welke gelden afkomstig waren van Newco Trading NV. De gelden die bij Newco Trading NV zijn binnengekomen zijn ook weer gebruikt door Newco Trading NV. [eiser] had vanwege het depositogarantiestelsel (op grond waarvan tegoeden tot € 100.000,- zijn gedekt) meerdere bankrekeningen en omdat hij die nu eenmaal had, heeft hij ze ook gebruikt.
(ad 2) De kasstromen binnen Newco Trading NV zijn inzichtelijk gemaakt. Kwitanties voor afgegeven en mee te nemen gelden zijn verstrekt, alsmede facturen ter illustratie. Ook de jaarrekeningen van Newco Trading NV zijn verstrekt. Om inzage in de gehele administratie is niet gevraagd. Dat in Suriname de facturen contant worden betaald is een gegeven.
(ad 3) Ook hier geldt dat van de girale bijschrijvingen de bestemming e.d. zijn geduid door [eiser] .
(ad 4) De afspraken zijn nageleefd en nadat in mei/juni 2021 de verzochte helderheid werd verschaft over de afspraken van november 2020 over de stortingen zijn die geheel en al afgeschaft. [eiser] was er niet mee bekend dat zijn dochter zijn bankpas niet mocht gebruiken. Zij heeft de rekening niet gebruikt voor eigen doeleinden. Met de kennis van nu zal hij dit ook nooit meer doen, aldus steeds [eiser] .
4.7.
In de brief van 5 november 2020 stond duidelijk en met zoveel woorden dat transacties die betrekking hebben op Newco Trading NV te Suriname dienden plaats te vinden op een zakelijke rekening en dat als [eiser] zich niet aan de in die brief aan hem opgelegde regels hield, dit kon betekenen dat ABN AMRO de relatie zou beëindigen. [eiser] had dit redelijkerwijs niet anders mogen begrijpen dan zoals het er stond. Niettemin is hij doorgegaan met het gebruik van de privérekening voor zijn zaak Newco Trading NV. ABN AMRO heeft onweersproken gesteld dat in de periode van 5 november 2020 tot 26 mei 2021 ruim € 60.000,- contant is gestort op de privérekening, dat dit bedrag bovendien alleen is verklaard met drie bonnetjes van een cambio en dat dit bedrag vervolgens is overgemaakt naar de rekeningen bij ING en Rabobank. In diezelfde periode heeft [eiser] twee zakelijke betalingen ontvangen op de privérekening, een van € 8.500,- van zijn dochter en een van € 5.000,- van een zakelijke relatie. Zelfs nadat het hem volgens zijn eigen stellingen in mei/juni 2021 duidelijk was geworden wat werd bedoeld met de regels die waren opgenomen in de brief van 5 november 2020, is het gebruik van de privérekening voor zakelijke doeleinden nog doorgegaan. Zo heeft ABN AMRO onweersproken gesteld dat hij na 26 mei 2021 € 10.000,- aan girale bijschrijvingen heeft ontvangen, die vervolgens zijn overgemaakt naar de bedrijfsrekening en de ING-rekening.
4.8.
Zakelijk gebruik van een privérekening is [eiser] niet alleen niet toegestaan in de brief van 5 november 2020, maar is ook op grond van de Voorwaarden Betaaldiensten Particulieren niet toegestaan. [eiser] behoorde hier dus al van op de hoogte te zijn. Onder deze omstandigheden handelde ABN AMRO niet in strijd met haar zorgplicht en was het ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar om de privérekening (op grond van artikel 35 ABV) op te zeggen. Daar komt bij dat [eiser] in ieder geval op dit moment nog over een privérekening bij ING beschikt, zodat hij niet van het betalingsverkeer wordt afgesloten.
4.9.
Alles wat verder over en weer is gesteld over contante stortingen en over girale bijschrijvingen die volgens ABN AMRO niet afdoende zijn verklaard, speelt zich inmiddels af op de in maart 2021 geopende “Apollo-rekening”. Opzegging van die rekening is hier echter niet aan de orde, zodat daarop niet verder hoeft te worden ingegaan.
4.10.
Dit alles betekent dat de vorderingen van [eiser] niet kunnen worden toegewezen. Dit geldt ook voor de vordering die ziet op verwijdering van zijn persoonsgegevens van de zogenoemde CAAML-lijst. ABN AMRO heeft onweersproken aangevoerd dat het hier een exclusief interne lijst betreft, die voldoet aan de eisen die de AVG hieraan stelt. Het belang van [eiser] bij verwijdering van die lijst is dan ook beperkt. Daar staat tegenover dat ABN AMRO voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat in dit geval sprake is van een
risicoop witwassen.
4.11.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN AMRO worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.692,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van ABN AMRO tot op heden begroot op € 1.692,00,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis,
5.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MV