In deze zaak heeft eiseres op 4 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het ministerie van Landbouw en Voedselkwaliteit op haar verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank Amsterdam heeft de zaak behandeld zonder zitting, op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepen onderling samenhangen en heeft deze gevoegd behandeld. Eiseres had eerder op 30 maart 2021 en 14 juli 2021 Wob-verzoeken ingediend, maar verweerder had nog niet volledig op deze verzoeken beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet tijdig een besluit heeft genomen. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Verweerder had betoogd dat er bijzondere omstandigheden waren, maar de rechtbank volgt eiseres in haar stelling dat deze omstandigheden niet aanwezig zijn. De rechtbank legt een dwangsom op van € 250,- per dag voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 569,25. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. T.L. Fernig-Rocour, in aanwezigheid van griffier B.J. van Eijk.