ECLI:NL:RBAMS:2022:8583

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
13-123117-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en afpersing met valse sleutel

Op 10 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2002, die werd beschuldigd van het medeplegen van diefstal met geweld en afpersing, alsook diefstal door middel van een valse sleutel. De feiten vonden plaats op 1 februari 2022 te Amsterdam, waar de verdachte samen met een ander de aangevers bedreigde met een mes en hen dwong tot afgifte van geld en goederen. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verweer, niet kon worden vrijgesproken. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand en een taakstraf van 180 uren, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. Tevens werd een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, met uitzondering van een deel van de vordering dat niet onderbouwd was. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en paste het adolescentenstrafrecht toe, gezien de leeftijd en omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-123117-22 (Promis)
Datum uitspraak: 10 november 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de basisregistratie personen:
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Kramer en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.G.H. Langeweg naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1: het op 1 februari 2022 te Amsterdam medeplegen van een diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld en/of afpersing van geld en/of goederen toebehorende aan [persoon 1] , [persoon 2] en/of [persoon 3] ;
Feit 2: het op 1 februari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, plegen van een diefstal met een valse sleutel waarbij
210 euro, toebehorende aan [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] , is weggenomen door gebruik te maken van een pinpas en/of bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [persoon 3] ;
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Er is door drie personen aangifte gedaan en de camerabeelden van Station Sloterdijk en in de Albert Heijn bevestigen wat de aangevers verklaren. Na onderzoek door de politie komen zij uit bij verdachte. Verder is in de woning van verdachte een jas aangetroffen van het merk Nike, die overeenkomst met de jas die is te zien op de camerabeelden in de Albert Heijn in [plaatsnaam] . Weliswaar zit er in het dossier geen herkenning van verdachte, maar het kan niet worden uitgesloten dat verdachte degene is die op de camerabeelden is te zien, aldus de officier van justitie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van de aan hem tenlastegelegde feiten nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is die de feiten heeft begaan.
De aangevers hebben drie verschillende omschrijvingen gegeven van degene die de diefstal met geweld en de afpersing heeft gepleegd. Aangever [persoon 1] heeft verklaard dat hij heeft afgesproken met iemand via Snapchat die gebruik maakt van de accountnaam [naam 1] . Hij heeft geen telefoonnummer van deze persoon. Uit de politiesystemen volgt dat [accountnaam] het account van verdachte zou zijn en dat is niet hetzelfde als [naam 1] . Het telefoonnummer dat de broer van aangever [persoon 1] heeft doorgegeven als het nummer van degene met wie de afspraak zou zijn gemaakt, is de enige link met verdachte. Uit het dossier volgt echter geen verband tussen dit telefoonnummer en de tenlastegelegde feiten nu nergens uit blijkt dat het Snapchat account [naam 1] aan dit telefoonnummer kan worden gekoppeld. Bij verdachte is een Nike-jas aangetroffen, maar niet kan worden vastgesteld dat dit precies dezelfde jas is als die te zien is op de camerabeelden. Bovendien gaat het hier om een Nike-jas die veel wordt verkocht en die dus heel veel mensen hebben. Er zijn verder geen goederen van aangevers aangetroffen in de woning van verdachte. Ook de route die is afgelegd met gebruik van de weggenomen OV-chipkaart kan niet als bewijs dienen. Er reizen heel veel mensen tussen Amsterdam en [plaatsnaam] . Bovendien is de laatste reisbeweging in het dossier terug naar Amsterdam, terwijl verdachte in [plaatsnaam] woont dus dat is zelfs een aanwijzing dat het niet om verdachte gaat. Ten slotte is verdachte niet herkend op de camerabeelden, aldus steeds de raadsvrouw.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het aan verdachte feit 1 en feit 2 tenlastegelegde, gelet op de bewijsmiddelen in bijlage II, wettig en overtuigend bewezen.
Feit 1 en feit 2
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast:
Op 1 februari 2022 heeft aangever [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) een afspraak gemaakt via Snapchat met een persoon genaamd ‘ [naam 2] ’. [persoon 1] heeft deze ‘ [naam 2] ’ vaker gezien en had met hem afgesproken op station Sloterdijk. [persoon 1] is samen met aangevers [persoon 2] en [persoon 3] . Op de camerabeelden van Station Sloterdijk is te zien dat aangevers een vierde persoon, geheel in het zwart gekleed met een Nike-jas, ontmoeten en samen richting de metro lopen. Aangevers en ‘ [naam 2] ’ zijn vervolgens naar het Confuciusplein te Amsterdam gegaan. Daar ontmoeten zij NN2. Vervolgens worden aangevers in een flatgebouw aan het Confuciusplein met geweld en bedreiging met geweld beroofd en afgeperst door ‘ [naam 2] ’ en NN2 waarbij zij aangevers bedreigen met een mes. Tijdens deze diefstal en afpersing is onder meer een OV-chipkaart en een bankpas van [persoon 3] , een blauwe plastic tas van de Albert Heijn van [persoon 1] en een jas van het merk Moncler van [persoon 2] weggenomen. Uit de OV-chipkaartgegevens van de weggenomen OV-chipkaart is te zien dat de kaart die dag om 17.14 uur is gebruikt om richting station Sloterdijk (en uiteindelijk [plaatsnaam] ) te reizen. Vervolgens is er om 17.36 uur uitgecheckt op station [plaatsnaam] .
Op camerabeelden van de Albert Heijn aan [straatnaam] in [plaatsnaam] – welke is gelegen nabij station [plaatsnaam] - is te zien dat om 17:38 uur een persoon de Albert Heijn binnenkomt. Deze persoon draagt een blauwe plastic Albert-Heijntas en heeft een Moncler-jas aan, met daaronder een zwarte jas waarop een Nike-logo zichtbaar is. Te zien is dat de persoon na binnenkomst direct naar de Geldmaat in de Albert Heijn loopt en vervolgens geld opneemt.
Uit de bankgegevens van [persoon 3] blijkt dat om 17.39 uur bij deze Albert-Heijn is gepind met de weggenomen bankpas van [persoon 3] waarbij € 210,- is opgenomen.
Gelet op de bovenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat degene die de diefstal met geweld en de afpersing in vereniging heeft gepleegd, ook degene is geweest die de diefstal door middel van het gebruik van de pinpas en pincode van [persoon 3] heeft gepleegd.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de diefstal met geweld en de afpersing. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
[persoon 1] heeft verklaard dat hij heeft afgesproken met iemand met de naam ‘ [naam 2] ’. [persoon 1] weet dat deze ‘ [naam 2] ’ eigenlijk [naam 2] heet. [persoon 1] herkent degene op station Sloterdijk ook als ‘ [naam 2] ’. Door de andere aangevers alsmede de verbalisant die de camerabeelden op station Sloterdijk uitkijkt wordt bevestigd dat [persoon 1] en [naam 2] elkaar kennen. De politie heeft via het broertje van [persoon 1] het telefoonnummer van [naam 2] gekregen, eindigend op … [nummer] . Volgens [persoon 1] en zijn broertje is dit het nummer van [naam 2] die [persoon 1] op 1 februari 2022 op station Sloterdijk heeft ontmoet. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat dit zijn nummer is en hij heeft verklaard dat hij de bijnaam ‘ [naam 2] ’ heeft.
Daarnaast blijkt uit het dossier dat met de gestolen OV-chipkaart is gereisd naar [plaatsnaam] en met de gestolen pinpas van [persoon 3] is gepind in de vlakbij het station gelegen Albert Heijn. Verdachte woont volgens Google Maps op een afstand van 450 meter van deze Albert Heijn vestiging vandaan. Bij de aanhouding van verdachte buiten heterdaad in zijn woning, is aan de kapstok een Nike-jas aangetroffen die overeenkomt met de jas die is te zien op de camerabeelden van station Sloterdijk en de Albert Heijn. Op basis van de beelden in het dossier valt niet uit te sluiten dat het verdachte is die te zien is op Station Sloterdijk en in de Albert Heijn.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de camerabeelden, zonder aanmerkelijke andersluidende verklaring van verdachte, die ontbreekt, niet kan worden uitgesloten dat het verdachte is die te zien is op Station Sloterdijk en in de Albert Heijn. Uit de overige inhoud van de bewijsmiddelen, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich, samen met een ander, schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal met geweld en afpersing en de diefstal door middel van een valse sleutel.
Partiële vrijspraak feit 2
Verdachte wordt vrijgesproken van het medeplegen van feit 2 nu uit de bewijsmiddelen niet volgt dat hij dit feit met een ander heeft gepleegd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage I vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1:
op 1 februari 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een telefoon (merk Apple, type iPhone 6) en
- een telefoon (merk Samsung) en
- een telefoon (merk Huawai) en
- zwarte schoenen (merk Balanciaga) en
- schoenen (merk Off White) en
- een zwarte jas (merk Moncler) en
- een schoudertas (merk Louis Vuitton) en
- een plastic tas van de Albert Heijn met inhoud (kokskleding waaronder een koksbuis, een broek, schoenen en een muts) en
- meerdere OV-chipkaarten en
- meerdere bankpassen
- een geldbedrag
toebehorende aan [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader, opzettelijk gewelddadig en/of dreigend,- die [persoon 1] en die [persoon 2] en die [persoon 3] meermalen, althans eenmaal, te bedreigen met een mes, en
- die [persoon 1] en/of die [persoon 2] en/of die [persoon 3] meermalen, met de hand en/of vuist in het gezicht en/of op het bovenlichaam te slaan en/of stompen
- daarbij hebben gezegd en/of geroepen:
‘alles afgeven!’ en
‘wat je wilt niet!’ en
‘zwarte Off White schoenen, die gaan wel uit’ en
‘Als jullie tegen ons liegen, dan gaan wij jullie verkrachten in de bosjes!’
en
op 1 februari 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een telefoon (merk Apple, type iPhone 6) en
- een telefoon (merk Samsung) en
- een telefoon (merk Huawai) en
- zwarte schoenen (merk Balanciaga) en
- schoenen (merk Off White) en
- een zwarte jas (merk Moncler) en
- een schoudertas (merk Louis Vuitton) en
- een plastic tas van de Albert Heijn met inhoud (kokskleding waaronder een koksbuis, een broek, schoenen en een muts) en
- meerdere OV-chipkaarten en
- één of meerdere bankpassen
- een geldbedrag
dat geheel aan voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] toebehoorde, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededaders, opzettelijk gewelddadig en dreigend,
- die [persoon 1] en die [persoon 2] en die [persoon 3] meermalen, te bedreigen met een mes, en
- die [persoon 1] en die [persoon 2] en die [persoon 3] meermalen, met de hand en/of vuist in het gezicht en/of op het bovenlichaam te slaan en/of stompen
- daarbij hebben gezegd en/of geroepen:
‘alles afgeven!’ en
‘wat je wilt niet!’ en
‘zwarte Off White schoenen, die gaan wel uit’ en
‘Als jullie tegen ons liegen, dan gaan wij jullie verkrachten in de bosjes!’
Feit 2:
op 1 februari 2022 in Nederland, geld (in totaal 210 euro), dat geheel aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas en van een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [persoon 3] ;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om het adolescentenstrafrecht toe te passen en verdachte te veroordelen tot een werkstraf van 60 uren, te vervangen door 30 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast vordert de officier van justitie een voorwaardelijke jeugddetentie van 1 maand met de voorwaarden zoals die worden geadviseerd door de reclassering.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair vindt de verdediging dat – indien de rechtbank de feiten wel bewezen acht en verdachte een straf oplegt – het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast. In de strafmaat moet rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is gemotiveerd om hulp te krijgen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en afpersing waarbij aangevers zijn geslagen en waarbij een mes is getoond. Daarnaast heeft hij heeft door middel van een valse sleutel (het gebruik van een pinpas) geld van aangevers weggenomen. Verdachte heeft met het plegen van de geweldsdelicten op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin en geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten een grote impact kunnen hebben op slachtoffers en dit volgt ook uit de aangiften. Daarnaast heeft verdachte geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 19 oktober 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor mishandeling en verboden wapenbezit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 22 oktober 2022, opgesteld door [naam 3] (in samenwerking met [naam 4] ), reclasseringswerker. Hieruit volgt dat de financiën, het sociale netwerk en het psychosociaal functioneren van verdachte een risicofactor vormen. Verdachte heeft een uitkering en verschillende schulden en hij staat onder bewind. Het lijkt erop dat verdachte impulsief handelt en de risico’s hiervan beperkt kan inschatten. De reclassering schat in dat dit ook aan de orde was ten tijde van het tenlastegelegde. Verdere risicofactoren bevinden zich op het gebied van dagbesteding, middelengebruik en familierelaties. Het ontbreekt verdachte aan een dagbesteding en zijn dag- en nachtritme is ontregeld. Daarnaast rookt verdachte veel cannabis.
Adolescentenstrafrecht
Ten tijde van het plegen van de feiten was verdachte negentien jaar. Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank kan echter besluiten voor jongvolwassenen, met toepassing van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, jeugdsancties toe te passen indien daartoe grond wordt gevonden in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
In deze zaak zijn er indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht.
De reclassering omschrijft dat verdachte impulsief lijkt te handelen en de risico’s hiervan beperkt kan inschatten. Hij vertoont kinderlijker gedrag dan men gezien zijn kalenderleeftijd zou verwachten en er is sprake van gebrekkige vaardigheden omtrent het organiseren van zijn eigen gedrag. Daarnaast is sprake van beperkte pedagogische mogelijkheden. De reclassering adviseert om die reden het adolescentenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank onderschrijft het advies van de reclassering en past het jeugdstrafrecht (in de zin van sanctierecht) toe. Verdachte heeft dan wel een eigen woonplek maar hij lijkt zijn leven niet op orde te hebben en heeft ondersteuning nodig bij het structureren van zijn leven en het regelen van praktische zaken. De rechtbank waardeert de mogelijkheid van pedagogische beïnvloeding als voldoende kansrijk.
Strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor de bewezen verklaarde feiten gekeken naar deze oriëntatiepunten.
Voor een diefstal met geweld/afpersing in de meest lichte vorm is voor een jeugdige een taakstraf van 60 uur, dan wel jeugddetentie van 1 maand het uitgangspunt. Strafverzwarende omstandigheden zijn aanleiding om de strafmaat te verhogen. Iedere strafverzwarende omstandigheid telt daarbij in beginsel voor 60 uur taakstraf, dan wel 1 maand jeugddetentie. In onderhavige zaak gelden als strafverzwarende omstandigheden: fysiek geweld, bedreiging met een wapen, het georganiseerde karakter van de groep en de kwetsbaarheid van de slachtoffers. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat aan verdachte een hogere straf wordt opgelegd dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank houdt in de strafmaat ook rekening met de eendaadse samenloop van de diefstal met geweld en de afpersing, zoals bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.
Alles afwegende acht de rechtbank jeugddetentie van één maand voorwaardelijk en de oplegging van een taakstraf van 180 uren, te vervangen door 90 dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank acht het opleggen van bijzondere voorwaarden – bestaande uit een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting, het meewerken aan verkrijgen en/of behouden van dagbesteding – geïndiceerd om de maatschappij te beschermen en verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[persoon 2] heeft zich, voorafgaand aan de zitting, als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.063,20 aan materiële schade.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering tot een bedrag van € 825,50 toewijsbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. De officier van justitie verzoekt om de vordering ten aanzien van het aanschaffen van de nieuwe telefoon af te wijzen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het verzoek tot schadevergoeding moet worden afgewezen, omdat verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat de kosten ten aanzien van de OV-chipkaart en de bankpas kunnen worden toegewezen. De benadeelde partij heeft de schade van de telefoon, tas, jas en schoenen niet onderbouwd. Om die reden moet dat deel van de vordering worden afgewezen, dan wel niet ontvankelijk worden verklaard.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het tenlastegelegde rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat na te noemen goederen zijn weggenomen door verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde kosten voor de ING-pas, de OV-chipkaart en het contante geld geheel voor een bedrag van € 175,50 kunnen worden toegewezen, omdat de bedragen als redelijk worden beschouwd.
Ten aanzien van de gevorderde bedragen van de weggenomen telefoon, de Off-White schoenen, de Moncler-jas en het Louis Vuitton-tasje, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij deze kosten niet heeft onderbouwd. Uit de hoogte van de gevorderde bedragen voor voornoemde goederen lijkt te volgen dat het niet om de originele merkartikelen, maar om nepartikelen gaat. Door het ontbreken van aankoopbonnen van de goederen kan de waarde niet worden vastgesteld. De rechtbank zal dan ook gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. De waarde van de telefoon, schoenen, jas en het tasje worden samen naar redelijkheid geschat op € 100,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan zijn vordering voor dit gedeelte bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voor vergoeding komt alleen rechtstreekse schade in aanmerking. Ten aanzien van de gevorderde kosten voor de telefoons betekent dat dat alleen de schade van de weggenomen telefoon voor vergoeding in aanmerking komt, nu dat een rechtstreeks gevolg is van de diefstal met geweld. Het gevorderde bedrag van € 177,70 voor het aanschaffen van de nieuwe telefoon zal – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – worden afgewezen.
De rechtbank veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 275,50 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 februari 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, kan maximaal 1 dag gijzeling worden toegepast, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 55, 63, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
eendaadse samenloop van
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
één maand.
Beveelt dat deze straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
  • zich meldt binnen vijf werkdagen volgend op het onherroepelijk worden van het vonnis, of in overleg met zijn huidige toezichthouder, op het adres: [adres 2] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
  • zich laat behandelen door forensische polikliniek [naam 5] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • werkt mee aan het verkrijgen en/of behouden van dagbesteding in de vorm van school of werk of een andere vorm die de reclassering passend en haalbaar acht. Hij zal een open houding hebben omtrent zijn dagbesteding en open staan voor- en meewerken aan hulpverlening hieromtrent, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
180 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 90 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag.
Vordering benadeelde partij [persoon 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 2] toe tot een bedrag van € 275,50. bestaande uit een vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 februari 2022) tot aan de dag van voldoening.
Wijst het gevorderde bedrag van € 177,70 voor een nieuwe telefoon af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 2] voornoemd.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 2] aan de Staat € 275,50 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 februari 2022) tot aan de dag van voldoening. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 1 dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Voorlopige hechtenis
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Eichperger, voorzitter,
mr. C.M. Berkhout en mr. C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 november 2022.