ECLI:NL:RBAMS:2022:8581

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
13-034820-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen poging woningoverval en poging afpersing met vuurwapen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot woningoverval en poging tot afpersing, alsook het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte is geboren in 1997 en was ten tijde van de zitting gedetineerd. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 2 augustus en 12 oktober 2022. De officier van justitie, mr. M.E. Woudman, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.J.E. Berfelo.

De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder de poging tot diefstal met geweld en de heling van een snorfiets. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 februari 2022 samen met medeverdachten naar de woning van de aangeefster is gegaan met de intentie om deze te overvallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een cruciale rol speelde in het plan en dat er voldoende bewijs was om de poging tot woningoverval en afpersing te bewijzen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij rekening is gehouden met zijn jonge leeftijd en persoonlijke omstandigheden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de heling van de snorfiets, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij op de hoogte was van de diefstal.

De rechtbank heeft ook bepaald dat de PostNL-jas, die in beslag was genomen, verbeurd werd verklaard, omdat deze was gebruikt bij het plegen van het misdrijf. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 33, 33a, 45, 47, 55, 57, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-034820-22 (Promis)
Datum uitspraak: 26 oktober 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] ,
nu gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2 augustus 2022 en 12 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.E. Woudman en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.J.E. Berfelo naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging ter terechtzitting van 2 augustus 2022 – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1:
Primairhet op 9 februari 2022 te Amsterdam medeplegen van een poging diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld en/of afpersing uit een woning van geld en/of goederen toebehorende aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer] ;
Subsidiairhet op 9 februari 2022 te Amsterdam medeplegen van een voorbereiding van een diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld en/of afpersing;
Meer
subsidiairmedeplichtigheid op 9 februari 2022 te Amsterdam van een poging diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld en/of afpersing uit een woning van geld en/of goederen toebehorende aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer] ;
Feit 2:
het op 9 februari 2022 te Amsterdam medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen en munitie van categorie III;
Feit 3: het op 9 februari 2022 te Amsterdam medeplegen van de heling van een snorfiets.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank heeft geconstateerd dat in de tenlastelegging ten aanzien van feit 1 primair (afpersing) niet is opgenomen dat het de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Uit artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) volgt dat het bij een poging moet gaan om het voornemen van de dader dat zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Hieruit maakt de rechtbank op dat het niet voltooid zijn van het misdrijf geen bestanddeel is van artikel 45 Sr. Gelet hierop zal de rechtbank het onder feit 1 primair (afpersing) ten laste gelegde dan ook verbeterd lezen in die zin dat het gaat om een poging afpersing.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair en feit 2 kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 1 vindt de officier van justitie dat verdachte een onmisbare rol heeft gehad en op de hoogte was van het plan tot het plegen van een woningoverval. Het intensieve contact tussen de telefoons die zijn aangetroffen bij verdachte en [medeverdachte 1] duidt op een aansturende rol van verdachte. Ten aanzien van feit 2 wijst de officier van justitie erop dat het vuurwapen is aangetroffen in de auto bij verdachte en zijn DNA is aangetroffen op het wapen. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verklaring van [medeverdachte 1] die hij op 17 februari 2022 bij de politie heeft afgelegd betrouwbaar is. Omdat onvoldoende kan worden vastgesteld dat verdachte op de hoogte was van de staat van de scooter, vraagt de officier van justitie om verdachte vrij te spreken van het onder feit 3 aan hem tenlastegelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om verdachte van alle tenlastegelegde feiten vrij te spreken, omdat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. De verklaringen van medeverdachte en getuige [medeverdachte 1] zijn van doorslaggevend belang maar moeten als onbetrouwbaar worden gekwalificeerd. [medeverdachte 1] heeft wisselende verklaringen afgelegd over zijn eigen rol en over de mogelijke rol van verdachte. Als de rechtbank de verklaringen van [medeverdachte 1] betrouwbaar acht, dan valt daaruit niet af te leiden dat verdachte enige wetenschap had van het voornemen tot het plegen van een woningoverval. Subsidiair stelt de raadsman ten aanzien van feit 2 dat het DNA-onderzoek heeft plaatsgevonden op basis van een huidspoor. Dit DNA kan overgebracht zijn door het geven van een hand of boks door verdachte aan [medeverdachte 1] . De verklaring van verdachte kan dus niet zomaar worden uitgesloten. Meer subsidiair verzoekt de raadsman om verdachte vrij te spreken van feit 3 omdat hij niet wist dat de scooter van diefstal afkomstig was.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het aan verdachte onder feit 1 primair tenlastegelegde (poging overval en poging afpersing), gelet op de bewijsmiddelen in bijlage II, wettig en overtuigend bewezen.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het onder 1 ten laste gelegde het volgende af.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn op 9 februari 2022, na een voorverkenning eerder die dag, naar de woning van aangeefster gegaan. Zij zijn afgezet door verdachte op de van [straatnaam] . [medeverdachte 1] droeg een doorgeladen wapen bij zich en [medeverdachte 2] had een PostNL-jas aan. Zij hebben bij aangeefster aangebeld, zich voorgedaan als medewerkers van PostNL en tegen aangeefster gezegd dat zij post kwamen afleveren. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachten van plan waren om aangeefster, wanneer zij de deur had geopend, te bedreigen met een vuurwapen en de woning te doorzoeken op sieraden en horloges. Aangeefster heeft niet opengedaan en even later hebben verdachten weer bij aangeefster aangebeld. Zij zag op de camerabeelden van haar deurbel dat dit dezelfde personen waren. Aangeefster vertrouwde het niet en riep door de deurbel dat zij de politie zou bellen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn toen weggerend. Zij zijn vertrokken op een klaarstaande rode Vespa scooter. Nadat zij de scooter hebben geparkeerd, zijn zij in een auto gestapt waarvan [verdachte] de bestuurder was. In de auto en in de fouillering van verdachten zijn een wapen, een PostNL-jas, werkhandschoenen, twee telefoons en tie-wraps aangetroffen.
Omdat het handelen van verdachten bij een poging is gebleven, kan niet worden vastgesteld wat er zou zijn gebeurd als aangeefster de voordeur wel voor verdachten zou hebben opengedaan. Er kan niet worden vastgesteld of alleen goederen zouden worden weggenomen met geweld of onder bedreiging van geweld, of dat aangeefster ook goederen zou moeten afgeven. De rechtbank acht dit beiden goed mogelijk. Daarom acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan, zowel de poging tot diefstal met geweld of bedreiging met geweld in vereniging, als de poging tot afpersing in vereniging bewezen, zoals onder feit 1 primair ten laste is gelegd.
Bewijsoverweging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte 1] over wat er op 9 februari 2022 is gebeurd niet betrouwbaar zijn en moeten worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding is om de op 17 februari 2022 afgelegde verklaring van [medeverdachte 1] onbetrouwbaar te achten. De verklaring van [medeverdachte 1] op 17 februari 2022 is in grote lijnen consistent met de verklaringen die hij later heeft afgelegd, waaronder die bij de rechter-commissaris op 10 oktober 2022. [medeverdachte 1] heeft op 17 februari 2022 belastend verklaard over [verdachte] . Omdat deze verklaring korte tijd na het delict is afgelegd en het een feit van algemene bekendheid is dat herinneringen dan nog scherp zijn, gaat de rechtbank uit van zijn verklaring op 17 februari 2022. De rechtbank acht deze verklaring dan ook, als eerder overwogen, geloofwaardig, mede omdat deze verklaring wordt ondersteund door de andere bewijsmiddelen in het dossier. Hieruit volgt dat sprake was van een gezamenlijk plan. [verdachte] heeft een onaannemelijke verklaring afgelegd over het ophalen van de medeverdachten. In zijn auto is een telefoon aangetroffen waar slechts één contactpersoon in stond en dit telefoonnummer kwam overeen met de telefoongegevens van de telefoon die bij [medeverdachte 1] is aangetroffen. Tussen de telefoon, die in de auto is aangetroffen, is contact geweest met de telefoon van [medeverdachte 1] op het moment van het delict. Daarnaast is een DNA-mengprofiel van verdachte aangetroffen op het vuurwapen dat is aangetroffen bij [medeverdachte 1] . Frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Het vuurwapen is aangetroffen in de auto van verdachte. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat sprake zou kunnen zijn van overdracht op andere wijze dan door directe aanraking
Partiële vrijspraak feit 1:
Verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde onderdeel: middels de camera in de deurbel twee stuks (zogenaamde) pakketpost laten zien (te weten een bruinkleurige enveloppe en een zwarte plastic tas) nu dit niet volgt uit de bewijsmiddelen.
Feit 2
De rechtbank acht het aan verdachte onder feit 2 tenlastegelegde (poging overval en poging afpersing), gelet op de bewijsmiddelen in bijlage II, wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging
De rechtbank heeft ten aanzien van feit 1 vastgesteld dat verdachte en de medeverdachten een gezamenlijk plan hadden om een woningoverval en afpersing te plegen. Het vuurwapen is aangetroffen bij [medeverdachte 1] en op het vuurwapen is een DNA-mengprofiel aangetroffen van verdachte. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat het DNA-mengprofiel mogelijk op het wapen is aangetroffen door contaminatie – gelet op wat de rechtbank onder feit 1 heeft vastgesteld – niet aannemelijk.
Vrijspraak feit 3
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van heling van de snorfiets. De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte op de hoogte was, of redelijkerwijs had moeten zijn van de staat van de scooter.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1:
op 9 februari 2022 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning aan de [straatnaam] weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, en met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer] , met zijn mededaders,
- naar de bedoelde woning zijn gereden,
- een doorgeladen vuurwapen en PostNL-jas en bivakmuts en werkhandschoenen en tie-wraps hebben meegenomen en voorhanden hebben gehad,
- gekleed in PostNL-jas zich naar de voordeur van de bedoelde woning hebben begeven en
- driemaal hebben aangebeld en aan [slachtoffer] kenbaar hebben gemaakt post af te leveren en
- vervolgens middels een gereedstaande vluchtscooter en vluchtauto de vlucht in te zetten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
op 9 februari 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van enig goed en/of enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] toebehoorde, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededaders, opzettelijk gewelddadig en/of dreigend,
- naar de bedoelde woning zijn gereden,
- een doorgeladen vuurwapen en PostNL-jas en bivakmuts en werkhandschoenen en tie-wraps hebben meegenomen en voorhanden hebben gehad,
- gekleed in PostNL-jas zich naar de voordeur van de bedoelde woning hebben begeven en
- driemaal hebben aangebeld en aan [slachtoffer] kenbaar hebben gemaakt post af te leveren en
- vervolgens middels een gereedstaande vluchtscooter en vluchtauto de vlucht in te zetten
Feit 2:
op 9 februari 2022 te Amsterdam, tezamen en in verenging met anderen, een wapen van de categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool
van het merk Zoraki, model M 906, kaliber 7,65 mm browning (synoniem .32 auto) enlof
munitie van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten twee stuks patronen
kaliber 7,65 browning (synoniem .32 auto) met bodemstempel GECO 7,65,
voorhanden heeft gehad
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van het voorarrest en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij het opleggen van een straf aan verdachte rekening moet worden gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en de gevolgen van het opleggen van een – deels – voorwaardelijke gevangenisstraf in verband met de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen plegen van een poging woningoverval en een poging afpersing en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Er is door verdachten een gedetailleerd plan gemaakt om de woning van aangeefster met een wapen te overvallen. Dat dit uiteindelijk niet is gelukt, is niet door het handelen van verdachten gekomen maar door het alerte handelen van aangeefster. Verdachte heeft als medepleger geprobeerd om iemand in haar eigen woning, waar zij zich veilig zou moeten voelen, te overvallen. Ten aanzien van de rol van verdachte overweegt de rechtbank dat hij weliswaar niet voor de woning van aangeefster stond maar dat hij wel een grote rol heeft vervuld bij het plan om de woning te overvallen en aangeefster af te persen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 13 april 2022 is hij niet eerder veroordeeld voor een misdrijf.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 24 mei 2022, opgesteld door [naam] , reclasseringswerker. Verdachte heeft geen werk, heeft schulden, een laag inkomen (bijstandsuitkering), een deels negatief sociaal netwerk en hij gebruikt dagelijks cannabis. Gelet op deze factoren wordt het recidiverisico ingeschat als hoog. De reclassering heeft geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk door rechtbanken voor dezelfde feiten ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor de bewezen verklaarde feiten gekeken naar deze oriëntatiepunten. Voor een woningoverval is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar. Nu het hier gaat om een poging tot woningoverval komt het oriëntatiepunt uit op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar. Er is sprake van eendaadse samenloop tussen de poging woningoverval en de poging afpersing en daarom zal de rechtbank uitgaan van de oriëntatiepunten van een poging woningoverval. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een wapen van categorie III in de openbare ruimte is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden. De rechtbank houdt bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte rekening met zijn jonge leeftijd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden. De rechtbank ziet – gelet op de houding van verdachte en rekening houdende met de voorwaardelijke invrijheidsstelling – geen aanleiding om aan verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen.

8.Ten aanzien van het beslag

Onder verdachte is het volgende inbeslaggenomen: 1 STK Jas, goednummer 6150885, oranje, merk: Post NL.
De officier van justitie heeft verzocht de jas verbeurd te verklaren. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte de jas niet kent. Zij heeft verder geen standpunt ingenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de Post-NL jas verbeurd dient te worden verklaard omdat het feit met behulp van deze jas is begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 45, 47, 55, 57, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

Verklaart het onder feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
eendaadse samenloop van
poging diefstal voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 2:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
24 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Beslag
Verklaart verbeurd: 1 STK Jas, goednummer 6150885, oranje, merk: Post NL.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mr. A.J.R.M. Vermolen en mr. B. Kuppens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 oktober 2022.
[...]
[...]