ECLI:NL:RBAMS:2022:8483

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
13/751438-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 december 2022 uitspraak gedaan over een vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB was uitgevaardigd door Polen op 20 maart 2020 en was gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1975. De behandeling van het EAB vond plaats op 7 december 2022, waarbij de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. G.P. Sholeh en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.A.C. van Tuinen, en een tolk in de Poolse taal.

Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de wettelijke termijn voor de rechtbank om op het overleveringsverzoek te beslissen was verstreken. Dit ontsloeg de rechtbank echter niet van haar verplichting om een beslissing te nemen. De opgeëiste persoon verklaarde dat zijn persoonsgegevens correct waren en dat hij de Poolse nationaliteit had.

Op basis van stukken die door de opgeëiste persoon waren overgelegd, bleek dat het nationale aanhoudingsbevel was ingetrokken. De rechtbank besloot, met instemming van partijen, het onderzoek niet te sluiten in afwachting van een mogelijke intrekking van het EAB door de uitvaardigende justitiële autoriteit. Op 13 december 2022 werd bevestigd dat het EAB inderdaad was ingetrokken. Hierop verklaarde de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot het in behandeling nemen van het EAB, zoals door de officier zelf was verzocht. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter mr. M.E.M. James-Pater, samen met mrs. P. van Kesteren en R. Godthelp, en werd uitgesproken in openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751438-20
RK nummer: 21/2346
Datum uitspraak: 21 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 maart 2020 door
the District Court in Koszalin II Criminal Department(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[straat] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 7 december 2022. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.A.C. van Tuinen, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de Overleveringswet (OLW) op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [2] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding. [3]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Op de zitting van 7 december 2022 is uit door de opgeëiste persoon overlegde stukken gebleken dat het nationale aanhoudingsbevel is ingetrokken. Om deze reden heeft de rechtbank het onderzoek - met instemming van partijen - niet gesloten in afwachting van een mogelijke intrekking van het EAB door de uitvaardigende justitiële autoriteit. Uit de aanvullende informatie van 13 december 2022 is gebleken dat het EAB is ingetrokken. Om deze reden zal de rechtbank het onderzoek op de uitspraakdatum sluiten en de officier van justitie, conform zijn eigen vordering, niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

4.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie
NIET-ONTVANKELIJKin de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en mr. R. Godthelp rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 21 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 OLW.
2.Zie artikel 22 OLW.
3.De termijn van vrijheidsbeneming (en mogelijkheden tot verlenging daarvan) moeten in samenhang worden bezien met de wettelijke beslistermijn.