ECLI:NL:RBAMS:2022:8481

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
13/257342-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een persoon aan Roemenië op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en rechtsbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 december 2022 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Bârlad Court in Roemenië. Het EAB is uitgevaardigd op 15 september 2022 en betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Roemenië is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van één jaar. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 7 december 2022, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld, waarbij eerder is geoordeeld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in Roemeense gevangenissen. Echter, de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft een detentiegarantie verstrekt, waarin is opgenomen dat de opgeëiste persoon een minimale celruimte van 3 vierkante meter zal hebben. De rechtbank concludeert dat, gezien deze garantie, er geen reëel gevaar is voor schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank staat daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toe aan de Roemeense autoriteiten voor het feit zoals omschreven in het EAB. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/257342-22
RK nummer: 22/4530
Datum uitspraak: 21 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 september 2022 door de
Bârlad Court(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[straat] ,
hierna de ‘opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 7 december 2022. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.W.H. Wolters, advocaat te Hoofddorp en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis, te weten een
criminal sentence no. 120 from 12.04.2021 given by Bârlad Court, remained final on 05.05.2021 by lack of appeal.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon moet de straf nog in zijn geheel ondergaan. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsman
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat de behandeling van het overleveringsverzoek moet worden aangehouden op grond van artikel 12 OLW. Er is door de Roemeense autoriteiten een verzetgarantie verstrekt, maar er dient navraag te worden gedaan of deze verzetgarantie onvoorwaardelijk is. De raadsman stelt zich subsidiair op het standpunt dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat sprake is van een onvoorwaardelijke verzetgarantie, als bedoeld in artikel 12, sub d, van de OLW, zodat de overlevering moet worden toegestaan. Voor het geval de rechtbank daar anders over oordeelt, kan zij gebruik maken van haar bevoegdheid om af te zien van de uit artikel 12 OLW voortvloeiende weigeringsgrond nu de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon in de Roemeense procedure niet zijn geschonden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot dat vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
  • (i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis; en
  • (ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende EAB.
In het EAB staat daarover het volgende vermeld:
‘3.4. [X] was not served with the decision however:
- the person will be personally served with this decision without delay after the surrender; and
- the moment the decision is served, the person will expressly be informed on the right
to retrial or appeal de novo, within which he or she is entitled to be present and which allows the situation of the case, including new evidence, be reexamined and which may result in cancellation of the original decision; and
- the person will be informed on the time limit to request retrial of the case or appeal de novo, which is of 30 days.’
In de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 17 november 2022 wordt, in antwoord op de vraag of de opgeëiste persoon een onvoorwaardelijk recht heeft op een verzetprocedure of hoger beroep, verwezen naar artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering. Daarin staat - kort gezegd - dat de opgeëiste persoon om heropening van zijn strafzaak kan verzoeken wanneer sprake is van een veroordeling bij verstek.
De rechtbank is ambtshalve bekend met de inhoud van lid 2 van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering. Daaruit volgt dat van een veroordeling bij verstek sprake is als – kort gezegd – de verdachte niet is gedagvaard en niet op een formele wijze van de terechtzitting op de hoogte is gebracht. In de aanvullende informatie staat echter ook vermeld dat de opgeëiste persoon conform de wettelijke regeling is gedagvaard. Om die reden staat niet vast dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk in aanmerking komt voor een heropening van zijn strafzaak. De rechtbank stelt daarom vast dat
geensprake is van een onvoorwaardelijk recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep zoals bedoeld in artikel 12, sub d, OLW. De rechtbank ziet dus geen aanleiding om de zaak aan te houden om aan de uitvaardigende justitiële autoriteit nadere vragen te stellen over de verzetgarantie.
Gelet op het voorgaande, kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering op grond van dit artikel te weigeren, omdat overlevering naar haar oordeel geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert.
Uit het EAB en de aanvullende informatie van 17 en 21 november 2022 volgt dat er destijds bij de rechtbank in Roemenië op verschillende data zittingen hebben plaatsgevonden. De opgeëiste persoon was niet aanwezig bij die zittingen, maar de oproepen voor de zittingen zijn gestuurd naar zijn huisadres. Verder heeft de opgeëiste persoon op 12 januari 2017 van de officier van justitie een zogenaamde ‘adresinstructie’ ontvangen. Daarin is hij gewezen op zijn verplichting om adreswijzigingen door te geven en op de consequentie indien hij daaraan niet zou voldoen, te weten dat rechtsgeldige betekening kan plaatsvinden aan het laatst bekende adres. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij sinds 2018 in Nederland woont. Niet gebleken is dat hij vervolgens een adreswijziging heeft doorgegeven aan de Roemeense autoriteiten. De rechtbank is van oordeel dat de opgeëiste persoon onder deze omstandigheden op zijn minst genomen kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot de ontvangst van eventuele oproepingen, zo hij al niet (stilzwijgend) afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen op het proces. Zijn overlevering houdt daarom geen schending van zijn verdedigingsrechten in. De rechtbank ziet hierin aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. De rechtbank verwerpt het verweer.

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
poging tot zware mishandeling

5.Detentieomstandigheden in Roemenië

De rechtbank heeft in eerdere zaken al geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemeense gevangenissen, waaronder met name de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest).
Het meest recente rapport van
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: de CPT) van 14 april 2022 naar aanleiding van een bezoek aan penitentiaire inrichtingen in Roemenië van 10 tot 21 mei 2021 (CPT/Inf (2022)06), brengt geen verandering in het eerder door de rechtbank aangenomen algemene gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling zoals hiervoor genoemd.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 16 november 2022 ten behoeve van de opgeëiste persoon een detentiegarantie verstrekt, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
‘(…)
lf the person deprived of liberty is surrendered to the Romanian authorities in the Henri Coanda Bucharest Airport, he will be initially taken to the Bucharest-Rahova Penitentiary for a 21-day quarantine period, in a room where he will be granted a minimum 3 square-meter space.
(…)
After the end of the quarantine period, the National Administration of Penitentiaries establishes the penitentiary where the detainee is to serve execute his/her custodial sentence, seeking that the said facility should be located as close as possible to the domicile of the convicted person, and taking into account the sentence-execution regime.
(…)
Considering the length of the sentence, initially the detainee in question will most likely serve his custodial sentence in open detention regime. At the same time, considering his domicile, he will most likely serve his sentence in the Iasi Penitentiary.
(..)
Considering the perspective of the implementation of the measures contained in the "Action Plan for the period 2020 - 2025, elaborated for the execution of the pilot­decision Rezmives and others v. Romania, as well as the judgments rendered in the group of cases Bragadireanu v. Romania" as well as the number of detainees currently detained in facilities of the National Administration of Penitentiaries, following the criminal policies adopted by the Romanian state, the National Administration of Penitentiaries guarantees the provision of a minimum individual space of 3 sqm throughout the execution of the sentence, including the bed and the related furniture, without including the space for the bathroom.’
Uit deze garantie blijkt dat de opgeëiste persoon de beschikking zal hebben over een individuele celruimte van minimaal 3 m2, daarbij de sanitaire voorzieningen niet inbegrepen. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er, gelet op de verstrekte garantie, geen reëel gevaar dat de opgeëiste persoon in de detentie-instelling in Roemenië waar hij naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, onderworpen zal worden aan een onmenselijke of vernederende behandeling. Daarmee is het gevaar voor schending van artikel 4 van het Handvest voor de opgeëiste persoon weggenomen.
Gelet op het voorgaande staat artikel 11 OLW niet in de weg aan het toestaan van de overlevering van de opgeëiste persoon.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 van de Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Bârlad Court(Roemenië) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 21 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.