ECLI:NL:RBAMS:2022:8479

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
13/086050-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige, overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1980, werd ervan beschuldigd in de periode van 24 tot 25 juni 2016 in Amsterdam seksueel binnengedrongen te zijn bij een slachtoffer dat op dat moment 14 jaar oud was. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 15 december 2022 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. M.E. Woudman, de vordering heeft gedaan en de verdediging door mr. J.T.E. Vis werd bijgestaan.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuige als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat deze verklaringen onbetrouwbaar waren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op 25 juni 2016 ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het seksueel binnendringen van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 juni 2016 in de woning aanwezig was en dat het slachtoffer daar ook was. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de tenlastelegging van medeplegen, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij op 24 juni 2016 aanwezig was.

De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en de eis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 24 maanden had gevorderd, in het licht van de schending van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte gematigd. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 dagen en een taakstraf van 240 uren, met inachtneming van de tijd die hij in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/086050-20
Datum uitspraak: 29 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortdag] 1980,
wonende op het adres [straatnaam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.E. Woudman en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.T.E. Vis naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij in de periode van 24 juni 2016 tot en met 25 juni 2016 in Amsterdam samen met een ander of anderen, of alleen, ontucht heeft gepleegd, bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam [slachtoffer] , die op dat moment de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte het lichaam van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) seksueel is binnengedrongen. De officier van justitie heeft verwezen naar de verklaringen van [slachtoffer] en getuige [getuige] . Daarnaast draagt bij aan de bewezenverklaring dat [slachtoffer] heeft verklaard dat de neus van [verdachte] tijdens de seks begon te bloeden en dat [verdachte] dit ook schrijft in de berichten die hij heeft verstuurd naar medeverdachte [medeverdachte] .
De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het medeplegen niet worden bewezen en dat verdachte hiervan partieel moet worden vrijgesproken.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat niet buiten redelijke twijfel uit de bewijsmiddelen kan volgen dat verdachte seksuele handelingen heeft verricht met [slachtoffer] . De verklaringen van [slachtoffer] zijn onbetrouwbaar nu deze zowel innerlijk als onderling tegenstrijdig zijn en het dossier informatie bevat die een duidelijke contra-indicatie vormt voor de betrouwbaarheid van [slachtoffer] . Het dossier bevat bovendien onvoldoende steunbewijs. Ook de verklaringen van [getuige] zijn onvoldoende betrouwbaar. Deze verklaringen zijn onverenigbaar met die van [slachtoffer] en uit het dossier blijkt dat [getuige] wrok koestert tegen verdachte waardoor hij een duidelijk motief heeft om niet de waarheid te spreken. Verdachte heeft vanaf het begin af aan verklaard dat hij geen seks met [slachtoffer] heeft gehad. Dit wordt ondersteund door andere verklaringen en de verdere inhoud van het dossier. Verder kan op basis van de bewijsmiddelen niet worden vastgesteld dat het feit op 24 of 25 juni 2016 heeft plaatsgevonden. Ook het bewijs voor medeplegen is ontoereikend.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen zoals vervat in bijlage II van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 24 juni 2016 wilde [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] , na school niet naar huis. Op het metrostation [metrohalte] ontmoette zij een man, medeverdachte [medeverdachte] , waarna zij samen naar zijn huis op het adres [straatnaam 2] in Amsterdam zijn gegaan. Medeverdachte [medeverdachte] en verdachte woonden samen op het adres [straatnaam 2] . Verdachte was op 24 juni 2016 niet thuis omdat hij op dat moment geopereerd werd aan zijn neus. De volgende dag, op 25 juni 2016, is verdachte door een vriend thuis gebracht en trof hij [slachtoffer] slapend aan op de bank.
[slachtoffer] heeft verklaard dat toen zij wakker werd, de man waarvan het huis echt was, thuis was gekomen. Zij is vervolgens bij die man blijven slapen in de kamer en heeft daar seks met hem gehad. Dit was zonder condoom. [slachtoffer] voelde zich niet op haar gemak bij deze man omdat hij net een operatie aan zijn neus had gehad. Hij zat nog in het verband. Tijdens de seks begon zijn neus te bloeden.
Op het moment dat verdachte seks had met [slachtoffer] , was ook getuige [getuige] in de woning aanwezig. [getuige] stond op het balkon toen hij een meisje hoorde vanuit de woning. Toen hij ging kijken, zag hij dat verdachte seks had met een meisje. Daarnaast heeft [getuige] verklaard dat verdachte aan hem heeft verteld dat hij seks heeft gehad met “een meisje” zonder condoom, waardoor hij bang was dat hij hierdoor in de problemen zou komen.
In de telefoon van verdachte is een aantal WhatsApp-berichten gevonden tussen hem en zijn medeverdachte [medeverdachte] waaruit volgt dat er een meisje in huis was. Uit de berichten blijkt dat dit ging om [slachtoffer] . [medeverdachte] stuurde namelijk dat het meisje wordt gezocht door de politie en vervolgens een foto van [slachtoffer] . Verder heeft [medeverdachte] op 30 juni 2016 naar de verdachte via WhatsApp het bericht verstuurd “
gaat lekker deze dagen met die meiden he”, waarop verdachte middels een spraakmemo reageerde met: “
Hahaha, ja nee voor, gaat lekker inderdaad. Maar die neus is fucked up man. Sinds ik heb die die operatie achter de rug alleen maar meiden. Da's slecht voor mijn neus. Iedere keer als ik pompt dan, dan begint doorbloeden en pijn doen en zo. Het is dus eigenlijk heel slecht voor mijn neus, neuken en zo.” [medeverdachte] reageerde daarop met het bericht: “
zo zie je dat die neus niks uit maakt”.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft ontkend dat hij seks heeft gehad met [slachtoffer] . Ook heeft hij verklaard dat hij de dagen na zijn neusoperatie op 24 juni 2016 überhaupt geen seks heeft gehad omdat hij hier toen niet toe in staat was.
Overwegingen en conclusies ten aanzien van het bewijs
De rechtbank zal in deze zaak allereerst moeten beoordelen of kan worden bewezen dat verdachte seks heeft gehad met [slachtoffer] . De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hier geen bewijs voor is omdat niet kan worden uitgegaan van de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] . Deze verklaringen zijn volgens de raadsman onbetrouwbaar. De rechtbank ziet echter geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van getuige [slachtoffer] en [getuige] en de bruikbaarheid daarvan voor het bewijs. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[slachtoffer] heeft vanaf het begin gedetailleerd en consistent verklaard over wat zich heeft voorgedaan. Dat [slachtoffer] met betrekking tot bepaalde details of de volgorde waarin de verschillende handelingen hebben plaatsgevonden anders heeft verklaard tijdens de verschillende verhoren, maken haar verklaringen naar het oordeel van de rechtbank niet onbetrouwbaar. De rechtbank vindt het in dit kader verder nog van belang dat [slachtoffer] (destijds) heeft verklaard dat zij heeft ingestemd met de seks en dat zij dat wat er op dat moment gebeurd is, leuk vond. Ook vond zij dat de man waarmee zij seks heeft gehad geen straf verdient. De rechtbank ziet niet in waarom zij – nu zij de seks naar haar eigen verklaring leuk vond – een verhaal hierover met dermate veel details zou verzinnen.
De verklaring van [slachtoffer] wordt bovendien ondersteund door de verklaringen van [getuige] . [getuige] kent verdachte van vroeger en was op het moment dat verdachte seks had met [slachtoffer] aanwezig in de woning van verdachte. Dat [getuige] en verdachte mogelijk problemen met elkaar hebben en dat [getuige] gelet daarop een reden zou kunnen hebben om verdachte in een kwaad daglicht te zetten, maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat zijn verklaringen daarmee onbetrouwbaar zijn. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat bepaalde details in zijn verklaringen niet geheel overeen komen. Zijn verklaringen zijn namelijk afgelegd op tijdstippen gelegen ruim na 25 juni 2016. In de kern heeft [getuige] meermalen verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte seks had met [slachtoffer] . De verklaring van [getuige] wint bovendien aan betrouwbaarheid omdat deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer] op het punt waarop [getuige] heeft verklaard dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij seks met het meisje heeft gehad zonder condoom.
Concluderend ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] . De rechtbank zal deze verklaringen dan ook voor het bewijs gebruiken.
De rechtbank overweegt bovendien nog het volgende. Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij in de dagen na zijn operatie geen seks kon hebben omdat hij hiertoe niet in staat was. Naar het oordeel van de rechtbank is deze verklaring ongeloofwaardig. De verklaring staat namelijk niet alleen haaks op wat [slachtoffer] en [getuige] hebben verklaard, maar ook op het bericht dat verdachte zelf op 30 juni 2016 heeft verstuurd naar de medeverdachte, namelijk dat er sinds die neus alleen maar meiden zijn en dat neuken slecht is voor zijn neus omdat het dan telkens begint te bloeden. Hoewel dit niet expliciet ziet op de datum van het ten laste gelegde feit, stond zijn toestand destijds er kennelijk niet aan in de weg om seks te hebben. De rechtbank vindt de verklaring van verdachte dat hij de dagen na zijn operatie geen seks kon hebben dan ook ongeloofwaardig.
Seksuele handelingen
Met de officier van justitie – en anders dan de raadsman – is de rechtbank gezien het voorgaande van oordeel dat is bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen met [slachtoffer] heeft gepleegd, die er mede uit bestonden dat hij seksueel is binnengedrongen bij [slachtoffer] . Zij heeft meerdere malen verklaard dat zij seks met verdachte heeft gehad en verklaart daarover specifiek dat verdachte zijn penis (zonder condoom) in haar vagina heeft gebracht. De verklaring van [slachtoffer] vindt bovendien steun in de verklaring van getuige [getuige] . Hij heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte en [slachtoffer] seks met elkaar hadden.
Datum
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 25 juni 2016 seks heeft gehad met [slachtoffer] gelet op de verklaring van [slachtoffer] . Bovendien blijkt ook uit de WhatsApp-berichten tussen verdachte en zijn medeverdachte dat verdachte op 25 juni 2016 in zijn woning was en [slachtoffer] op dat moment in huis was.
Partiële vrijspraak
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte op 24 juni 2016 aanwezig is geweest in de woning. Verdachte kwam namelijk pas op 25 juni 2016 in de woning omdat hij op 24 juni 2016 is geopereerd aan zijn neus. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat verdachte op 24 juni 2016 seks heeft gehad met [slachtoffer] . Bovendien acht de rechtbank, met de officier van justitie en raadsman, niet bewezen dat verdachte samen met een ander seks heeft gehad met [slachtoffer] , zodat ook van het tenlastegelegde medeplegen vrijspraak volgt.
Conclusie
Op grond van de bewijsmiddelen en gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden verklaard, dat verdachte op 25 juni 2016 ontuchtige handelingen heeft verricht bij [slachtoffer] , die op dat moment 14 jaar oud was, bestaande uit het seksueel binnendringen van [slachtoffer] .

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 25 juni 2016 te Amsterdam, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] , die toen de
leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (mede) bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, zijn penis in de vagina van die
[slachtoffer] gebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden op te leggen.
7.2
Strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. Een andere strafmodaliteit is passender gelet op de schending van de redelijke termijn, het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor vergelijkbare verdenkingen en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is onlangs een behandeling gestart bij [instantie] die goed is verlopen. Bovendien is verdachte kostwinner van het gezin en heeft hij een eigen huurwoning op zijn eigen naam. Gelet op het feit dat zijn vrouw als vluchtelinge uit Iran in een naturalisatieprocedure zit en zij het huurcontract niet (mede) op haar naam mag zetten, zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf betekenen dat zijn gezin naar een AZC zal moeten. Verder volgt uit het reclasseringsadvies dat de kans op herhaling laag is en dat verdachte geen deviante seksuele voorkeuren heeft.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht door seks te hebben met de destijds 14-jarige [slachtoffer] zonder condoom. Verdachte was op dat moment 36 jaar, wat betekent dat er een groot leeftijdsverschil zat tussen hem en [slachtoffer] . Door de wetgever is de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen jonger dan 16 jaar uitdrukkelijk beschermd, onder meer omdat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en dat zij worden geacht niet zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen inschatten. Ontuchtige handelingen, van welke aard en intensiteit en onder welke omstandigheden ook, vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft door zijn handelswijze naar het oordeel van de rechtbank de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] in ernstige mate aangetast. Dat de seks naar de verklaring van [slachtoffer] niet tegen haar wil in is gebeurd, maakt voor de strafwaardigheid van zijn handelen niet uit. Verdachte heeft uitsluitend oog gehad voor zijn eigen belang en de bevrediging van zijn eigen behoeften. Verder heeft verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en ontkent seks met [slachtoffer] te hebben gehad.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 3 november 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor (zeden)feiten die aanleiding geven tot strafverhoging.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 5 december 2022 waarin – kort samengevat – staat dat uit het onderzoek van de reclassering geen problemen bij verdachte naar voren komen die in verband kunnen worden gebracht met het delict. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden omdat interventies en/of toezicht niet nodig zijn.
De rechtbank houdt verder in strafverminderende zin rekening met de omstandigheid dat de redelijke termijn, zoals vermeldt in artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is geschonden. De rechtbank stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen twee jaren nadat de termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden zoals bijvoorbeeld de ingewikkeldheid van de zaak. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
De rechtbank overweegt dat verdachte in augustus 2016 is aangehouden en pas in november 2022 is gedagvaard door de officier van justitie. Op 29 december 2022 wordt vonnis gewezen. Dit betekent dat de redelijke termijn met 4,5 jaar is geschonden. Van bijzondere omstandigheden die een overschrijding van zo een lange duur rechtvaardigen, is in het onderhavige geval niet gebleken. De rechtbank is van oordeel dat deze dermate grove overschrijding, mede gelet op de ernst en de gevoeligheid van het bewezenverklaarde feit, zeer ongewenst is en eigenlijk niet uit te leggen valt.
De eis van de officier van justitie is in het licht van de ernst van de feiten te begrijpen, maar gelet op de grove overschrijding van de redelijke termijn is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor verdachte niet langer redelijk is mede gelet op de andere hiervoor genoemde omstandigheden. Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 3 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht en daarbij een taakstraf van 240 uren noodzakelijk en passend is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22b, 22c, 22d, 63, 245 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. A.A.B. Fransen en A.M. Rus, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 december 2022.
[....]
[....]