ECLI:NL:RBAMS:2022:8478

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
13/250158-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 6 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de District Court in Krakow, Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 3 oktober 2022 en de behandeling vond plaats op 22 november 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1972 in Polen, was gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist was en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin werd verzocht om de overlevering voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van vier jaar, waarvan nog drie jaren, drie maanden en drie dagen resteerden. Daarnaast werd er een verzoek gedaan voor de tenuitvoerlegging van 150 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij de processen die tot de veroordelingen hebben geleid, maar dat hij op de hoogte was van de procedures en een advocaat had gemachtigd om zijn verdediging te voeren.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden waren op basis van de Overleveringswet en dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 van deze wet. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter, mr. M.E.M. James-Pater, en de rechters mrs. J.A.A.G. de Vries en D.A. Segbedzi, in aanwezigheid van griffier mr. F.A. Potters. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/250158-22
RK nummer: 22/4378
Datum uitspraak: 6 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 oktober 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 november 2020 door de
District Court in Krakow(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1972,
verblijfadres: [adres opgeëiste persoon] ,
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Poolse taal. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgement issued by the District Court in Krakow on 21 december 2017, upheld by the Appellate Court in Krakow on 23 oktober 2018.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog drie jaren, drie maanden en drie dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis/arrest.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft op 24 oktober 2022 een tweede EAB toegezonden, dat blijkens de inhoud daarvan moet worden gezien als een aanvulling op het onderhavige EAB. Het betreft de tenuitvoerlegging van hetzelfde vonnis/arrest en ziet op hetzelfde feit als vermeld in het onderhavige EAB. Naast de hierboven vermelde straf, wordt in de aanvulling de overlevering verzocht voor de tenuitvoerlegging van 150 dagen vervangende hechtenis (in plaats van een onbetaalde boete). Deze boete is aanvankelijk opgelegd bij het hiervoor vermelde vonnis/arrest, waarbij is bepaald dat deze bij niet-betaling zal worden vervangen door een gevangenisstraf van 150 dagen. Blijkens de aanvulling is op 3 september 2019 een beslissing genomen tot tenuitvoerlegging van die vervangende gevangenisstraf van 150 dagen.
De rechtbank gaat er derhalve van uit dat de overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van vier jaar (waarvan resteert drie jaren, drie maanden, drie dagen) alsmede van honderdvijftig dagen.
Voormeld vonnis/arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis/arrest terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissingen heeft geleid. Uit het EAB en de aanvullende informatie van 16 november 2022 blijkt niet of in hoger beroep definitief uitspraak is gedaan over de schuld en de straf, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [1] Daarom zal de rechtbank zekerheidshalve zowel de procedure in eerste aanleg als de procedure in hoger beroep toetsen aan artikel 12 OLW.
De beslissing tot uitvoering van de vervangende gevangenisstraf van 150 dagen valt niet onder de reikwijdte van artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ - en dus niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW - nu bij deze beslissing niet de aard en de maat van de eerder uitgesproken straf is gewijzigd. [2]
Procedure in eerste aanleg
Uit het EAB en de aanvullende informatie van 16 november 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij (alle zittingen van) het proces dat tot het vonnis heeft geleid, maar dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces en een advocaat heeft gemachtigd om zijn verdediging te voeren en dat die advocaat ook zijn verdediging heeft gevoerd tijdens het proces. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing.
Procedure in hoger beroep
Uit het EAB en de aanvullende informatie van 16 november 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat het arrest heeft geleid, maar dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces en een advocaat heeft gemachtigd om zijn verdediging te voeren en dat die advocaat ook zijn verdediging heeft gevoerd tijdens de zitting. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummers 1 en 18, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
gewapende of georganiseerde diefstal
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Krakow(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst naar HvJ EU 10 augustus 2017, C-270/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:628 (Tupikas).
2.HvJ EU 22 december 2017, C-571/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:1026 (Ardic), punt 77).