In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 29 november 2022, wordt een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) behandeld, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de District Court in Koszalin, Polen, op 14 februari 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1990 in Polen, wordt gezocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van zes maanden, opgelegd bij een vonnis van 27 februari 2020. Tijdens de openbare zitting op 22 november 2022 is de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, en een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de informatie in het EAB geverifieerd. De raadsman heeft betoogd dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de zitting die leidde tot het vonnis, maar de rechtbank oordeelt dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de informatie in het EAB en verwerpt het verweer van de raadsman. Tevens wordt vastgesteld dat de dubbele strafbaarheid is gewaarborgd, aangezien het feit naar Nederlands recht oplichting oplevert.
De rechtbank heeft besloten het onderzoek in deze zaak te heropenen en te schorsen, zodat deze zaak gelijktijdig kan worden behandeld met twee andere overleveringszaken. De zaak moet medio december 2022 opnieuw op zitting worden gebracht, met tijdige kennisgeving aan de raadsman en de oproeping van een tolk. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.