ECLI:NL:RBAMS:2022:8473

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
13/048134-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees Aanhoudingsbevel van Polen met betrekking tot opgeëiste persoon

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 29 november 2022, wordt een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) behandeld, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de District Court in Koszalin, Polen, op 14 februari 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1990 in Polen, wordt gezocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van zes maanden, opgelegd bij een vonnis van 27 februari 2020. Tijdens de openbare zitting op 22 november 2022 is de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de informatie in het EAB geverifieerd. De raadsman heeft betoogd dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de zitting die leidde tot het vonnis, maar de rechtbank oordeelt dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de informatie in het EAB en verwerpt het verweer van de raadsman. Tevens wordt vastgesteld dat de dubbele strafbaarheid is gewaarborgd, aangezien het feit naar Nederlands recht oplichting oplevert.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek in deze zaak te heropenen en te schorsen, zodat deze zaak gelijktijdig kan worden behandeld met twee andere overleveringszaken. De zaak moet medio december 2022 opnieuw op zitting worden gebracht, met tijdige kennisgeving aan de raadsman en de oproeping van een tolk. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/048134-22 (EAB II)
RK nummer: 22/4469
Datum tussenuitspraak: 29 november 2022
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 oktober 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 februari 2022 door
the District Court In Koszalin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat te Breda en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable judgment van the Local Court in Koszalinvan 27 februari 2020, referentienummer II K 1488/19.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon dient de straf nog geheel te ondergaan. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon – in tegenstelling tot de informatie in het EAB – niet aanwezig is geweest bij het proces dat tot voormeld vonnis heeft geleid. De opgeëiste persoon ontkent zijn aanwezigheid ter zitting ten stelligste. Hij was niet op de hoogte van de zitting en heeft geen oproep ontvangen. Daarnaast heeft de Poolse advocaat van de opgeëiste persoon aangegeven dat er eerst een voorwaardelijke straf is opgelegd. Er dient navraag te worden gedaan of er in Polen beoordelingsruimte is geweest bij de beslissing tot tenuitvoerlegging van die eerder voorwaardelijk opgelegde straf.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is. De rechtbank dient uit te gaan van de informatie die in het EAB is vermeld waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Er is daarnaast geen indicatie of informatie dat er eerst een voorwaardelijke straf is opgelegd, waarvan later de tenuitvoerlegging is bevolen. Voor zover daar wel sprake van is, valt die procedure niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (
Ardic).
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het EAB vast dat de opgeëiste persoon bij vonnis van 27 februari 2020 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Bij de behandeling ter terechtzitting die tot dat vonnis heeft geleid was hij in persoon aanwezig.
De rechtbank gaat op grond van het vertrouwensbeginsel uit van de juistheid van de in het EAB vermelde informatie, te weten dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing. De rechtbank verwerpt het verweer.
Van een beslissing tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf is op geen enkele wijze gebleken. De raadsman heeft ook geen stukken ter onderbouwing daarvan aangeleverd. Daarbij komt dat een dergelijke procedure niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt. De rechtbank ziet geen aanleiding om hierover nadere vragen te stellen en verwerpt het verweer.

4.Strafbaarheid: waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
oplichting
5. Heropening van het onderzoek in andere, de opgeëiste persoon betreffende, overleveringszaak
Bij tussenuitspraak van 29 november 2022 heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak met parketnummer 13/192994-22 (EAB I) heropend, omdat de rechtbank het noodzakelijk acht dat er nadere informatie wordt opgevraagd bij de uitvaardigende justitiële autoriteit.
De rechtbank acht het wenselijk dat de drie verschillende overleveringszaken met parketnummers 13/192994-22 (EAB I), 13/048134-22 (EAB II) en 13/193018-22 (EAB III), waarin wordt verzocht om overlevering van de opgeëiste persoon, tegelijkertijd worden behandeld en dat de uitspraken op één datum plaatsvinden. Om die reden zal de rechtbank het onderzoek in onderhavige zaak eveneens heropenen en schorsen.

6.Beslissing

HEROPENT en SCHORSThet onderzoek ter zitting
voor onbepaalde tijd- met dien verstande dat de zaak medio december 2022 opnieuw op zitting moet worden gebracht (in ieder geval minimaal twee weken voor het verstrijken van de beslistermijn op 2 januari 2023) – teneinde deze zaak gezamenlijk te behandelen en te beslissen met de zaak met parketnummer 13/192994-22 (EAB I);
BEPAALTdat de onderhavige zaak gelijktijdig zal worden behandeld met de zaken met parketnummers 13/192994-22 (EAB I) en 13/193018-22 (EAB III);
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen voornoemde nader te bepalen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 29 november 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.