ECLI:NL:RBAMS:2022:8472

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
13/192994-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees Aanhoudingsbevel van Polen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 29 november 2022, wordt een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) behandeld, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Warschau Regionale Hof op 11 juli 2022. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1990, is gezocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van één jaar en vijfentwintig dagen, opgelegd bij een vonnis van 27 maart 2015. Tijdens de openbare zitting op 22 november 2022 is de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en is hij bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met dertig dagen verlengd, omdat zij meer tijd nodig heeft om te beslissen over de verzochte overlevering. De raadsman heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de zitting die leidde tot het vonnis in Polen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen van de in artikel 12 OLW genoemde omstandigheden zich hebben voorgedaan en dat er geen garantie is verstrekt. De rechtbank concludeert dat de overlevering op basis van artikel 12 OLW moet worden geweigerd, maar heeft onvoldoende informatie om te beoordelen of zij van deze bevoegdheid kan afzien.

De rechtbank heeft daarom besloten het onderzoek ter zitting te heropenen en te schorsen voor onbepaalde tijd, met de instructie om de zaak medio december 2022 opnieuw aan te brengen. Tevens is bevolen de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk in de Poolse taal te regelen voor een nader te bepalen datum.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/192994-22 (EAB I)
RK nummer: 22/4445
Datum tussenuitspraak: 29 november 2022
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 oktober 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 juli 2022 door
the Warsaw Regional Court(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat te Breda en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgment by the District Court of Pruszkówvan 27 maart 2015, referentienummer II K 73/15.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en vijfentwintig dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon dient de straf nog geheel te ondergaan. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De raadsman heeft primair betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd. De opgeëiste persoon was niet aanwezig op de zitting die tot dit vonnis heeft geleid, terwijl ook geen sprake is van één van de in artikel 12 onder a tot en met d OLW genoemde omstandigheden. De oproep voor de zitting is naar een adres gestuurd, maar onbekend is naar welk adres. De opgeëiste persoon stelt in die periode geen adres in Polen te hebben gehad. Het is onduidelijk door wie de oproep is opgehaald, in ieder geval niet door hemzelf. De opgeëiste persoon heeft niet geprobeerd zich aan het proces of aan de betekening van stukken te onttrekken. Subsidiair heeft de raadsman verzocht op dit punt aanvullende vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, sub a, OLW zich heeft voorgedaan in deze zaak, zodat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.
Oordeel van de rechtbank
Het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. De rechtbank stelt verder vast dat het vonnis is gewezen zonder dat zich één van de omstandigheden als bedoeld in artikel 12, sub b en c, OLW heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat ook de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, sub a, OLW zich niet voordoet. In onderdeel d) van het EAB is het volgende vermeld:

the person was not summoned in person but by other means actually received official information of the scheduled date and place of the trial which resulted in the decision, in such a manner that it was unequivocally established that he or she was aware of the scheduled trial and was informed that a decision may be handed down if he or she does not appear for the trial. Correspondence for the convict, with information on the date of the trial, was sent to his residence address, and collected by an authorised person”.
Uit de hierboven weergegeven informatie volgt niet dat de ‘
authorised person’ de oproep voor de zitting daadwerkelijk aan de opgeëiste persoon heeft overhandigd. Ook overigens zijn geen feitelijke elementen vermeld op basis waarvan de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft geconstateerd dat de opgeëiste persoon de informatie over onder meer het tijdstip en de plaats van zijn proces daadwerkelijk officieel heeft ontvangen. [1]
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd. De rechtbank beschikt echter over onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen of zij van deze bevoegdheid af kan zien.
De rechtbank ziet dan ook aanleiding om de volgende vragen te (laten) stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
- Is de opgeëiste persoon verhoord ten aanzien van het feit dan wel op enig ander moment in het vooronderzoek op de hoogte gesteld dat er een strafprocedure tegen hem was begonnen?
- Welk(e) adres(sen) heeft de opgeëiste persoon tijdens dan wel na zijn verhoor opgegeven?
- Naar welk(e) adres(sen) en op welke datum is de oproep aan de opgeëiste persoon verstuurd?
- Is de opgeëiste persoon geïnstrueerd over zijn rechten en plichten waaronder de verplichting om adreswijzigingen door te geven, waarbij uitgelegd is welke juridische gevolgen het verzuim van deze plicht met zich meebrengt?

5.Beslissing

HEROPENT en SCHORSThet onderzoek ter zitting
voor onbepaalde tijd- met dien verstande dat de zaak medio december 2022 opnieuw op zitting moet worden aangebracht (althans
in ieder geval twee weken voor het verstrijken van de beslistermijn op 2 januari 2023) - om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder 4. geformuleerde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen voornoemde nader te bepalen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 29 november 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.HvJ EU 24 mei 2016, ECLI:EU:C:2016:346,