ECLI:NL:RBAMS:2022:8466

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
C/13/710766 / HA ZA 21-1044
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens tekortkomingen in de uitvoering van een aannemingsovereenkomst

In deze zaak vorderden eisers, twee besloten vennootschappen, schadevergoeding van Zinklook B.V. en Zinklook Levering en Montage B.V. wegens tekortkomingen in de uitvoering van een aannemingsovereenkomst voor het leveren en monteren van dak- en gevelbeplating aan hun woning. De rechtbank Amsterdam heeft op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarbij de eisers stelden dat Zinklook niet voldeed aan de overeenkomst en dat er gebreken waren in het geleverde werk. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tot stand was gekomen tussen eisers en Zinklook, en dat Zinklook tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomst. De rechtbank heeft geoordeeld dat Zinklook gehouden is de schade die eisers hebben geleden als gevolg van het niet (goed) uitvoeren van de werkzaamheden te vergoeden. De hoogte van de schadevergoeding is vastgesteld op € 22.990, inclusief btw, en de rechtbank heeft Zinklook veroordeeld tot betaling van dit bedrag, evenals andere kosten zoals buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers tegen Zinklook Levering en Montage B.V. afgewezen, omdat er onvoldoende grond was voor vereenzelviging met Zinklook. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/710766 / HA ZA 21-1044
Vonnis van 5 oktober 2022
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. F.A.J.H. de Lugt te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZINKLOOK B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZINKLOOK LEVERING EN MONTAGE B.V.,
gevestigd te Lijnden,
gedaagden,
advocaat mr. J.W. Ebbink te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiser 1] en [eiser 2] (samen: [eisers] ) en Zinklook en ZLM (samen: Zinklook c.s.) worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 23 maart 2022, met daarin genoemde stukken;
  • het tussenvonnis van 20 april 2022 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 19 juli 2022, met de daarin genoemde stukken;
  • de brief van [eisers] van 29 juli 2020 met opmerkingen op het proces-verbaal;
  • de brief van Zinklook c.s. van 1 augustus 2020 met opmerkingen op het proces-verbaal;
  • akte uitlating producties tevens akte uitlating wijziging eis aan de zijde van Zinklook c.s.;
  • brief van [eisers] van 15 augustus 2022, waarbij [eisers] bezwaar maakt tegen de akte;
  • reactie van Zinklook c.s. van 16 augustus 2022 op voornoemde brief.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] is eigenaar van de woning aan de [adres] (hierna: de woning).
2.2.
Op 27 mei 2020 heeft Zinklook een offerte uitgebracht ter hoogte van € 26.620, - (inclusief btw) voor het leveren en monteren van dak- en gevelbeplating aan de woning. Deze offerte is door [eiser 1] en/of [eiser 2] geaccepteerd. Vanaf juni 2020 heeft Zinklook werkzaamheden aan de woning verricht.
2.3.
Op 8 juni en 8 juli 2020 heeft [eisers] twee facturen van Zinklook ontvangen ter hoogte van respectievelijk € 15.972, - en € 9.317, -. Onderaan beide facturen staat het verzoek om het bedrag over te maken op een rekeningnummer van ZLM. [eisers] heeft de voornoemde facturen betaald overeenkomstig de betalingsgegevens op de factuur.
2.4.
Per e-mail en Whatsapp-bericht van 6 augustus 2020 heeft [eisers] – voor zover van belang – het volgende aan Zinklook bericht:
‘Zou je mij jullie planning kunnen geven wanneer jullie komen? Twee zaken te bespreken:
- afmaken werkzaamheden
- ik ben niet tevreden over het geleverde werk tot nu toe: de kopse kant: de platen vallen niet binnen het profiel en ze zijn krom (…)
De platen zijn niet overal strak tegen de wanden geplaatst. Ze zijn bochtig. De hoeken vh huis-zijn niet mooi afgewerkt. De profielen sluiten niet op elkaar aan. (…)
[naam 1] heeft mij overtuigd dat jullie kwaliteit opleveren dus ik ga ervan uit dat het
goed komt. (…)
Ik hoor het graag van jou.’
Op 14 augustus 2020 heeft [eisers] – voor zover van belang – het volgende aan Zinklook bericht:
‘Ik wil graag vandaag weten wanneer jullie komen. Wij komen zwaar in de problemen met de garantie.’
Op 2 september 2020 heeft [eisers] – voor zover van belang – het volgende aan Zinklook bericht:
‘Eind deze maand willen we over dus gevel moet af’
2.5.
Bij e-mail van 21 oktober 2020 heeft [eisers] aan Zinklook bericht dat zij geen gebruik wenst te maken van de profielen ten behoeve van het meerwerk en dat Zinklook deze weer op kan halen.
2.6.
Bij brief van 4 januari 2021 heeft de voormalig gemachtigde van [eisers] aan Zinklook bericht dat [eisers] zijn vordering tot nakoming omzet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. Bij e-mail van 15 januari 2021 heeft Zinklook gereageerd op voornoemde brief en betwist dat zij gehouden is tot het verrichten van herstel- en afbouwwerkzaamheden.
2.7.
[eisers] heeft deskundige BDA Dak- en Geveladvies B.V. (hierna: BDA) ingeschakeld om het werk te onderzoeken. Op 24 februari 2021 heeft BDA, in aanwezigheid van de heer [naam 2] die werkzaam is voor Zinklook, het werk geïnspecteerd. In haar rapport van 16 maart 2021 heeft BDA onder meer geadviseerd om de felsbanen, dakrandafdekkappen, de start- en randprofielen en de boeiborden te vervangen.
2.8.
Bij e-mail van 8 april 2021 heeft [eisers] het deskundigenrapport met Zinklook gedeeld en nogmaals verwezen naar de omzettingsverklaring. Bij e-mail van 12 mei 2021 heeft [eisers] bij Zinklook aangedrongen op betaling van een schadevergoeding ter hoogte van € 57.276,05 binnen vijf dagen. Daartoe heeft [eisers] onder meer een offerte van All-In-Fels overgelegd ter hoogte van € 49.914,25.
2.9.
Op 8 juni 2021 heeft [eisers] verlof gevraagd en verkregen om ten laste van Zinklook beslag te leggen. Op 21 oktober 2021 heeft [eisers] verlof verkregen om ten laste van ZLM beslag te leggen.
2.10.
Op 10 september 2021 heeft de advocaat van [eisers] een vaststellingsovereenkomst op naam van [eisers] en Zinklook opgesteld en aan Zinklook verstuurd. Zinklook heeft de vaststellingsovereenkomst ondertekend en [eisers] verzocht om deze op een aantal punten aan te passen, onder meer ten aanzien van de periode waarin Zinklook herstelwerkzaamheden zal uitvoeren en de daaraan verbonden boete. [eisers] heeft de vaststellingsovereenkomst niet ondertekend.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert na wijziging van eis – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
primair
I. voor recht verklaart dat Zinklook, en zo mogelijk ZLM, tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst;
II. Zinklook en ZLM hoofdelijk, dan wel Zinklook of ZLM afzonderlijk, veroordeelt tot betaling binnen vijf dagen na betekening van het vonnis van een bedrag van € 63.689,05 ter zake schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2020;
subsidiair
III. voor recht verklaart dat Zinklook en ZLM, dan wel ieder afzonderlijk, onrechtmatig jegens [eisers] hebben gehandeld;
IV. Zinklook en ZLM, dan wel Zinklook of ZLM afzonderlijk, veroordeelt tot betaling binnen vijf dagen na betekening van het vonnis van een bedrag van
€ 63.689,05 ter zake schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2020;
primair en subsidiair
V. Zinklook en ZLM hoofdelijk, dan wel Zinklook of ZLM afzonderlijk, veroordeelt tot betaling binnen vijf dagen na betekening van vonnis van € 1.950, - (exclusief btw) ter zake redelijke kosten verband houdende met de vaststelling van schade en aansprakelijkheid, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2020;
VI. Zinklook en ZLM hoofdelijk, dan wel Zinklook of ZLM afzonderlijk, veroordeelt tot betaling binnen vijf dagen na betekening van het vonnis van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.365, -, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het exploot tot aan de dag der algehele voldoening;
VII. Zinklook en ZLM hoofdelijk, dan wel Zinklook of ZLM afzonderlijk, veroordeelt tot betaling binnen vijf dagen na betekening van het vonnis van de beslagkosten ter hoogte van € 7.388,30, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het exploot tot aan de dag der algehele voldoening;
VIII. Zinklook en ZLM hoofdelijk, dan wel Zinklook of ZLM afzonderlijk, veroordeelt in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2.
[eisers] legt aan zijn vordering tegen Zinklook ten grondslag dat tussen hen een overeenkomst van aanneming van werk tot stand is gekomen ten behoeve van het dak en de gevels van de woning. Aan het werk kleven een aantal gebreken. Zinklook heeft deze gebreken – ook na een schriftelijke ingebrekestelling – niet hersteld. [eisers] heeft op 4 januari 2021 een onvoorwaardelijke omzettingsverklaring uitgebracht en maakt dan ook aanspraak op vervangende schadevergoeding.
Aan de vordering tegen ZLM heeft [eisers] primair ten grondslag gelegd dat ZLM – naast Zinklook – eveneens kan worden aangesproken tot betaling van vervangende schadevergoeding, omdat sprake is van vereenzelviging van Zinklook en ZLM. Subsidiair heeft [eisers] zich op het standpunt gesteld dat ZLM moet worden aangemerkt als een onderaannemer die door Zinklook is ingeschakeld. [eisers] kan ten aanzien van de gebreken aan het werk rechtstreeks ZLM aanspreken, aldus steeds [eisers] .
3.3.
Zinklook c.s. voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten.

4.De beoordeling

Tussen wie is de overeenkomst gesloten?

4.1.
De eerste vraag die beantwoord moet worden, is tussen wie de overeenkomst voor het leveren en monteren van dak- en gevelbeplating aan de woning tot stand is gekomen. Zinklook c.s. heeft als verweer gevoerd dat de overeenkomst enkel met [eiser 2] is gesloten en dat de vorderingen van [eiser 1] moeten worden afgewezen.
4.2.
Vast staat dat Zinklook de opdrachtbevestiging en de twee facturen aan ‘
Wanda en Roy [eiser 2]’ heeft verstuurd. Daaruit moet worden begrepen dat wordt gedoeld op [eiser 2] en [eiser 1] . Dat betekent dat het aanbod van Zinklook was gericht aan [eisers] en dat zij er – blijkens de facturen – ook vanuit is gegaan dat de overeenkomst met [eisers] tot stand is gekomen. Dat is ook waar [eisers] vanuit is gegaan en daar zal ook de rechtbank van uitgaan. Mogelijk heeft [eiser 2] als contactpersoon gefungeerd, maar dat doet aan het voorgaande niet af.
4.3.
De conclusie is dat de overeenkomst voor het leveren en monteren van dak- en gevelbeplating aan de woning is gesloten tussen [eiser 1] en [eiser 2] enerzijds en Zinklook anderzijds. Dat brengt met zich dat [eiser 1] en [eiser 2] Zinklook kunnen aanspreken uit hoofde van de overeenkomst.
Vereenzelviging ZLM en Zinklook?
4.4.
[eisers] heeft zich primair op het standpunt gesteld dat ZLM vereenzelvigd moet worden met Zinklook.
4.5.
In het geval van vereenzelviging dient voorbij te worden gegaan aan het identiteitsverschil tussen rechtspersonen, in die zin dat gedragingen van de één aan de ander worden toegerekend. Op grond van vaste jurisprudentie is er slechts onder uitzonderlijke omstandigheden sprake van vereenzelviging. [1] In het voorliggende geschil is geen sprake van dusdanig uitzonderlijke omstandigheden dat tot vereenzelviging geconcludeerd kan worden. Daartoe heeft [eisers] onvoldoende gesteld. Zinklook en ZLM hebben verschillende bestuurders en zijn op verschillende adressen gevestigd. Het enkele feit dat op de twee facturen van Zinklook aan [eisers] het bankrekeningnummer van ZLM staat vermeld en [eisers] vervolgens de factuur ook op dat rekeningnummer heeft voldaan, levert (op zichzelf noch in samenhang met de overige aangevoerde argumenten) niet een dergelijke bijzondere omstandigheid op. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat op de website (mogelijk) betaal- en/of contactgegevens van zowel Zinklook als ZLM staan vermeld. Voor zover [eisers] heeft aangevoerd dat Zinklook volledige zeggenschap heeft binnen ZLM, levert dat evenmin een dergelijke bijzondere omstandigheid op nu [eisers] heeft nagelaten om dit toe te lichten en uit de uittreksels van de Kamer van Koophandel blijkt dat Zinklook bestuurder noch aandeelhouder is van ZLM. De conclusie is dan ook dat Zinklook niet kan worden vereenzelvigd met ZLM zodat [eisers] ZLM niet kan aanspreken uit hoofde van de overeenkomst met Zinklook.
Onderaanneming
4.6.
Verder heeft [eisers] gesteld dat ZLM moet worden aangemerkt als een onderaannemer die door Zinklook is ingeschakeld om het werk aan het dak van de woning uit te voeren. Daartoe heeft [eisers] ter zitting aangevoerd dat tijdens het bespreken van de offerte de heer [naam 3] zou hebben gezegd dat de werkzaamheden door ZLM zouden worden uitgevoerd. Dat de werkzaamheden door ZLM zijn uitgevoerd blijkt evenwel niet uit de overeenkomst die tussen [eisers] en Zinklook is gesloten en blijkt evenmin uit andere stukken die in het geding zijn gebracht. Bij gebrek aan verdere onderbouwing en gelet op de betwisting van Zinklook c.s. is dan ook niet vast komen te staan dat ZLM als onderaannemer bij de overeenkomst is betrokken. Dat leidt ertoe dat [eisers] ZLM niet als onderaannemer kan aanspreken uit hoofde van de overeenkomst tussen [eisers] en Zinklook.
Tussenconclusie
4.7.
Gelet op het voorgaande is de conclusie dat een grondslag voor toewijzing van de vorderingen tegen ZLM ontbreekt. De vorderingen tegen ZLM zullen dan ook worden afgewezen. Dat betekent dat ZLM geen belang meer heeft bij het verweer dat de rechtbank onbevoegd is over de vorderingen jegens ZLM te oordelen.
Vervangende schadevergoeding
4.8.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of [eisers] Zinklook kan aanspreken voor de door haar gevorderde vervangende schadevergoeding, bestaande uit nog te maken herstelkosten.
4.9.
Artikel 6:87 lid 1 BW bepaalt dat voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, de verbintenis wordt omgezet in een tot vervangende schadevergoeding, wanneer de schuldeiser (in dit geval Zinklook) in verzuim is en de schuldeiser (in dit geval [eisers] ) hem schriftelijk meedeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert.
4.10.
[eisers] stelt dat Zinklook tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomt en daarbij heeft hij verwezen naar het rapport van BDA. Zinklook heeft erkend dat zij nog een aantal (herstel)werkzaamheden aan het dak moet uitvoeren. Gelet op deze erkenning van Zinklook staat vast dat zij een deel van de werkzaamheden niet (naar behoren) heeft uitgevoerd en dus niet heeft voldaan aan haar verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst. Daarmee staat vast dat Zinklook tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen.
4.11.
Zinklook betwist dat zij in verzuim is komen te verkeren. Zij voert aan dat [eisers] haar niet in de gelegenheid heeft gesteld de werkzaamheden af te maken. De rechtbank stelt vast dat [eisers] meerdere malen Zinklook heeft bericht dat de werkzaamheden niet of niet goed zijn uitgevoerd, zoals bij Whatsapp-berichten en e-mails van 6 en 14 augustus en 2 september 2020 en later, zie 2.4. [eisers] heeft Zinklook steeds verzocht om te laten weten wanneer de werkzaamheden naar behoren zouden worden uitgevoerd. In het Whatsapp-bericht van 2 september 2020 heeft [eisers] aangegeven dat de gevel eind van die maand af moet zijn. Vast staat dat Zinklook de werkzaamheden niet binnen deze termijn heeft afgerond. Deze omstandigheden laten geen andere conclusie toe dan dat [eisers] Zinklook deugdelijk in gebreke heeft gesteld en dat Zinklook op 1 oktober 2020 in verzuim is geraakt. Voor zover Zinklook heeft gesteld dat zij niet in verzuim kon raken omdat sprake was van schuldeisersverzuim aan de zijde van [eisers] doordat op 5 november 2020 de afspraak rond meerwerk niet werd nagekomen, geldt dat Zinklook vóór die datum al in verzuim was. Wat er verder ook zij van de gang van zaken rond het meerwerk, heeft dat dus niet geleid tot schuldeisersverzuim aan de zijde van [eisers] . Dit verweer wordt dan ook verworpen.
4.12.
Bij brief van 4 januari 2021 heeft [eisers] schriftelijk meegedeeld dat zij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert, zodat aan de voorwaarden van artikel 6:87 BW is voldaan. Het verweer van Zinklook dat [eisers] de omzettingsverklaring heeft herroepen door de onderhandelingen over een vaststellingsovereenkomst, wordt niet gevolgd. Partijen hebben uiteindelijk geen overeenstemming bereikt en uit niets blijkt dat [eisers] , in dat geval haar rechten uit hoofde van de omzettingsverklaring niet wilde handhaven.
4.13.
Gelet op al het voorgaande is Zinklook gehouden de schade die [eisers] heeft geleden als gevolg van het niet (goed) uitvoeren van de werkzaamheden, te vergoeden.
Hoogte schadevergoeding
4.14.
[eisers] heeft aanspraak gemaakt op vervangende schadevergoeding ter hoogte van € 63.689,05. Zij heeft dit bedrag onderbouwd met een offerte van All-in-Fels van 30 juni 2022 en een offerte voor het plaatsen van een steiger en een afvalcontainer. Zinklook heeft aangevoerd dat de offerte van All-in-Fels betrekking heeft op het leveren en monteren van een geheel nieuw dak en gevel van duurder materiaal (aluminium) en dat niet al deze kosten kunnen worden aangemerkt als vervangende schadevergoeding.
4.15.
BDA heeft in haar rapport van 16 maart 2021 een uitvoerige lijst van tekortkomingen en noodzakelijke herstelwerkzaamheden opgesomd. Zoals [eisers] heeft aangevoerd komt dit praktisch neer op het geheel vervangen van de uitgevoerde werkzaamheden. Zinklook heeft de bevindingen van BDA (deels) betwist en daar heeft BDA weer op gereageerd. In het algemeen kan de rechtbank uit de betwisting van Zinklook niet eenduidig opmaken welke gebreken wel en welke niet worden erkend en waarom. Daar staat tegenover dat het rapport van BDA deugdelijk is onderbouwd en dat in ieder geval duidelijk is dat de herstelwerkzaamheden en daarmee gemoeide kosten, in relatie tot de omvang van de opdracht aanzienlijk zijn. Dat neemt niet weg dat [eisers] in deze procedure geen aanspraak kan maken op het bedrag waarvoor All-in-Fels de werkzaamheden zegt te kunnen uitvoeren. Dat zou immers betekenen dat [eisers] haar dak en gevel zou laten beplaten met aluminium, terwijl zij zinklook is overeengekomen. Dat de platen die Zinklook gebruikte niet geschikt zijn om op de woning aan te brengen, zoals [eisers] aanvoert, blijkt voorts niet uit het rapport van BDA. Eventuele meerkosten voor duurder materiaal komen dan ook voor rekening van [eisers] .
4.16.
BDA heeft de kosten voor herstelwerkzaamheden begroot op circa € 19.000 exclusief btw, dat is € 22.990 inclusief btw. Partijen hebben niet betwist dat dit bedrag – uitgaande van de door BDA noodzakelijk geachte herstelwerkzaamheden – op zich redelijk is. De rechtbank ziet daarom aanleiding, ook gelet op het bepaalde in artikel 6:97 BW, de schade vast te stellen op dit bedrag.
4.17.
Dat betekent dat de vordering zoals genoemd in 3.1 onder II zal worden toegewezen tot een bedrag van € 22.990 inclusief btw. Voor zover Zinklook zich beroept op verrekening in verband met meerwerk, wordt dat verweer gepasseerd. Aangenomen dat [eisers] een opdracht tot meerwerk heeft gegeven staat vast dat de daarmee samenhangende werkzaamheden niet zijn uitgevoerd. Zinklook heeft ook geen factuur gestuurd of aanspraak gemaakt op betaling voor verricht meerwerk. Zinklook heeft dan ook geen opeisbare vordering uit hoofde van meerwerk.
4.18.
De gevorderde wettelijke rente kan worden toegewezen vanaf de datum waarop Zinklook met betaling van de vervangende schadevergoeding in verzuim is gekomen. Bij brief van 12 mei 2021 heeft [eisers] Zinklook verzocht om binnen vijf dagen na dagtekening van die brief tot betaling van de vervangende schadevergoeding over te gaan. Dit betekent dat de wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 17 mei 2021.
Kosten deskundigenrapport
4.19.
De rechtbank stelt voorop dat de door [eisers] opgevoerde kosten voor het rapport van BDA in beginsel onderdeel zijn van de schade en op grond van artikel 6:96 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking komen. Wat de omvang hiervan betreft geldt volgens vaste rechtspraak de zogeheten ‘dubbele redelijkheidstoets’ die inhoudt dat in de gegeven omstandigheden de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en dat de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn (geweest). Naar het oordeel van de rechtbank is aan deze toets voldaan. De door [eisers] gemaakte deskundigenkosten worden toegewezen. De gevorderde rente over deze kosten zijn toewijsbaar vanaf de datum van de dagvaarding, te weten 20 november 2021, nu niet is gebleken dat [eisers] eerder aanspraak geeft gemaakt op betaling van deze kosten.
BIK
4.20.
[eisers] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De rechtbank stelt vast dat [eisers] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De rechtbank zal het bedrag toewijzen tot het wettelijke tarief over de toe te wijzen hoofdsom, te weten € 1.215,93. De gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen vanaf 20 november 2021.
Beslagkosten
4.21.
[eisers] vordert Zinklook te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) toewijsbaar voor zover het beslag is gelegd ten laste van Zinklook. De beslagkosten worden begroot op € 1.615,45 voor verschotten (€ 618,- griffierecht en € 997,45 explootkosten) en € 721,- voor salaris advocaat. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na dit vonnis.
Proceskosten
4.22.
Bij deze uitkomst van de procedure wordt Zinklook als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding. Zinklook c.s. heeft een incident opgeworpen dat erop neerkomt dat aan ZLM niet (tijdig) een exploot van dagvaarding is uitgebracht. Zoals in het tussenvonnis van 23 maart 2022 is beslist, is geen sprake van een in de wet geregeld bevoegdheidsincident, maar van een processueel verweer dat in de hoofdzaak aan de orde dient te komen (zie 4.7). Om die reden wordt geen proceskostenvergoeding in het incident toegekend, maar worden de gewisselde processtukken meegenomen in de kostenveroordeling in de hoofdzaak. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 130,97
- griffierecht € 334,00
- salaris advocaat €
2.163,00(3 punten × tarief € 721)
Totaal € 2.627,97
4.23.
Tot slot zal Zinklook worden veroordeeld in de nakosten als hierna in het dictum vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat Zinklook tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst;
5.2.
veroordeelt Zinklook tot betaling aan [eisers] van € 22.990, -, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang vanaf 17 mei 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt Zinklook tot betaling aan [eisers] van € 1.950,- exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang vanaf 20 november 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt Zinklook tot betaling aan [eisers] van € 1.215,93 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang vanaf 20 november 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt Zinklook in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 2.336,45, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling
5.6.
veroordeelt Zinklook in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 2.627,97, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang vanaf veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.7.
veroordeelt Zinklook in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Zinklook niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen onder 5.2 tot en met 5.7. uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Singeling, rechter, bijgestaan door mr. A. Chu, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2022. [2]

Voetnoten

1.Hoge Raad 13 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7480
2.type: