In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 december 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Circuit Court of Zielona Góra in Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren en daar een vrijheidsstraf van twee jaar moet ondergaan voor illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig was tijdens de zitting op 13 december 2022, waar hij werd bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken. Dit betekende dat de rechtbank niet langer kon beslissen over de verlenging van de beslistermijn, wat leidde tot de conclusie dat er geen grondslag meer was voor overleveringsdetentie. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon voerde aan dat hij gelijkgesteld moest worden met een Nederlander, omdat hij sinds 2019 in Nederland woont. De officier van justitie was van mening dat de opgeëiste persoon niet voldeed aan de vereisten voor gelijkstelling, aangezien hij niet vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland had.
De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet in aanmerking kwam voor gelijkstelling, omdat hij niet voldeed aan de wettelijke vereiste van vijf jaar ononderbroken verblijf. De rechtbank verwerpt het beroep op gelijkstelling en concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet. Er zijn geen weigeringsgronden voor de overlevering en de rechtbank staat de overlevering toe.