ECLI:NL:RBAMS:2022:8455

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
13/751176-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot illegale handel in verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 december 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Circuit Court of Zielona Góra in Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren en daar een vrijheidsstraf van twee jaar moet ondergaan voor illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig was tijdens de zitting op 13 december 2022, waar hij werd bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken. Dit betekende dat de rechtbank niet langer kon beslissen over de verlenging van de beslistermijn, wat leidde tot de conclusie dat er geen grondslag meer was voor overleveringsdetentie. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon voerde aan dat hij gelijkgesteld moest worden met een Nederlander, omdat hij sinds 2019 in Nederland woont. De officier van justitie was van mening dat de opgeëiste persoon niet voldeed aan de vereisten voor gelijkstelling, aangezien hij niet vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland had.

De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet in aanmerking kwam voor gelijkstelling, omdat hij niet voldeed aan de wettelijke vereiste van vijf jaar ononderbroken verblijf. De rechtbank verwerpt het beroep op gelijkstelling en concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet. Er zijn geen weigeringsgronden voor de overlevering en de rechtbank staat de overlevering toe.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751176-21
RK nummer: 21/1039
Datum uitspraak: 27 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 februari 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 januari 2021 door de
Circuit Court of Zielona Góra(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 december 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.M. Delsing, waarnemend voor mr. R. Malewicz, beiden advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank op basis van artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. Dit betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor overleveringsdetentie.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgementvan de
District Court of Zielona Góravan 7 mei 2018 (referentie: II K 691/16), in stand gehouden in hoger beroep door de
Circuit Court of Zielona Góraop 23 oktober 2018 (referentie VII Ka 756/18).
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon – ondanks dat hij niet vijf, maar ruim drie jaren in Nederland heeft verbleven – gelijkgesteld moet worden met een Nederlander. Hij heeft zich samen met zijn vrouw in 2019 definitief gevestigd in Nederland, maar is daarvoor in 2017 al voor een periode naar Nederland afgereisd. De opgeëiste persoon werkt hard en heeft een eigen huurwoning. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de raadsvrouw verschillende stukken overgelegd waaruit het inkomen en de inschrijving van de opgeëiste persoon in, alsook zijn binding met Nederland blijkt. Omdat het leven van de opgeëiste persoon zich in Nederland afspeelt, moet de vijf-jaren eis ruim worden benaderd.
De officier van justitie is van mening dat de opgeëiste persoon niet gelijkgesteld kan worden met een Nederlander, omdat hij niet voldoet aan het vereiste van vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf.
De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat de opgeëiste persoon op dit moment niet in aanmerking komt voor gelijkstelling omdat hij niet voldoet aan het wettelijke vereiste van een ononderbroken rechtmatig verblijf van ten minste vijf jaren in Nederland zoals bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en 1, Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank overweegt dat, hoewel zij oog heeft voor de persoonlijke omstandigheden van de opgeëiste persoon, de OLW geen mogelijkheid biedt om af te wijken van het vereiste van vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf. Dit houdt in dat de opgeëiste persoon niet gelijk kan worden gesteld met een Nederlander.
De rechtbank verwerpt het beroep op gelijkstelling.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, moet de overlevering worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Circuit Court of Zielona Góra(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.