ECLI:NL:RBAMS:2022:8446

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
13/245021-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel uit Hongarije met betrekking tot de opgeëiste persoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 december 2022 een tussenuitspraak gedaan in het kader van een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) die was ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 4 maart 2021 door het Szekszárd Regional Court in Hongarije is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1977 in Hongarije, is op dat moment gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig heeft om te beslissen over de verzochte overlevering. De opgeëiste persoon is sinds 26 september 2022 gedetineerd, en de beslistermijn is gestart op 29 september 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen wettelijke grondslag meer bestaat voor de gevangenhouding na 27 december 2022, tenzij er voor die datum een beslissing is genomen.

In de tussenuitspraak heeft de rechtbank vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de rechten van de opgeëiste persoon na overlevering, met name over de mogelijkheid tot verzet of hoger beroep. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst om nadere informatie te verkrijgen, en heeft de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk bevolen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met de voorzitter en twee andere rechters, en er is geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/245021-22 (EAB II)
RK nummer: 22/4575
Datum uitspraak: 16 december 2022
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 18 oktober 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 maart 2021 door de
Szekszárd Regional Court(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1977,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in [naam PI],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 december 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. den Riet, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Hongaarse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Nu de opgeëiste persoon sinds 26 september 2022, de datum waarop het EAB door de officier van justitie is ontvangen, uit anderen hoofde gedetineerd is, is de beslistermijn gestart op 29 september 2022 (drie dagen na ontvangst van het EAB). [1] Dit betekent dat er na het verstrijken van deze termijn op 27 december 2022 geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding of gevangenneming. Overigens volgt uit het dossier dat de einddatum van de huidige detentie op grond van een Nederlandse straf eindigt op 9 februari 2023.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable judgment,te weten
Decision No. B.53/2017/45van de
District Court of Bonyhádvan 29 juni 2018. In hoger beroep is het arrest gewezen bij
Decision No.1.Bf.81/2020/7 van de
Szekszárd Regional Courtvan 12 januari 2021 (referentie: Szv.12/2021/3).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaar en 2 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis (arrest in hoger beroep) terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het Openbaar Ministerie heeft op 18 november 2022 per e-mail de volgende vraag aan de uitvaardigende justitiële autoriteit gesteld:
With regard to the EAW ith reference Szv.12/2021
[…]
10. Could you indicate whether [opgeëiste persoon] will be granted theunconditionalpossibility to a retrial or an appeal after his surrender?
Het
Ministry of Justice, department of International Criminal Law te Budapestheeft per brief van 7 december 2022 informatie toegezonden, door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekt, waarin het volgende antwoord is gegeven:
10. There will be no possibility of ordinary appeal against the final decision, but there will be a statutory possibility of retrial.
De door het Openbaar Ministerie gestelde vraag – namelijk of de opgeëiste persoon een onvoorwaardelijke verzetgarantie heeft – is met de bovenstaande reactie van de uitvaardigende justitiële autoriteit naar het oordeel van de rechtbank niet (afdoende) beantwoord, ook omdat er geen termijn is genoemd waarbinnen de opgeëiste persoon verzet dient aan te tekenen. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om de volgende vragen te (laten) stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
- Kunt u bevestigen dat ten aanzien van het EAB met referentie Szv.12/2021:
o de beslissing na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon wordt betekend en
o de opgeëiste persoon na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing, en
o de opgeëiste persoon zal worden geïnformeerd over de termijn waarover hij beschikt om verzet aan te tekenen.
- Binnen welke termijn dient de opgeëiste persoon verzet aan te tekenen?
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het onderzoek heropenen en schorsen ten behoeve van nadere informatie.

4.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd – met dien verstande dat de zaak voor het verstrijken van de beslistermijn (te weten: 27 december 2022) of – als de agenda van de rechtbank dit niet mogelijk maakt – zo spoedig mogelijk na die datum opnieuw op zitting moet worden gebracht – om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de hiervoor onder 3.1 genoemde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Hongaarse taal tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. M. Snijders Blok-Nijensteen, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vergelijk rechtbank Amsterdam, 26 februari 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:1349