ECLI:NL:RBAMS:2022:8445

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
13/245015-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel uit Hongarije met betrekking tot de opgeëiste persoon

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 16 december 2022, wordt een vordering behandeld die is ingediend door de officier van justitie op basis van artikel 23 van de Overleveringswet (OLW). De vordering betreft de uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Skekszárd Regional Court in Hongarije op 3 juni 2020. De opgeëiste persoon, geboren in Hongarije in 1977 en momenteel gedetineerd in Nederland, wordt gevraagd om overgeleverd te worden voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van acht maanden, opgelegd bij een vonnis van 5 maart 2019.

Tijdens de openbare zitting op 8 december 2022 is de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en heeft hij verklaard dat zijn personalia correct zijn. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig heeft om te beslissen over de overlevering. De rechtbank heeft vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de rechten van de opgeëiste persoon na overlevering, met name over de mogelijkheid tot verzet of hoger beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen wettelijke grondslag meer bestaat voor de gevangenhouding na 27 december 2022, tenzij er tijdig een beslissing wordt genomen.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen om nadere informatie te verkrijgen van de uitvaardigende justitiële autoriteit. De zaak moet opnieuw op zitting worden gebracht voor het verstrijken van de beslistermijn, zodat de officier van justitie de gestelde vragen kan voorleggen. De rechtbank heeft ook bevolen dat de opgeëiste persoon en een tolk in de Hongaarse taal worden opgeroepen voor een toekomstige zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/245015-22 (EAB I)
RK nummer: 22/4571
Datum uitspraak: 16 december 2022
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 18 oktober 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 juni 2020 door
Skekszárd Regional Court(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedatum] 1977,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in [naam PI],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 december 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. den Riet, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Hongaarse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Nu de opgeëiste persoon sinds 26 september 2022, de datum waarop het EAB door de officier van justitie is ontvangen, uit anderen hoofde gedetineerd is, is de beslistermijn gestart op 29 september 2022 (drie dagen na ontvangst van het EAB). [1] Dit betekent dat er na het verstrijken van deze termijn op 27 december 2022 geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding of gevangenneming. Overigens volgt uit het dossier dat de einddatum van de huidige detentie op grond van een Nederlandse straf eindigt op 9 februari 2023.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable judgment, Decision No. B48/2018/25van de
District Court of Bonyhádvan 5 maart 2019 (referentie: No. Szv.265/2019/6).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 8 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het Openbaar Ministerie heeft op 18 november 2022 per e-mail de volgende vraag aan de uitvaardigende justitiële autoriteit gesteld:
With regard to the EAW with reference Szv.265/2019
[…]
8. Could you indicate whether [opgeëiste persoon] will be granted theunconditionalpossibility to a retrial or an appeal after his surrender?
Het
Ministry of Justice, department of International Criminal Law te Budapestheeft per brief van 7 december 2022 informatie toegezonden, door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekt, waarin het volgende antwoord is gegeven:
8. He will not have the possibility of an ordinary appeal against the final decision, but he will have the possibility of a retrial by law.
De door het Openbaar Ministerie gestelde vraag – namelijk of de opgeëiste persoon een onvoorwaardelijke verzetgarantie heeft– is met de bovenstaande reactie van de uitvaardigende justitiële autoriteit naar het oordeel van de rechtbank niet (afdoende) beantwoord, ook omdat er geen termijn is genoemd waarbinnen de opgeëiste persoon verzet dient aan te tekenen. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om de volgende vragen te (laten) stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
- Kunt u bevestigen dat ten aanzien van het vonnis met referentie Szv.265/2019/6 :
o de beslissing na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon wordt betekend en
o de opgeëiste persoon na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing, en
o de opgeëiste persoon zal worden geïnformeerd over de termijn waarover hij beschikt om verzet aan te tekenen.
- Binnen welke termijn dient de opgeëiste persoon verzet aan te tekenen?
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het onderzoek heropenen en schorsen ten behoeve van het verkrijgen van nadere informatie.

4.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd – met dien verstande dat de zaak voor het verstrijken van de beslistermijn (te weten: 27 december 2022)
of – als de agenda van de rechtbank dit niet mogelijk maakt – zo spoedig mogelijk na die datumopnieuw op zitting moet worden gebracht – om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de hiervoor onder 3.1 genoemde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Hongaarse taal tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. M. Snijders Blok-Nijensteen, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vergelijk rechtbank Amsterdam, 26 februari 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:1349