ECLI:NL:RBAMS:2022:8442

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
13/187296-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot een vrijheidsstraf in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in het kader van een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Provinciaal Gerechtshof in Lublin, Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 28 juli 2022 en betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en op dat moment gedetineerd was. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld. Tijdens de zitting op 28 september 2022 was de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk.

De rechtbank heeft in een tussenuitspraak op 12 oktober 2022 geoordeeld dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert en dat aan het vereiste van dubbele strafbaarheid is voldaan. De opgeëiste persoon had verzocht om gelijkstelling met een Nederlander, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet in aanmerking kwam voor deze gelijkstelling, omdat er onvoldoende bewijs was van ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland gedurende vijf jaren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen toegestaan voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van één jaar en zes maanden, die hem was opgelegd door het District Gerechtshof Lublin-Zachód.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/187296-22 (EAB II)
RK nummer: 22/3708
Datum uitspraak: 20 oktober 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 juli 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 mei 2017 door
the Provincial Court in Lublin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 28 september 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 september 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.M. Langereis, advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Tussenuitspraak 12 oktober 2022
De rechtbank heeft het onderzoek bij tussenuitspraak van 12 oktober 2022 heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen stukken te overleggen ter onderbouwing van het op 28 september 2022 gevoerde gelijkstellingsverweer.
Zitting 20 oktober 2022
De behandeling van de vordering is, met instemming van partijen, in gewijzigde samenstelling voortgezet op de openbare zitting van 20 oktober 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A. Bandhoe, waarnemend voor mr. P.M. Langereis, beiden advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
default judgment of the District Court Lublin-Zachód in Lublin(Polen) van 30 juni 2011 (referentie: IV K 1036/11).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar, vijf maanden en 29 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Tussenuitspraak 12 oktober 2022

In de tussenuitspraak van 12 oktober 2022 is reeds geoordeeld over de ontvankelijkheid van de officier van justitie, over de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW en over de feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist. De rechtbank heeft – kort gezegd – geoordeeld dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vordering, dat overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert en dat aan het vereiste van dubbele strafbaarheid is voldaan. De overwegingen worden hier als herhaald en ingelast beschouwd.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De overwegingen van de rechtbank omtrent de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW in de tussenuitspraak van 12 oktober 2022 dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank de opgeëiste persoon in de gelegenheid gesteld om gedocumenteerd aan te tonen dat hij in aanmerking komt voor gelijkstelling met een Nederlander.
Door de opgeëiste persoon is een aantal stukken overgelegd, namelijk een uitzendovereenkomst en loonspecificaties uit 2011, een huurovereenkomst uit 2013 en enkele stukken van de afdeling Publiekszaken van de gemeente [gemeente].
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon niet gelijkgesteld kan worden met een Nederlander.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat de opgeëiste persoon niet in aanmerking komt voor gelijkstelling met een Nederlander als bedoeld in artikel 6a, negende lid, OLW. Er zijn slechts enkele stukken overgelegd uit de jaren 2011 en 2013. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of de opgeëiste persoon in de overige jaren daadwerkelijk in Nederland heeft verbleven en voldoende inkomen en middelen van bestaan had om te kunnen spreken van een ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland gedurende vijf jaren.
De rechtbank verwerpt het verweer.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 310 en 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Provincial Court in Lublin(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 oktober 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.