ECLI:NL:RBAMS:2022:8441

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
13/187281-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met verworpen gelijkstellingsverweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in het kader van een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Provinciaal Gerechtshof in Lublin, Polen, op 14 februari 2017. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1987 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, is gedetineerd in Nederland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op openbare zittingen op 28 september en 20 oktober 2022.

Tijdens de zitting op 28 september 2022 is de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.M. Langereis, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. In een tussenuitspraak op 12 oktober 2022 heeft de rechtbank de zaak geschorst om de opgeëiste persoon de gelegenheid te geven stukken te overleggen ter onderbouwing van zijn gelijkstellingsverweer. Op 20 oktober 2022 is de behandeling voortgezet met een gewijzigde samenstelling van de rechtbank.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon niet in aanmerking komt voor gelijkstelling met een Nederlander, zoals bedoeld in artikel 6a OLW. De overgelegde stukken waren onvoldoende om aan te tonen dat de opgeëiste persoon gedurende vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven. De rechtbank heeft het gelijkstellingsverweer verworpen en vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet. Er zijn geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, waardoor de rechtbank heeft besloten de overlevering toe te staan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/187281-22 (EAB I)
RK nummer: 22/3707
Datum uitspraak: 20 oktober 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 juli 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 februari 2017 door
the Provincial Court in Lublin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 28 september 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 september 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.M. Langereis, advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Tussenuitspraak 12 oktober 2022
De rechtbank heeft het onderzoek bij tussenuitspraak van 12 oktober 2022 heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen stukken te overleggen ter onderbouwing van het op 28 september 2022 gevoerde gelijkstellingsverweer.
Zitting 20 oktober 2022
De behandeling van de vordering is, met instemming van partijen, in gewijzigde samenstelling voortgezet op de openbare zitting van 20 oktober 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A. Bandhoe, waarnemend voor mr. P.M. Langereis, beiden advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgment of the District Court Lublin-Wschód in Lublin, with the seat in Świdnikvan 31 mei 2011 (referentie: II K 241/11).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Tussenuitspraak 12 oktober 2022

In de tussenuitspraak van 12 oktober 2022 is reeds geoordeeld over de ontvankelijkheid van de officier van justitie, over de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW en over het feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist. De rechtbank heeft – kort gezegd – geoordeeld dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vordering, dat overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert en dat aan het vereiste van dubbele strafbaarheid is voldaan. De overwegingen worden hier als herhaald en ingelast beschouwd.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De overwegingen van de rechtbank omtrent de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW in de tussenuitspraak van 12 oktober 2022 dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank de opgeëiste persoon in de gelegenheid gesteld om gedocumenteerd aan te tonen dat hij in aanmerking komt voor gelijkstelling met een Nederlander.
Door de opgeëiste persoon is een aantal stukken overgelegd, namelijk een uitzendovereenkomst en loonspecificaties uit 2011, een huurovereenkomst uit 2013 en enkele stukken van de afdeling Publiekszaken van de gemeente [gemeente].
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon niet gelijkgesteld kan worden met een Nederlander.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat de opgeëiste persoon niet in aanmerking komt voor gelijkstelling met een Nederlander zoals bedoeld in artikel 6a, negende lid, OLW. Er zijn slechts stukken overgelegd uit de jaren 2011 en 2013. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of de opgeëiste persoon in de overige jaren daadwerkelijk in Nederland heeft verbleven en voldoende inkomen en/of middelen van bestaan heeft gehad om te kunnen spreken van een ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland gedurende vijf jaren.
De rechtbank verwerpt het verweer.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Provincial Court in Lublin(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus , griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 oktober 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.