Op 3 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Aachen in Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateerde van 1 september 2022. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De zaak werd behandeld op een openbare zitting op 20 oktober 2022, waarbij de opgeëiste persoon niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. Het EAB betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen, een feit dat onder de lijst van bijlage 1 van de OLW valt. De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de hoofdofficier van justitie in Aachen is gegeven, waarin wordt verzekerd dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zal ondergaan.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, omdat aan alle wettelijke vereisten is voldaan. De uitspraak is gedaan door mr. J.P.W. Helmonds als voorzitter, bijgestaan door mrs. M.C.M. Hamer en M. Snijders Blok-Nijensteen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.