ECLI:NL:RBAMS:2022:8406
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek om kinderalimentatie met betrekking tot minderjarige, beoordeling van behoefte en bijdrage door de rechtbank
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 oktober 2022 een beschikking gegeven in een alimentatiekwestie tussen een vrouw en een man, die een affectieve relatie hebben gehad en samen een minderjarige hebben. De vrouw, wonende in Suriname, verzocht de rechtbank om de man te verplichten een maandelijkse bijdrage van € 250,- te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind, met terugwerkende kracht vanaf 1 mei 2021. De man verweerde zich tegen dit verzoek en stelde dat de door de vrouw opgevoerde behoefte van het kind onrealistisch was, gezien zijn en haar inkomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 september 2022 werd de vrouw via beeldbellen gehoord, samen met haar advocaat, terwijl de man en zijn advocaat ook aanwezig waren.
De rechtbank heeft de financiële situatie van beide partijen in 2021 als uitgangspunt genomen voor de beoordeling van de behoefte van de minderjarige. De vrouw had een inkomen van omgerekend € 68,62 per maand, terwijl de man in dat jaar een winst uit onderneming van € 8.760,- had. De rechtbank oordeelde dat de door de vrouw gestelde behoefte van € 295,- per maand voor de minderjarige niet aannemelijk was, vooral gezien de lage inkomens in Suriname en de financiële situatie van de vrouw. De rechtbank besloot dat de man, die altijd vrijwillig had bijgedragen, een bijdrage van € 100,- per maand zou blijven betalen, wat de rechtbank redelijk achtte gezien de omstandigheden.
De rechtbank wees het verzoek van de vrouw om een hogere bijdrage af en bepaalde dat de bijdrage per heden ingaat, zonder terugwerkende kracht. De kosten van de procedure werden voor elk van de partijen gedragen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. L. van Berkum, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E. Meijer, griffier.