ECLI:NL:RBAMS:2022:8352

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2382
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en onderzoeksplicht van de parkeerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 november 2022 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiseres was opgelegd. Eiseres had haar auto geparkeerd op een locatie waar betaald parkeren geldt, maar stelde niet op de hoogte te zijn van de gewijzigde parkeersituatie. De heffingsambtenaar had op 10 maart 2022 een naheffingsaanslag opgelegd, die door eiseres werd betwist. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar zijn informatieplicht had nageleefd, aangezien er voldoende bebording en parkeerapparatuur aanwezig was om aan te geven dat betaald parkeren van toepassing was. Eiseres had zelf meer onderzoek moeten doen naar de parkeersituatie, vooral omdat zij al geruime tijd niet in de omgeving was geweest door de coronapandemie.

De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had voldaan aan haar onderzoeksplicht en dat de naheffingsaanslag niet onterecht was opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, in aanwezigheid van griffier mr. A. Vijn. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2382

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

1 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

( [gem. verweerder] )
.

Procesverloop

Met een besluit van 10 maart 2022 (het primaire besluit) heeft de heffingsambtenaar een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
In de uitspraak op bezwaar van 30 maart 2022 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 1 november 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar [echtgenoot] . De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Sinds 29 maart 2021 is het gebied waar betaald parkeren geldt in de gemeente [naam gemeente] uitgebreid. Eiseres ging op vakantie met haar man en heeft haar auto geparkeerd bij een P+R om vervolgens verder te reizen met de trein. De auto stond op 5 maart 2022 om 02:32 uur geparkeerd op de [adres] in [naam gemeente] zonder dat daarvoor parkeerbelasting was betaald. Aan eiseres is daarom met het primaire besluit een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Eiseres heeft gedurende een week geparkeerd, waardoor er acht naheffingsaanslagen zijn opgelegd voor een bedrag van in totaal € 552,72.
2. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft zich - kort gezegd - op het standpunt gesteld dat voldoende kenbaar was dat op de betreffende locatie moest worden betaald voor het parkeren. Eiseres had daar zelf meer onderzoek naar moeten doen. Om eiseres tegemoet te komen heeft de heffingsambtenaar het aantal naheffingsaanslagen teruggebracht van acht naar vijf.
Standpunt van eiseres
3. Eiseres voert aan dat zij niet op de hoogte kon zijn van de gewijzigde parkeersituatie. Zij is door de coronapandemie lang niet op de desbetreffende parkeerplaats geweest. Zij heeft de aankondigingen nooit gezien en geen bewonersbrief ontvangen, omdat zij 15 kilometer verderop woont. Bovendien was het donker toen zij ging parkeren en waren de parkeerautomaten en borden niet zichtbaar. De naheffingsaanslagen staan volgens eiseres niet in verhouding met het parkeergeld dat moet worden betaald. Eiseres wil alleen het parkeergeld betalen voor de tijd dat haar auto stond geparkeerd en niet de hogere naheffingsaanslagen.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank stelt voorop dat eiseres beroep heeft ingesteld tegen één van de vijf gehandhaafde naheffingsaanslagen.
5. Op grond van vaste rechtspraak geldt dat op de heffingsambtenaar een informatieplicht rust: het moet voor een parkeerder voldoende duidelijk zijn dat op een parkeerlocatie sprake is van betaald parkeren. Dit kan blijken uit bebording dan wel parkeerapparatuur in de directe omgeving van de parkeerplaats. Op de parkeerder rust een onderzoeksplicht: de parkeerder dient zich op de hoogte te stellen van het parkeerregime dat ter plaatse geldt.
6. De rechtbank vindt dat de heffingsambtenaar heeft voldaan aan zijn informatieplicht. De heffingsambtenaar heeft de uitbreiding van het gebied waar betaald parkeren geldt destijds kenbaar gemaakt door dit in het [blad 1] en [blad 2] [naam gemeente] te plaatsen. Verder staat er aan het begin van het parkeerterrein een bord waaruit blijkt dat betaald parkeren geldt op het parkeerterrein. Daarnaast staan er twee parkeerautomaten op het parkeerterrein. De rechtbank vindt daarentegen dat eiseres niet heeft voldaan aan haar onderzoeksplicht. Eiseres had door het bord en de parkeerautomaten kunnen zien dat op de locatie moest worden betaald voor het parkeren. Dat eiseres ‘s avonds heeft geparkeerd waardoor zij de borden niet heeft gezien, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Dit komt voor haar risico. Eiseres had zich immers ook van tevoren op de hoogte kunnen stellen van het parkeerregime dat ter plaatse geldt.
7. De rechtbank vindt dat de naheffingsaanslag niet voor een te hoog bedrag is opgelegd door de heffingsambtenaar. Uit artikel 234, derde en vijfde lid, van de Gemeentewet volgt dat de naheffingsaanslag bestaat uit parkeerkosten voor de duur van een uur en kosten voor het opleggen van de naheffingsaanslag. Dat heeft de heffingsambtenaar in dit geval gedaan en dus ook mogen doen.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier, op 1 november 2022.
De griffier is verhinderdrechter
om de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld het gerechtshof Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.