ECLI:NL:RBAMS:2022:8332

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
13-227858-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal met vrijspraak voor heling en verduistering, oplegging van ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van een telefoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 september 2022 in Amsterdam een telefoon van de aangever heeft weggenomen. De verdachte heeft deze diefstal bekend, wat leidde tot een bewezenverklaring van feit 1. Echter, voor feit 2, dat betrekking had op de diefstal van een andere telefoon, heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de telefoon van de aangeefster had weggenomen, aangezien de aangeefster zelf niet zeker wist of haar telefoon was gestolen of verloren. De verdachte had wisselende verklaringen afgelegd over hoe hij aan de telefoon was gekomen, wat de rechtbank als ongeloofwaardig beschouwde.

De officier van justitie had een ISD-maatregel van twee jaar geëist, maar de rechtbank heeft besloten om de maatregel voor slechts één jaar op te leggen. Dit was gebaseerd op de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verblijfsstatus en het feit dat hij geen aanspraak kon maken op sociale voorzieningen in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel vooral gericht zou zijn op de bescherming van de maatschappij en het faciliteren van een zachte landing voor de verdachte in zijn land van herkomst. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de schade onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de kosten van de procedure voor beide partijen bepaald.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.227858.22
Datum uitspraak: 16 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[BRP-adres] ,
feitelijk verblijfsadres:
[verblijfadres] ,
nu gedetineerd in Justitieel Complex [plaats detentie 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.A. Alsemgeest en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.T.M. Eijsbouts naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1: diefstal van een telefoon van [aangever] op 8 september 2022 in Amsterdam.
Feit 2: primair: diefstal van een telefoon van [aangeefster] op 8 september 2022 in Amsterdam;
subsidiair is aan verdachte de heling van voornoemde telefoon ten laste gelegd en meer subsidiair de verduistering van voornoemde telefoon.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 en het primair onder 2 ten laste gelegde. Feit 1 kan worden bewezen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, de aangifte en de verklaring van getuige [getuige] . Het tweede feit kan worden bewezen op grond van de aangifte van [aangeefster] en het aantreffen van de telefoon bij verdachte. Enerzijds weet [aangeefster] niet of zij de telefoon is kwijtgeraakt of dat deze is gestolen. Anderzijds legt verdachte wisselende verklaringen af en zijn deze niet betrouwbaar. Het is volstrekt ongeloofwaardig dat verdachte de telefoon heeft gevonden en van plan was deze terug te geven aan aangeefster.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1 kan wettig en overtuigend worden bewezen. De diefstal heeft plaatsgevonden en verdachte bekent dit. Voor feit 2 moet verdachte worden vrijgesproken. Aangeefster verklaart dat zij de telefoon ook kan zijn kwijtgeraakt. Er is geen bewijs dat verdachte de telefoon heeft weggenomen. Er is daarom geen sprake van de primair ten laste gelegde diefstal. Gelet op het scenario dat de telefoon kan zijn verloren, kan niet worden vastgesteld dat de telefoon een uit misdrijf verkregen goed is. Ook van de subsidiair ten laste gelegde heling moet verdachte daarom worden vrijgesproken. Voor wat betreft de meer subsidiair ten laste gelegde verduistering moet verdachte worden vrijgesproken, omdat er geen sprake is van het toe-eigenen van de telefoon. Verdachte heeft vanaf het begin verklaard dat hij de telefoon aan aangeefster wilde teruggeven en dat hij aangeefster niet heeft kunnen vinden.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring diefstal (feit 1)
De rechtbank vindt op grond van de aangifte van [aangever] en de bekennende verklaring van verdachte bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Omdat verdachte het tenlastegelegde heeft bekend en de raadsman ten aanzien van dit feit geen vrijspraak heeft bepleit, kan ingevolge artikel 359, derde lid, van het wetboek van Strafvordering worden volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, die zijn opgenomen in bijlage II, die aan dit vonnis is gehecht en hier als ingelast geldt. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsman, behoeft dit oordeel geen verdere motivering.
Vrijspraak feit 2
De rechtbank gaat op grond van het dossier uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte wordt in verband met zijn aanhouding voor feit 1 omstreeks 04.25 uur gefouilleerd. De verbalisanten treffen onder andere een blauwe Samsung telefoon aan. Deze blijkt afkomstig te zijn van [aangeefster] .
Aangeefster [aangeefster] verklaart in haar aangifte dat zij aanwezig was op een feest in de [club] . Haar mobiel had zij in haar tas. Zij kwam erachter dat zij haar telefoon kwijt was. Zij verklaart dat een agent haar telefoon heeft gevonden en tegen haar zei dat deze gestolen was. Op 8 september 2022 verklaart aangeefster telefonisch dat zij verdachte niet kent en dat zij niet weet of zij is gerold of gewoon haar telefoon is kwijtgeraakt. Het voorval zou omstreeks 04.15 uur hebben plaatsgevonden.
Verdachte verklaart bij de politie dat de telefoon van een vriendin is, die dronken was en jointjes had gerookt. Hij had de telefoon opgepakt omdat zij deze zou zijn vergeten. Bij de rechter-commissaris verklaart verdachte dat hij de telefoon op straat heeft gevonden. Ter terechtzitting verklaart verdachte dat hij de telefoon terug wilde geven maar aangeefster niet kon vinden.
Diefstal
De rechtbank stelt vast dat verdachte wisselend verklaart over de redenen waarom hij de telefoon onder zich had. Het dossier bevat echter geen bewijs dat verdachte de telefoon heeft weggenomen. Ook de aangifte biedt hiertoe onvoldoende aanknopingspunten. Aangeefster verklaart immers dat zij de telefoon ook kan zijn verloren. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de onder feit 1 primair ten laste gelegde diefstal.
Heling
Om tot een bewezenverklaring van heling te komen, moet op grond van de bewijsmiddelen kunnen worden vastgesteld dat de telefoon door een misdrijf is verkregen. Gelet op de verklaring van aangeefster dat zij de telefoon kan zijn verloren, zijn er in het dossier onvoldoende feiten en omstandigheden om vast te kunnen stellen dat de telefoon een uit misdrijf verkregen goed betrof. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de subsidiair ten laste gelegde heling.
Verduistering
Voor een bewezenverklaring van verduistering moet bewezen worden dat verdachte opzet had op toe-eigening van het goed, in dit geval de telefoon van aangeefster.
De telefoon van aangeefster is onder verdachte aangetroffen. De rechtbank overweegt dat verdachte wisselend heeft verklaard over hoe hij aan de telefoon is gekomen. Aangeefster ontkent verdachte te kennen en met hem jointjes te hebben gerookt, zodat deze verklaring van verdachte geen steun vindt in de aangifte. Ook anderszins vinden de verklaringen van verdachte geen steun in het dossier. Deze zijn naar het oordeel van de rechtbank daarom niet aannemelijk geworden. Het blijft dus de vraag hoe verdachte aan de telefoon is gekomen, terwijl wel vaststaat dat verdachte, met de telefoon van aangeefster op zak, is aangehouden kort nadat aangeefster ontdekte dat haar telefoon weg was. Uit het dossier blijkt echter onvoldoende van feiten en omstandigheden om vast te stellen dat verdachte iets anders met de telefoon wilde dan als bewaarder functioneren. Er is geen sprake van een geruime tijd die is verstreken sinds het vinden van het voorwerp en verdachte had zijn vondst nog kunnen aangeven. Ook de omstandigheid waarin de telefoon bij verdachte is aangetroffen, na de aanhouding voor de diefstal van een andere telefoon, is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat verdachte de wil had om zich de telefoon van aangeefster toe te eigenen.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de meer subsidiair ten laste gelegde verduistering.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 8 september 2022 te Amsterdam, een telefoon (merk Samsung), die aan
[aangever] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest. Verdachte voldoet aan alle voorwaarden van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De veiligheid van goederen vereist de oplegging van de maatregel. Verdachte kan geen aanspraak maken op sociale voorzieningen in Nederland omdat hij geen geldige verblijfsvergunning heeft. Met het opleggen van een ISD-maatregel kan het belang van bescherming van de maatschappij worden gediend, en daarnaast kan er worden geprobeerd verdachte met een zachte landing terug te sturen naar [land van herkomst] . Een termijn van twee jaren is nodig zodat de zachte landing kan worden bewerkstelligd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het opleggen van een ISD-maatregel disproportioneel is. In het geval van verdachte zal dit resulteren in een kale gevangenisstraf van twee jaar. Gezien de verblijfsstatus van verdachte kan niet worden toegewerkt naar een terugkeer in de samenleving. Verdachte heeft in [land van herkomst] geen sociaal vangnet. Bovendien is er niet voldaan aan de zachte criteria die nodig zijn voor het opleggen van een ISD-maatregel. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om verdachte een laatste kans te geven en een gevangenisstraf op te leggen van vier maanden met aftrek van voorarrest. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht een ISD-maatregel van één jaar op te leggen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Inforsa van 24 november 2022, opgemaakt door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
De reclassering ziet geen mogelijkheden om verdachte te begeleiden binnen een drangkader. Daarbij maakt verdachte wegens het ontbreken van een verblijfsvergunning geen aanspraak op reclasseringsbemoeienis. Met een drangkader kan er niet worden ingezet op recidivebeperking en re-integratie, omdat verdachte geen aanspraak maakt op maatschappelijke tegoeden en hulpverlening. Ook werkt de taalbarrière belemmerend voor het inzetten van interventies en behandeling. Hulpverlening in een vrijwillig kader is eerder niet toereikend gebleken, daarbij heeft verdachte zich sinds zijn terugkomst naar Nederland niet gemeld bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna COA). Reclassering Inforsa adviseert de onvoorwaardelijke ISD-maatregel aan verdachte op te leggen. Omdat verdachte geen verblijfsvergunning heeft zal hij dan worden geplaatst in de landelijk ISD-VRIS-voorziening, de PI [plaats detentie 2] . Daar kan verdachte gebruik maken van het (cultuurspecifieke) intramurale zorgaanbod. De inzet is op het Plan van Aanpak met de hoogste slagingskans. Gezien de persoonlijke omstandigheden lijkt de kans op asiel onbereikbaar voor verdachte, derhalve zal worden ingezet op psycho-educatie en organisatie van een repatriëring met de zogenaamde zachte landing.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 2 december 2022 reclasseringswerker [reclasseringswerker] , verbonden aan Reclassering Inforsa, als deskundige gehoord. De deskundige heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
De deskundige heeft – zakelijk weergegeven- verklaard dat als aan verdachte een ISD-maatregel opgelegd wordt er naar familieleden in [land van herkomst] zal worden verzocht. Er wordt geprobeerd te voorkomen dat verdachte daar terecht komt zonder hulp of ondersteuning. Het COA heeft laten weten dat verdachte zich daar sinds 2019 niet meer gemeld heeft.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 3 oktober 2022 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de periode van 8 september 2022 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 3 oktober 2022 is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank ziet ook redenen om deze maatregel op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
De rechtbank overweegt dat de ISD-maatregel in het geval van verdachte vooral gericht zal zijn op bescherming van de maatschappij en het terugkeren naar [land van herkomst] met een zachte landing. Gezien de verblijfsstatus van verdachte kan de ISD-maatregel niet worden ingezet om verdachte te behandelen of terug te laten keren in de maatschappij.
Bij een eventuele repatriëring wordt de ISD-maatregel door de minister van Justitie en Veiligheid opgeheven. De snelheid waarmee een dergelijke repatriëring met zachte landing kan worden georganiseerd is mede afhankelijk van de mate waarin verdachte ontvankelijk is voor de geboden interventies en inzicht zal geven in zaken. Verdachte heeft daarmee invloed op de duur van zijn maatregel.
De rechtbank ziet in de genoemde redenen in combinatie met de jeugdige leeftijd van verdachte aanleiding om de ISD-maatregel op te leggen voor slechts één jaar. De rechtbank zal de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

8.De vordering van de benadeelde partij

8.1.
De vordering
[aangever] heeft zich ten aanzien van het onder feit 1 bewezenverklaarde, voorafgaand aan de zitting, als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert aan materiële schadevergoeding € 709,83, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering. De telefoon in de aangifte betreft een Samsung, terwijl de telefoon waaraan volgens de benadeelde partij schade is ontstaan een iPhone betreft. Verdachte heeft verklaard dat hij een Samsung heeft gestolen. De vordering is daarom onvoldoende onderbouwd.
8.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering vanwege een gebrek aan onderbouwing.
8.4.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De gevorderde kosten lijken de kosten te zijn die de benadeelde partij heeft gemaakt voor het aanschaffen van een nieuwe telefoon, te weten een iPhone. De schade aan de Samsung-telefoon ten gevolge van het onder feit 1 bewezenverklaarde kan op basis van deze vordering echter niet worden vastgesteld, omdat ter onderbouwing van deze schade foto’s van een beschadigde iPhone zijn overgelegd. De naar aanleiding hiervan gerezen vragen zijn onbeantwoord gebleven, omdat de benadeelde partij niet is verschenen. De behandeling van de vordering levert dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van één jaar.
Verklaart [aangever] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mr. P.K. Oosterling - van der Maarel en mr. D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S.J.H. Spronk, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 december 2022.
[(...)]