In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van een telefoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 september 2022 in Amsterdam een telefoon van de aangever heeft weggenomen. De verdachte heeft deze diefstal bekend, wat leidde tot een bewezenverklaring van feit 1. Echter, voor feit 2, dat betrekking had op de diefstal van een andere telefoon, heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de telefoon van de aangeefster had weggenomen, aangezien de aangeefster zelf niet zeker wist of haar telefoon was gestolen of verloren. De verdachte had wisselende verklaringen afgelegd over hoe hij aan de telefoon was gekomen, wat de rechtbank als ongeloofwaardig beschouwde.
De officier van justitie had een ISD-maatregel van twee jaar geëist, maar de rechtbank heeft besloten om de maatregel voor slechts één jaar op te leggen. Dit was gebaseerd op de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verblijfsstatus en het feit dat hij geen aanspraak kon maken op sociale voorzieningen in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel vooral gericht zou zijn op de bescherming van de maatschappij en het faciliteren van een zachte landing voor de verdachte in zijn land van herkomst. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de schade onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de kosten van de procedure voor beide partijen bepaald.