ECLI:NL:RBAMS:2022:8331

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
13/168445-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging door middel van braak met recidive en betrouwbaarheid van herkenningen door verbalisanten

Op 21 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 juli 2022 te Amsterdam betrokken was bij een diefstal in vereniging van flessen alcoholische drank door middel van braak. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een onderzoek ter terechtzitting, waarbij de officier van justitie, mr. I.A. Groenendijk, en de raadsman van de verdachte, mr. M.J.C. Verlaan, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De verdachte werd beschuldigd van het inbreken in de boot van een horeca gelegenheid, waarbij flessen alcohol zijn weggenomen. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de herkenningen door verbalisanten beoordeeld en geconcludeerd dat deze valide zijn. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal in vereniging met braak, mede op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 118 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling voor alcoholproblematiek. De rechtbank heeft rekening gehouden met de recidive van de verdachte en de ernst van het feit, en heeft de strafoplegging gemotiveerd door de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het delict.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/168445-22
Datum uitspraak: 21 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteland] op [geboortedag] 1996,
wonende op het [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 december 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.A. Groenendijk en van hetgeen de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. M.J.C. Verlaan, naar voren heeft gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 5 juli 2022 te Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan een diefstal in vereniging van flessen alcoholische drank door middel van braak en/of verbreking.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een diefstal in vereniging met braak en verbreking. Op basis van de aangifte, de camerabeelden en de herkenning door de verbalisanten is gebleken dat verdachte één van de drie personen is geweest die bij de boot van [horeca gelegenheid] heeft ingebroken.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de diefstal in vereniging met braak en/of verbreking. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte één van de drie personen is geweest die bij de boot van [horeca gelegenheid] heeft ingebroken. Ten eerste is verdachte één uur na het incident aangehouden en is hij niet met de medeverdachten aangehouden. Daarnaast zijn de stills die zich in het dossier bevinden van slechte kwaliteit, waardoor een herkenning aan de hand van die stills onbetrouwbaar is. Ook is het onduidelijk onder welke omstandigheden en met welke frequentie de waarnemer, verbalisant [naam verbalisant 1] , verdachte eerder heeft gezien. Verder komt de kleding van verdachte niet overeen met de kleding van de persoon op de stills, van wie de officier van justitie vindt dat het verdachte is.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in
bijlage IIbewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal in vereniging door middel van braak bij [horeca gelegenheid] op 5 juli 2022 in Amsterdam.
Op 5 juli 2022 heeft er een inbraak in de boot van [horeca gelegenheid] plaatsgevonden, waarbij een raam kapot is gemaakt en flessen alcohol zijn weggenomen. Op de beelden van de aanwezige beveiligingscamera’s is te zien dat deze inbraak door drie mannen is gepleegd.
De aangever heeft één van deze drie mannen, die in de aangifte ‘VD1’ wordt genoemd, herkend als zijnde een man die verderop tegenover de terrassen bij de fietsen bij de onderdoorgang stond. De aangever heeft constant zicht gehad op deze man en heeft de verbalisanten ter plaatse op deze man gewezen. Vervolgens heeft de politie de man aangehouden en later bleek dit verdachte te zijn. Verdachte had ten tijde van de aanhouding een pet op met de kleuren rood, wit en blauw en met de tekst “I AM AMSTERDAM” en hij droeg Adidas badslippers met witte strepen.
De verbalisanten [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 1] hebben ter plaatse de camerabeelden van de inbraak bekeken. Beide verbalisanten hebben verklaard dat zij verdachte als één van de mannen op de camerabeelden herkenden. Daarnaast heeft verbalisant [naam verbalisant 3] , naar aanleiding van het uitkijken van de camerabeelden, verklaard dat de persoon die als eerste de loopplank van de boot op loopt sterke gelijkenis met verdachte vertoont.
Bij de beoordeling van herkenningen staat steeds voorop dat daarbij behoedzaamheid betracht dient te worden. Dit geldt temeer indien de herkenningen, zoals in de onderhavige zaak, de voornaamste bewijsmiddelen vormen. De rechtbank ziet zich dan ook gesteld voor de vraag welke waarde aan de herkenningen moet worden gehecht.
De rechtbank constateert in de eerste plaats dat de zwart-wit stills van de camerabeelden die zich in het dossier bevinden van voldoende kwaliteit zijn. De man, die als verdachte wordt herkend, bevindt zich op korte afstand van de camera. Hoewel hij zijn hoofd deels heeft bedekt met een pet, is een deel van het gezicht duidelijk te zien. Anders dan door de verdediging is gesteld, acht de rechtbank de afbeeldingen van voldoende kwaliteit om daar een herkenning op te kunnen baseren. Verbalisanten [naam verbalisant 2] , [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 3] hebben bovendien naast de stills ook de bewegende camerabeelden gezien, zodat zij het gezicht ook vanuit een enigszins afwijkend c.q. ander perspectief hebben kunnen waarnemen.
De rechtbank acht verder van belang dat niet één maar drie verbalisanten verdachte hebben herkend. Daarnaast is verbalisant [naam verbalisant 1] ambtshalve bekend met verdachte als zijnde een bekende overlastgever en heeft hij verdachte in het verleden meerdere keren aangehouden. Deze omstandigheid vergroot de betrouwbaarheid van de herkenning.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de door de verbalisanten gedane herkenningen valide en betrouwbaar zijn en voor het bewijs, dat verdachte één van de daders van de inbraak is geweest, kunnen worden gebruikt.
De rechtbank is gesterkt in haar overtuiging dat verdachte één van de daders is geweest doordat de aangever kort na de inbraak verdachte als dader heeft herkend. Verder zijn er flessen alcohol gevonden op de plek waar verdachte is aangehouden. Daarnaast komt een gedeelte van de kleding van verdachte, zoals het petje met de tekst “I AM AMSTERDAM” en de Adidas badslippers met witte strepen, overeen met de kleding van één van de mannen op de camerabeelden.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 5 juli 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen meerdere flessen alcoholische drank, die aan [horeca gelegenheid] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.De motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 33 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijk deel dienen gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld, zoals door de reclassering is geadviseerd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, om een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de strafeis van de officier van justitie passend is.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal in vereniging met braak. Dit is een vervelend feit, dat veel overlast en schade veroorzaakt. Verdachte heeft door het plegen van dit feit laten zien dat hij geen respect heeft voor het eigendomsrecht van anderen.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 19 september 2022. Hierin is gerapporteerd dat verdachte in de periode van 2019 tot en met 2022 zesmaal is veroordeeld vanwege het plegen van winkeldiefstallen, al dan niet in vereniging. Verdachte heeft de reclassering verteld dat zijn paspoort tot tweemaal toe zou zijn ingenomen waardoor hij periodes geen werk kon vinden en waarmee hij ten dele zijn delictgedrag verklaart. Hij woont samen met zijn vier jaar jongere broer in een appartement in [woonplaats] en uit de processen-verbaal blijkt dat de broer medeverdachte is in onderhavige zaak. Risicofactoren doen zich voor op de leefgebieden “sociaal netwerk” en “middelengebruik en verslaving”. Verdachte is meermaals veroordeeld vanwege diefstal in vereniging waarbij die diefstallen merendeels in de weekenden plaatsvonden (vier van de zes veroordelingen). Verdachte vindt dat hij een alcoholprobleem heeft en was, naar zijn zeggen, in de weekenden altijd onder invloed van alcohol, welk gebruik soms met vrienden de hele nacht doorging. De reclassering stelt dat er een relatie is tussen het alcoholgebruik van verdachte en het delictgedrag, maar onduidelijk blijft of dit te maken heeft met impulsief gedrag onder invloed van alcohol of met het niet hebben van geld om aan alcohol te komen. Verdachte zegt last te hebben van depressies waarvoor hij gedurende zijn toenmalige detentie gesprekken heeft aangevraagd met de psycholoog binnen de penitentiaire inrichting. Zijn alcoholgebruik zou hiermee samenhangen, aldus verdachte. Verdachte is bereid zich voor zijn persoonlijke- en alcoholproblematiek te laten behandelen in het kader van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijk strafdeel. Aan hem is niet eerder een reclasseringstoezicht opgelegd. De reclassering vindt het van belang dat verdachte middels een reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden in de gelegenheid wordt gesteld aan gedragsverandering te werken. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld, er is naar het oordeel van de reclassering namelijk sprake van een stevig delictpatroon.
Uit het strafblad van verdachte van 24 augustus 2022 komt naar voren dat verdachte eerder voor meerdere vermogensdelicten is veroordeeld. Dit weegt de rechtbank strafverzwarend mee.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken onderling hebben vastgesteld. Voor het plegen van een inbraak in een bedrijfspand, met recidive, is het uitgangspunt tien weken gevangenisstraf. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte de diefstal in een samenwerkingsverband heeft gepleegd.
Daarnaast vindt de rechtbank het van belang dat wordt voorkomen dat verdachte in de toekomst strafbare feiten gaat plegen. De rechtbank ziet hierin aanleiding om een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Met dit voorwaardelijke strafdeel geeft de rechtbank verdachte een kans om gedurende de proeftijd met behulp van de reclassering zijn leven op een andere manier in te richten.
Strafoplegging
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 118 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden is. Aan het voorwaardelijk deel zullen gedurende de proeftijd de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden, te weten een meldplicht, een ambulante behandeling en het meewerken aan middelencontrole.

8.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
118 (honderdachttien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
30 (dertig) dagen, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • Veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij de reclassering van Inforsa op het adres [adres 2] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
  • Veroordeelde laat zich behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Onderzoek maakt deel uit van de behandeling. De behandeling start zo snel mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
  • Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Wiewel, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en M. Bakhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 december 2022.
Bijlage […]