ECLI:NL:RBAMS:2022:8328

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
13-146692-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs, hennepteelt en gewoontewitwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs, hennepteelt en gewoontewitwassen. De verdachte, geboren in 1990 en momenteel gedetineerd, werd beschuldigd van het in de periode van 1 mei 2022 tot en met 15 juni 2022 voorbereiden van de invoer, productie en handel van harddrugs door het voorhanden hebben van PMK-glycidezuur en een tabletteermachine. Daarnaast werd hem ten laste gelegd dat hij in dezelfde periode betrokken was bij hennepteelt en dat hij een geldbedrag van € 331.035,90 had witgewassen.

Tijdens de zitting op 2 december 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. R.N. Refos, gehoord, evenals de verdediging, vertegenwoordigd door mr. D. Fontein. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in totaal 84 pakketten met PMK-glycidezuur heeft ontvangen, waarvan 21 in beslag zijn genomen. De verdachte heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de pakketten, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het medeplegen van de voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van het geldbedrag van € 331.035,90 gelast, aangezien dit bedrag afkomstig was uit misdrijf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.146692.22
Datum uitspraak: 16 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres 1] ,
nu gedetineerd in [penitentiaire inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.N. Refos en van wat verdachte en zijn raadsman mr. D. Fontein naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
het in de periode van 1 mei 2022 tot en met 15 juni 2022 te Amsterdam en/of Boesingheliede (gemeente Haarlemmermeer) medeplegen van het voorbereiden van de invoer/uitvoer en/of productie/handel van harddrugs door PMK-glycidezuur en een tabletteermachine voorhanden te hebben en een ruimte te huren en/of voorhanden te hebben;
het in de periode van 8 juni 2022 tot en met 15 juni 2022 in Amsterdam voorhanden hebben van goederen en ruimten waarvan hij wist of moest vermoeden dat deze bestemd waren tot het plegen van in de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
het in de periode van 1 januari 2022 tot en met 16 juni 2022 in Amsterdam witwassen van een geldbedrag van € 331.035,90 en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs (feit 1), de voorbereidingshandelingen voor hennepteelt (feit 2) en gewoontewitwassen (feit 3).
In totaal zijn in de periode van 2 mei 2022 tot en met 15 juni 2022 84 pakketten door Vanguard South aan verdachte verzonden. Van deze pakketten zijn er 21 in beslag genomen. Deze pakketten bleken PMK-glycidezuur te bevatten, een grondstof voor het vervaardigen van MDMA dan wel amfetamine. Verdachte wist dat de pakketten PMK bevatten. De bedrijfsruimte aan de [adres 2] is door verdachte gehuurd met als doel deze pakketten PMK te kunnen ontvangen. Verdachte heeft samen met onder meer ‘ [naam] ’ gecommuniceerd over de zendingen en was ook met deze ‘ [naam] ’ aanwezig bij de ruimte aan de [adres 2] . Hiermee kan het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van de voorbereiding van de handel in harddrugs worden bewezen.
In de woning aan de [adres 3] in Amsterdam is een hennepplantage in opbouw aangetroffen. In de woning van verdachte aan de [adres 4] is onder andere een ventilator en kanaalverwarmer aangetroffen. In de woning aan de [adres 5] is verder elektriciteitsbekabeling en een grote hoeveelheid potgrond aangetroffen. Deze woningen kunnen alle aan verdachte worden gelinkt. De goederen die zijn aangetroffen, kunnen worden gebruikt bij de kweek van hennep. Gelet op de aangetroffen goederen en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, kan feit 2 bewezen worden verklaard.
In de periode van 2 januari 2022 tot en met 10 juni 2022 heeft verdachte in totaal € 331.000,- aan contante geldbedragen op zijn rekening gestort. Verdachte had de beschikking over een grote hoeveelheid contant geld, terwijl hij op dat moment betrokken was bij criminele activiteiten. Er is een vermoeden van witwassen. Verdachte heeft vervolgens verklaard dat hij contant geld ontving voor de aanschaf van PMK en dat hij dit via zijn bankrekening heeft overgemaakt aan een cryptoplatform. Gelet op het witwasvermoeden en deze verklaring, kan het niet anders dan dat het geld afkomstig was van enig misdrijf. Gelet op de omvang van de bedragen en de periode, is er sprake van gewoontewitwassen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Primair stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte niet wist van de aanwezigheid van de PMK in de pakketten en daarom moet worden vrijgesproken voor feit 1. Subsidiair zijn er in totaal 84 pakketten te linken aan verdachte. Hiervan zijn er 21 bij de [adres 2] in beslag genomen en indicatief positief getest op pre-precursoren. Daarvan zijn 16 dozen onderzocht en daarin is in totaal 426,52 kilogram PMK-glycidezuur aangetroffen. Ook van de overige pakketten die aan de [adres 2] zijn verzonden, kan worden bewezen dat deze PMK bevatten. Van de zendingen die op de [adres 3] zijn ontvangen, is alleen een deel in beslag genomen. Hiervan is in het dossier alleen de indicatieve test beschikbaar. De inhoud van deze pakketten kan daarom niet met zekerheid worden vastgesteld. Verdachte kan worden gelinkt aan de 936 kilo PMK die op de [adres 2] is aangetroffen. De tabletteermachine is buiten de tenlastegelegde periode per post verzonden. Verdachte zat toen al vast en kan deze machine niet voorhanden hebben gehad. Van dit onderdeel van de tenlastelegging moet verdachte worden vrijgesproken.
Verdachte legt ter terechtzitting een grotendeels bekennende verklaring af. De tenlastegelegde goederen zijn bestemd geweest voor de hennepkwekerij. Dit geldt niet voor de flexibele buis die is aangetroffen in zijn woning aan de [adres 4] . Deze had een ander doel. Verdachte moet van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Voor het overige van feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Verdachte bekent geld te hebben aangenomen, op zijn rekening te hebben gestort en dit te hebben overgemaakt. De verdediging refereert zich ten aanzien van feit 3 aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van de in de bijlage II opgenomen bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Bewezenverklaring medeplegen voorbereidingshandelingen productie harddrugs (feit 1)
In de periode van 13 maart 2022 tot 8 juni 2022 zijn door koeriersbedrijf GLS 31 pakketten van het bedrijf Vanguard South bezorgd bij de woning aan de [adres 3] . Verdachte was onderhuurder van deze woning. Daarnaast zijn er 53 pakketten verzonden naar de [adres 2] in Boesingheliede, afkomstig van Vanguard South.
Op 15 juni 2022 is verdachte aangehouden aan de [adres 2] , nadat aldaar 16 pakketten afkomstig van Vanguard South zijn bezorgd. Deze pakketten bleken jerrycans te bevatten. De inhoud van de jerrycans bleek PMK-glycidezuur te zijn. Van dit zuur kan PMK worden gemaakt, een grondstof van MDMA en amfetamine.
Op grond van het dossier en de verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte 53 pakketten met PMK-glycidezuur van Vanguard South heeft ontvangen aan de [adres 2] in Boesingheliede. Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte de ruimte aan de [adres 2] enkel huurde om het ontvangen van deze pakketten te faciliteren.
De rechtbank stelt vast dat verdachte aan de [adres 3] 31 pakketten van Vanguard South heeft ontvangen. Anders dan de verdediging stelt, kan ook van deze pakketten worden vastgesteld dat deze PMK-glycidezuur bevatten. Bij vonnis van deze rechtbank van 27 oktober 2022 is [medeverdachte] , de huurder van de woning aan de [adres 6] , veroordeeld voor de voorbereiding van de productie van MDMA. Dit vonnis maakt onderdeel uit van het procesdossier in deze zaak. In de woning aan de [adres 6] zijn vier pakketten geadresseerd aan de [adres 3] aangetroffen. Deze pakketten waren afkomstig van Vanguard South. De rechtbank heeft in de zaak van [medeverdachte] vastgesteld dat de inhoud van deze vier pakketten PMK-glycidezuur betreft. Verdachte heeft voorts ter terechtzitting verklaard dat hij de pakketten die hij later op de [adres 2] ontving, eerst op de [adres 3] in ontvangst nam. Op grond van deze omstandigheden stelt de rechtbank vast dat ook de 31 pakketten die zijn verzonden aan de [adres 3] , PMK-glycidezuur bevatten.
Verdachte ontving deze pakketten en sloeg ze op. Hij heeft daarom de beschikkingsmacht over de pakketten en de inhoud daarvan gehad.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of verdachte opzet had op het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs. Hiervoor is onder meer relevant of verdachte wist van de inhoud van de pakketten en waarvoor dit bestemd is geweest.
Uit onderzoek naar de telefoon van verdachte is gebleken dat verdachte op 17 mei 2022 op internet heeft gezocht naar de termen ‘PMK-glycidaat’ en ‘kilo PMK’. Verdachte heeft verklaard dat hij een artikel zou zijn tegengekomen waarin de douane pakketten met PMK zou hebben onderschept. Omdat deze pakketten uit China kwamen en op de pakketten die verdachte ontving Chinese leestekens te zien waren, is verdachte op het idee gekomen dat er mogelijk PMK in de pakketten zat die hij ontving. Maar omdat de pakketten die verdachte ontving niet zijn onderschept, concludeerde verdachte dat daar dan geen PMK in zou zetten.
De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk gelet op het volgende. Verdachte heeft de pakketten ontvangen voor personen met wie hij eerder betrokken was bij de teelt van softdrugs. Verdachte verklaart voorts dat hij wist dat de inhoud van de dozen ‘geen zuivere koffie’ was. Als ervaringsregel kan voorts gelden dat personen die zich bezig houden met de productie van verdovende middelen doorgaans slechts personen de beschikking geven over de voorraad verdovende middelen of de grondstoffen daarvoor, als die personen ook betrokken zijn bij die productie of daar in ieder geval van op de hoogte zijn, omdat dit anders grote en onnodige risico’s met zich meebrengt. Gelet op deze ervaringsregel, de zoekslagen die verdachte op zijn telefoon heeft gemaakt naar PMK en de samenwerking met personen die verdachte kende vanuit de drugswereld, houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van PMK-glycidezuur in de dozen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte wist dat de pakketten PMK-glycidezuur bevatten.
Verdachte heeft gelet op het voorgaande het PMK-glycidezuur voorhanden gehad.
PMK-glycidezuur kan worden gebruikt voor de productie van MDMA of amfetamine. De rechtbank gaat er gelet op al het voorgaande, mede in het licht van de verklaring van verdachte dat hij wel wist dat het geen zuivere koffie was, ook van uit dat dit bestemd was voor de productie van MDMA of amfetamine. De ruimte aan de [adres 2] heeft verdachte voorhanden gehad om daarin deze grondstoffen op te slaan. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan de voorbereidingshandelingen voor de productie van MDMA of amfetamine.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of er sprake is van medeplegen. Verdachte heeft verklaard dat er sprake is geweest van een samenwerking. Naar eigen zeggen heeft verdachte weliswaar een ondergeschikte rol gehad, maar is het feit desondanks medegepleegd. De rechtbank overweegt dat verdachte de pakketten in opdracht van onbekend gebleven personen in ontvangst nam, dat verdachte de ruimte aan de [adres 2] huurde en dat verdachte de betaling voor de pakketten verrichte. Verdachte wist voorts dat de pakketten een grondstof bevatten voor het produceren van MDMA en wist dat de onbekend gebleven personen waarmee hij samenwerkte, zich bezig hielden met drugshandel. Uit deze omstandigheden en uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op de voorbereidingshandelingen voor de productie van verdovende middelen.
De rechtbank acht daarom het medeplegen van de voorbereidingshandelingen voor de productie van verdovende middelen bewezen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het voorhanden hebben van een tabletteermachine, nu op grond van de onderzoeksbevindingen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte die tabletteermachine in de tenlastegelegde periode voorhanden heeft gehad.
Bewezenverklaring medeplegen voorbereidingshandelingen hennepteelt (feit 2)
De rechtbank vindt op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de proces-verbalen van bevindingen van het binnentreden van de ruimten aan de [adres 3] , de [adres 4] en de [adres 5] bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft gepleegd, in zoverre dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat de in de [adres 4] aangetroffen flexibele buis bestemd was voor de hennepteelt. De rechtbank spreekt verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrij. Omdat verdachte het tenlastegelegde voor het overige heeft bekend en de raadsman ten aanzien daarvan geen vrijspraak heeft bepleit, kan ingevolge artikel 359, derde lid, van het wetboek van Strafvordering worden volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, die zijn opgenomen in bijlage II, die aan dit vonnis is gehecht en hier als ingelast geldt. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsman, behoeft dit oordeel geen verdere motivering.
Bewezenverklaring gewoontewitwassen (feit 3)
Uit onderzoek naar de bankrekening van verdachte is gebleken dat hij op zijn rekening bij de ABN AMRO Bank in de periode van 1 januari 2022 tot en met 16 juni 2022 € 331.035,90 contant heeft gestort. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dit geld kreeg van de onbekend gebleven personen voor wie hij de pakketten ontving, dat hij met dit geld cryptomunten kocht en vervolgens de pakketten betaalde. Verdachte verklaart voorts dat hij wist dat het geld geen legale herkomst had, in die zin dat hij wist dat het zwart geld was. Op grond van deze verklaringen en het voornoemde proces-verbaal van bevindingen, vindt de rechtbank bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan. Gelet op de periode waarin verdachte deze stortingen verrichtte, de frequentie waarmee hij geld op zijn rekening stortte en de hoogte van het totaalbedrag, acht de rechtbank voorts bewezen dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Omdat verdachte het tenlastegelegde heeft bekend en de raadsman ten aanzien daarvan geen vrijspraak heeft bepleit, kan ingevolge artikel 359, derde lid, van het wetboek van Strafvordering worden volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, die zijn opgenomen in bijlage II, die aan dit vonnis is gehecht en hier als ingelast geldt. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsman, behoeft dit oordeel geen verdere motivering.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1
in de periode van 1 mei 2022 tot en met 15 juni 2022 te Amsterdam en Boesingheliede, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden,
te weten telkens het opzettelijk vervaardigen van een hoeveelheid MDMA en amfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan verdachte wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door:
  • zeer grote hoeveelheden van een pre-precursor, te weten PMK-glycidezuur, bestemd voor de productie van PMK voorhanden te hebben en,
  • een bedrijfsruimte te weten de [adres 2] te Boesingheliede te huren en voorhanden te hebben.
Feit 2
In de periode van 8 juni 2022 tot en met 15 juni 2022 te Amsterdam voorwerpen voorhanden heeft gehad, te weten:
[adres 3]
- een of meerdere armaturen en,
- een of meerdere assimilatielampen en,
- een of meerdere schakelborden en,
- een of meerdere snelheidsregelaars en,
- een of meerdere transformatoren en,
- een of meerdere slakkenhuizen en,
- een of meerdere temperatuurventilatieregelaars en,
- een of meerdere hygro-ph/ec en thermometers en,
- een of meerdere groeitenten en,
en
[adres 4]
- een ventilator en,
- een kanaalverwarmer
en
[adres 5]
- elektriciteitsbekabeling en,
- een hoeveelheid potgrond
waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar
gestelde feiten.
Feit 3
in de periode van 1 januari 2022 tot en met 16 juni 2022 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, meermalen voorwerpen, te weten geldbedragen van in totaal 331.035,90 euro voorhanden heeft gehad en hiervan gebruik heeft gemaakt, terwijl verdachte wist dat die voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf, en verdachte van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft geen voorwaardelijk strafdeel gevorderd, omdat hij vindt dat in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling een op dat moment actueel beeld van de verdachte kan worden opgemaakt en dat dat zich beter leent voor een passende terugkeer in de maatschappij.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen. De tenlastegelegde periode is kort en verdachte had slechts een klein aandeel in het geheel. Verdachte heeft geprobeerd zijn schulden op de verkeerde manier in te lossen. Bovendien waren de activiteiten van verdachte niet winstgevend. Verder heeft de raadsman de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte speelt een belangrijke rol in de verzorging en opvoeding van zijn jonge kinderen. Het is van belang dat hij overdag voor de kinderen kan zorgen zodat zijn partner kan werken. De familie van verdachte geldt als beschermende factor. Verder is verdachte bezig met professionele schuldhulpverlening.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten:
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een zeer grote hoeveelheid PMK, een belangrijke grondstof voor het produceren van o.a. MDMA. Hiermee hadden vele miljoenen MDMA-pillen geproduceerd kunnen worden. Het gaat om voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen die bij wet verboden zijn. Los van de gevaren die gepaard gaan met het voorhanden hebben en bereiden van dergelijke materialen, is het algemeen bekend dat de bewerking, vervaardiging en het gebruik van deze synthetische drugs een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormen en kunnen leiden tot een verslaving aan het gebruik daarvan. Verslaafden plegen vaak vermogensdelicten om in hun gebruik te kunnen voorzien. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de ondermijnende criminaliteit die gepaard gaat met de georganiseerde drugshandel. Door zijn eigen belang, zijnde het proberen in te lossen van zijn schulden, voorop te stellen heeft verdachte geen oog gehad voor de nadelige gevolgen die zijn handelen heeft voortgebracht voor de samenleving. Dit zijn zeer ernstige feiten en dit rekent de rechtbank verdachte aan. De rechtbank kan dan ook niet volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende sanctie.
De persoon van verdachte
Volgens het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 8 augustus 2022 is hij niet eerder veroordeeld voor soortgelijke delicten. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de reclasseringsrapporten van 19 augustus 2022 en 12 september 2022, opgesteld door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker. Uit deze rapporten is gebleken dat de reclassering geen noodzaak ziet tot reclasseringsinterventies, omdat de leefgebieden van verdachte op orde lijken te zijn.
Strafoplegging
Er bestaan geen oriëntatiepunten voor de strafrechter voor de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft gekeken naar uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven in soortgelijke zaken. De rechtbank weegt mee dat verdachte blijk heeft gegeven van de strafwaardigheid van zijn handelen. Ook weegt de rechtbank mee dat het sociaal netwerk van verdachte als stabiele factor geldt en daarvan in die zin een recidivebeperkend effect uit zal gaan. De rechtbank ziet hierin, maar ook in het licht van het advies van de reclassering, geen aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 42 maanden passend. De rechtbank houdt in haar strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, zoals hiervoor overwogen, maar ziet in de persoonlijke omstandigheden aanleiding een kortere vrijheidsstraf dan gevorderd op te leggen.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de goederen in beslag genomen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst (bijlage III) zijn vermeld.
8.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder 1 genoemde geldbedrag wordt teruggegeven aan verdachte. De onder 2 tot en met 9 genoemde goederen moeten worden verbeurdverklaard. Daarnaast heeft de officier van justitie, hoewel dit bedrag niet in beslag is genomen, verbeurdverklaring gevorderd van in totaal € 331.035,90. Dit bedrag hoorde toe aan verdachte, dan wel met dit bedrag is het strafbare feit begaan.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat het onder 1 genoemde goed moet worden teruggegeven aan verdachte. Ten aanzien van de overige goederen op de beslaglijst bepaalt de rechtbank dat deze verbeurd worden verklaard, omdat dit voorwerpen zijn met betrekking tot en/of met behulp van welke de feiten zijn begaan dan wel voorbereid. De rechtbank zal ook de € 331.035,90 verbeurd verklaren nu het strafbare feit witwassen met betrekking tot dit goed is begaan. Dit bedrag is contant op de rekening van verdachte is gestort en de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte het bedrag van € 331.035,90 heeft witgewassen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen
33, 33a, 47, 57, 420ter van het Wetboek van Strafrecht,
2, 3, 10a, 11a van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd
Feit 2:voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten, meermalen gepleegd.
Feit 3:van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
42 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
- € 2003,20 € 2003,20 met goednummer 6204305.
Verklaart verbeurd:
  • 1 geldbedrag van € 331.035,90;
  • 1 STK Telefoontoestel met goednummer G6199536
  • 1 STK Telefoontoestel met goednummer G6201348;
  • 1 STK Postpakket met goednummer 6201348;
  • 1 STK Tas met goednummer G6199763;
  • 1 STK Handschoen met goednummer G6199680;
  • 1 STK Mes met goednummer G6199777;
  • 1 STK Ventilator met goednummer 6199851;
  • 1 STK Geldtelmachine met goednummer G6199621.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mr. P.K. Oosterling - van der Maarel en mr. D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S.J.H. Spronk, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 december 2022.
[...]
[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]

[...]

[...]

[...]