3.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van de in de bijlage II opgenomen bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Bewezenverklaring medeplegen voorbereidingshandelingen productie harddrugs (feit 1)
In de periode van 13 maart 2022 tot 8 juni 2022 zijn door koeriersbedrijf GLS 31 pakketten van het bedrijf Vanguard South bezorgd bij de woning aan de [adres 3] . Verdachte was onderhuurder van deze woning. Daarnaast zijn er 53 pakketten verzonden naar de [adres 2] in Boesingheliede, afkomstig van Vanguard South.
Op 15 juni 2022 is verdachte aangehouden aan de [adres 2] , nadat aldaar 16 pakketten afkomstig van Vanguard South zijn bezorgd. Deze pakketten bleken jerrycans te bevatten. De inhoud van de jerrycans bleek PMK-glycidezuur te zijn. Van dit zuur kan PMK worden gemaakt, een grondstof van MDMA en amfetamine.
Op grond van het dossier en de verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte 53 pakketten met PMK-glycidezuur van Vanguard South heeft ontvangen aan de [adres 2] in Boesingheliede. Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte de ruimte aan de [adres 2] enkel huurde om het ontvangen van deze pakketten te faciliteren.
De rechtbank stelt vast dat verdachte aan de [adres 3] 31 pakketten van Vanguard South heeft ontvangen. Anders dan de verdediging stelt, kan ook van deze pakketten worden vastgesteld dat deze PMK-glycidezuur bevatten. Bij vonnis van deze rechtbank van 27 oktober 2022 is [medeverdachte] , de huurder van de woning aan de [adres 6] , veroordeeld voor de voorbereiding van de productie van MDMA. Dit vonnis maakt onderdeel uit van het procesdossier in deze zaak. In de woning aan de [adres 6] zijn vier pakketten geadresseerd aan de [adres 3] aangetroffen. Deze pakketten waren afkomstig van Vanguard South. De rechtbank heeft in de zaak van [medeverdachte] vastgesteld dat de inhoud van deze vier pakketten PMK-glycidezuur betreft. Verdachte heeft voorts ter terechtzitting verklaard dat hij de pakketten die hij later op de [adres 2] ontving, eerst op de [adres 3] in ontvangst nam. Op grond van deze omstandigheden stelt de rechtbank vast dat ook de 31 pakketten die zijn verzonden aan de [adres 3] , PMK-glycidezuur bevatten.
Verdachte ontving deze pakketten en sloeg ze op. Hij heeft daarom de beschikkingsmacht over de pakketten en de inhoud daarvan gehad.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of verdachte opzet had op het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs. Hiervoor is onder meer relevant of verdachte wist van de inhoud van de pakketten en waarvoor dit bestemd is geweest.
Uit onderzoek naar de telefoon van verdachte is gebleken dat verdachte op 17 mei 2022 op internet heeft gezocht naar de termen ‘PMK-glycidaat’ en ‘kilo PMK’. Verdachte heeft verklaard dat hij een artikel zou zijn tegengekomen waarin de douane pakketten met PMK zou hebben onderschept. Omdat deze pakketten uit China kwamen en op de pakketten die verdachte ontving Chinese leestekens te zien waren, is verdachte op het idee gekomen dat er mogelijk PMK in de pakketten zat die hij ontving. Maar omdat de pakketten die verdachte ontving niet zijn onderschept, concludeerde verdachte dat daar dan geen PMK in zou zetten.
De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk gelet op het volgende. Verdachte heeft de pakketten ontvangen voor personen met wie hij eerder betrokken was bij de teelt van softdrugs. Verdachte verklaart voorts dat hij wist dat de inhoud van de dozen ‘geen zuivere koffie’ was. Als ervaringsregel kan voorts gelden dat personen die zich bezig houden met de productie van verdovende middelen doorgaans slechts personen de beschikking geven over de voorraad verdovende middelen of de grondstoffen daarvoor, als die personen ook betrokken zijn bij die productie of daar in ieder geval van op de hoogte zijn, omdat dit anders grote en onnodige risico’s met zich meebrengt. Gelet op deze ervaringsregel, de zoekslagen die verdachte op zijn telefoon heeft gemaakt naar PMK en de samenwerking met personen die verdachte kende vanuit de drugswereld, houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van PMK-glycidezuur in de dozen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte wist dat de pakketten PMK-glycidezuur bevatten.
Verdachte heeft gelet op het voorgaande het PMK-glycidezuur voorhanden gehad.
PMK-glycidezuur kan worden gebruikt voor de productie van MDMA of amfetamine. De rechtbank gaat er gelet op al het voorgaande, mede in het licht van de verklaring van verdachte dat hij wel wist dat het geen zuivere koffie was, ook van uit dat dit bestemd was voor de productie van MDMA of amfetamine. De ruimte aan de [adres 2] heeft verdachte voorhanden gehad om daarin deze grondstoffen op te slaan. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan de voorbereidingshandelingen voor de productie van MDMA of amfetamine.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of er sprake is van medeplegen. Verdachte heeft verklaard dat er sprake is geweest van een samenwerking. Naar eigen zeggen heeft verdachte weliswaar een ondergeschikte rol gehad, maar is het feit desondanks medegepleegd. De rechtbank overweegt dat verdachte de pakketten in opdracht van onbekend gebleven personen in ontvangst nam, dat verdachte de ruimte aan de [adres 2] huurde en dat verdachte de betaling voor de pakketten verrichte. Verdachte wist voorts dat de pakketten een grondstof bevatten voor het produceren van MDMA en wist dat de onbekend gebleven personen waarmee hij samenwerkte, zich bezig hielden met drugshandel. Uit deze omstandigheden en uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op de voorbereidingshandelingen voor de productie van verdovende middelen.
De rechtbank acht daarom het medeplegen van de voorbereidingshandelingen voor de productie van verdovende middelen bewezen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het voorhanden hebben van een tabletteermachine, nu op grond van de onderzoeksbevindingen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte die tabletteermachine in de tenlastegelegde periode voorhanden heeft gehad.
Bewezenverklaring medeplegen voorbereidingshandelingen hennepteelt (feit 2)
De rechtbank vindt op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de proces-verbalen van bevindingen van het binnentreden van de ruimten aan de [adres 3] , de [adres 4] en de [adres 5] bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft gepleegd, in zoverre dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat de in de [adres 4] aangetroffen flexibele buis bestemd was voor de hennepteelt. De rechtbank spreekt verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrij. Omdat verdachte het tenlastegelegde voor het overige heeft bekend en de raadsman ten aanzien daarvan geen vrijspraak heeft bepleit, kan ingevolge artikel 359, derde lid, van het wetboek van Strafvordering worden volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, die zijn opgenomen in bijlage II, die aan dit vonnis is gehecht en hier als ingelast geldt. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsman, behoeft dit oordeel geen verdere motivering.
Bewezenverklaring gewoontewitwassen (feit 3)
Uit onderzoek naar de bankrekening van verdachte is gebleken dat hij op zijn rekening bij de ABN AMRO Bank in de periode van 1 januari 2022 tot en met 16 juni 2022 € 331.035,90 contant heeft gestort. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dit geld kreeg van de onbekend gebleven personen voor wie hij de pakketten ontving, dat hij met dit geld cryptomunten kocht en vervolgens de pakketten betaalde. Verdachte verklaart voorts dat hij wist dat het geld geen legale herkomst had, in die zin dat hij wist dat het zwart geld was. Op grond van deze verklaringen en het voornoemde proces-verbaal van bevindingen, vindt de rechtbank bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan. Gelet op de periode waarin verdachte deze stortingen verrichtte, de frequentie waarmee hij geld op zijn rekening stortte en de hoogte van het totaalbedrag, acht de rechtbank voorts bewezen dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Omdat verdachte het tenlastegelegde heeft bekend en de raadsman ten aanzien daarvan geen vrijspraak heeft bepleit, kan ingevolge artikel 359, derde lid, van het wetboek van Strafvordering worden volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, die zijn opgenomen in bijlage II, die aan dit vonnis is gehecht en hier als ingelast geldt. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsman, behoeft dit oordeel geen verdere motivering.