ECLI:NL:RBAMS:2022:8316

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5099
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de proceskostenvergoeding in een bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot waterschapsbelasting

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen [eiser] en de heffingsambtenaar van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. De zaak betreft een beroep van [eiser] tegen de beslissing van de heffingsambtenaar om een wegingsfactor van 0,25 toe te passen bij de proceskostenvergoeding. De heffingsambtenaar had eerder aan [eiser] een aanslag waterschapsbelasting opgelegd en aanmaningskosten in rekening gebracht. Na een bezwaarprocedure heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van [eiser] gegrond verklaard, maar de toegewezen proceskostenvergoeding als te laag beoordeeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende gemotiveerd heeft waarom de zaak als zeer licht kan worden aangemerkt, wat de toepassing van de wegingsfactor van 0,25 rechtvaardigt. De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar en de gemachtigde van [eiser] telefonisch contact hebben gehad over het kwijtscheldingsverzoek en de aanmaning, en dat de gemachtigde van [eiser] in zijn bezwaarschrift had kunnen volstaan met een melding van het ingediende kwijtscheldingsverzoek. Dit duidt erop dat de zaak niet complex was en dat de werkbelasting voor de rechtsbijstandverlener gering was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van [eiser] ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/5099

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

( [gem. eiser] ),
en
de ambtenaar belast met de heffing en invordering van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht,verweerder
(gemachtigde: mr. A.J. van Griethuysen).
Partijen worden hierna [eiser] en de heffingsambtenaar genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 23 juni 2020 heeft de heffingsambtenaar aanmaningskosten aan [eiser] in rekening gebracht.
Met een uitspraak op bezwaar van 20 augustus 2020 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van [eiser] tegen het besluit van 23 juni 2020 gegrond verklaard.
[eiser] heeft beroep ingesteld tegen het onderdeel van de bestreden uitspraak over de proceskostenvergoeding.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op een zitting van 29 november 2021. [eiser] en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De heffingsambtenaar is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst omdat de gemachtigde van [eiser] in de veronderstelling was dat de zitting via een videoverbinding zou plaatsvinden waardoor hij niet meer fysiek aanwezig kon zijn bij de zitting.
De zaak is vervolgens behandeld op de zitting van 7 juli 2022. [eiser] en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Met een besluit van 21 maart 2020 heeft de heffingsambtenaar aan [eiser] een aanslag waterschapsbelasting voor het belastingjaar 2020 van € 169,48 opgelegd.
2. [eiser] heeft op 16 juni 2020 een kwijtscheldingsverzoek ingediend.
3. Met een besluit van 23 juni 2020 heeft de heffingsambtenaar een aanmaning naar [eiser] gestuurd met aanmaningskosten tot een bedrag van € 7,-. De heffingsambtenaar is op 21 juli 2020 bekend geraakt met het kwijtscheldingsverzoek.
4. De heffingsambtenaar en de gemachtigde van [eiser] hebben telefonisch contact gehad over het kruisen van het kwijtscheldingsverzoek en de aanmaning. [eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen de aanmaning.
5. Met de bestreden uitspraak heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van [eiser] gegrond verklaard, omdat ten onrechte een aanmaning was verstuurd. Verder heeft de heffingsambtenaar aan [eiser] een vergoeding voor de in bezwaar gemaakte proceskosten toegekend en daarbij wegingsfactor 0,25 toegepast.
Standpunt [eiser]
6. [eiser] voert aan dat de heffingsambtenaar een te lage proceskostenvergoeding heeft toegekend. [eiser] wijst erop dat volgens vaste rechtspraak het uitgangspunt is dat behandeling van een zaak in een bezwaarprocedure in beginsel behoort tot de categorie gemiddeld (wegingsfactor 1). Volgens [eiser] is de heffingsambtenaar ten onrechte van dit uitgangspunt afgeweken en is de toegekende proceskostenvergoedingen niet in verhouding met de door zijn gemachtigde verrichte werkzaamheden in het kader van de bezwaarprocedure.
Het oordeel van de rechtbank
7. Op grond van artikel 2, eerste lid, onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) wordt het bedrag van de kosten bij de uitspraak vastgesteld overeenkomstig het in de bijlage opgenomen tarief.
8. In de bijlage bij het Besluit is onder C1 bepaald dat aan een zeer lichte zaak de wegingsfactor 0,25 wordt toegekend.
9. Met betrekking tot de wegingsfactor komt de heffingsambtenaar de vrijheid toe om op grond van eigen waardering te beoordelen welke wegingsfactor passend is. Bij afwijking van wegingsfactor 1 dient deze beoordeling gemotiveerd te worden aan de hand van belang en ingewikkeldheid van de zaak.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar voldoende gemotiveerd waarom deze zaak als zeer licht kan worden aangemerkt en dat dus een wegingsfactor van 0,25 toegepast dient te worden. De heffingsambtenaar heeft toegelicht dat de aanmaning en het kwijtscheldingsverzoek elkaar hebben gekruist en dat hierover al telefonisch contact was geweest tussen de heffingsambtenaar en de gemachtigde van [eiser] . De heffingsambtenaar heeft daarbij aangegeven dat de aanmaning ten onrechte is verstuurd. [eiser] heeft desondanks een bezwaarschrift ingediend. In dat bezwaarschrift had de gemachtigde van [eiser] naar aanleiding van het telefonische contact dus kunnen volstaan met de melding dat er al een kwijtscheldingsverzoek is ingediend. Dat de gemachtigde van [eiser] kon volstaan met deze melding betekent dat de zaak in bezwaar niet bewerkelijk of gecompliceerd is geweest en de werkbelasting voor de rechtsbijstandverlener gering.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.