In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Pharmaceutical Research Associates Group B.V. (PRA) en DiaMedica Therapeutics Inc. (DiaMedica). PRA vorderde de opheffing van conservatoire derdenbeslagen die DiaMedica had gelegd onder verschillende banken, alsmede de beëindiging van de gerechtelijke bewaring van beslagen bescheiden. DiaMedica had beslag gelegd in het kader van een bodemprocedure die zij tegen PRA had aangespannen, waarin zij vorderingen had ingesteld op basis van een overeenkomst tussen partijen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van DiaMedica summierlijk ondeugdelijk waren, omdat DiaMedica niet had onderbouwd op welke gronden zij een vordering had op PRA volgens het recht van de staat New York, dat op de overeenkomst van toepassing was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van PRA bij opheffing van het beslag zwaarder wogen dan die van DiaMedica bij handhaving ervan. De vordering van PRA om de beslagen op te heffen werd dan ook toegewezen, terwijl de vordering om de gerechtelijke bewaring van de beslagen bescheiden te beëindigen werd afgewezen. DiaMedica werd veroordeeld in de proceskosten.