ECLI:NL:RBAMS:2022:8308

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
C/13/726730 / KG ZA 22-1045
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir derdenbeslag in kort geding tussen Pharmaceutical Research Associates Group B.V. en DiaMedica Therapeutics Inc.

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Pharmaceutical Research Associates Group B.V. (PRA) en DiaMedica Therapeutics Inc. (DiaMedica). PRA vorderde de opheffing van conservatoire derdenbeslagen die DiaMedica had gelegd onder verschillende banken, alsmede de beëindiging van de gerechtelijke bewaring van beslagen bescheiden. DiaMedica had beslag gelegd in het kader van een bodemprocedure die zij tegen PRA had aangespannen, waarin zij vorderingen had ingesteld op basis van een overeenkomst tussen partijen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van DiaMedica summierlijk ondeugdelijk waren, omdat DiaMedica niet had onderbouwd op welke gronden zij een vordering had op PRA volgens het recht van de staat New York, dat op de overeenkomst van toepassing was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van PRA bij opheffing van het beslag zwaarder wogen dan die van DiaMedica bij handhaving ervan. De vordering van PRA om de beslagen op te heffen werd dan ook toegewezen, terwijl de vordering om de gerechtelijke bewaring van de beslagen bescheiden te beëindigen werd afgewezen. DiaMedica werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/726730 / KG ZA 22-1045 EAM/MvG
Vonnis in kort geding van 21 december 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PHARMACEUTICAL RESEARCH ASSOCIATES GROUP B.V.,
gevestigd te Groningen,
eiseres bij conceptdagvaarding van 15 december 2022,
advocaat mr. M.H.C. Sinninghe Damsté te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van Canada
DIAMEDICA THERAPEUTICS INC.,
gevestigd te Minneapolis, Minnesota (Verenigde Staten),
gedaagde, vrijwillig verschenen,
advocaat mr. B.W. Wijnstekers te Amsterdam.
Partijen zullen hierna PRA en DiaMedica worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 19 december 2022 heeft PRA haar vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. DiaMedica heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 21 december 2022 de beslissing gegeven, in de vorm van een ‘kopstaartvonnis’. Het hierna volgende is de uitwerking daarvan en is afgegeven op 5 januari 2023.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- aan de zijde van PRA: [naam] , klinisch farmacoloog bij ICON, met mr. Sinninghe Damsté, mr. A. Attaïbi en mr. M.A.G. Bosman;
- aan de zijde van DiaMedica: mr. Wijnstekers en mr. C.F.B. Groot Rouwen.
1.3.
DiaMedica heeft terecht bezwaar gemaakt tegen de door PRA als productie 56 in het geding gebrachte legal opinion van J.P. Flynn, advocaat te New Jersey (Verenigde Staten), omdat deze niet 24 uur (één werkdag) van tevoren is ingediend. Dat stuk zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.

2.De feiten

2.1.
PRA houdt zich bezig met klinisch onderzoek naar de werking van nieuwe geneesmiddelen, ook wel een
contract research organization(CRO) genoemd. DiaMedica is een biofarmaceutische onderneming die zich voornamelijk toelegt op de ontwikkeling van innovatieve behandelingen voor niet of slecht behandelbare ziekten.
2.2.
DiaMedica ontwikkelt DM-199, een synthetisch eiwit.
2.3.
Op 18 maart 2013 is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan PRA voor DiaMedica onderzoek heeft verricht naar onder andere de veiligheid en werking van DM-199 als remedie tegen diabetes type 2. Artikel 9 van de overeenkomst bepaalt dat alle door PRA in de loop van het onderzoek vervaardigde gegevens eigendom worden van DiaMedica. Artikel 12.3 van de overeenkomst bepaalt dat de aansprakelijkheid van PRA voor (directe) schade uit hoofde van de overeenkomst niet meer zal bedragen dan de totale door DiaMedica aan PRA verschuldigde betalingen onder de overeenkomst. Op grond van artikel 18 van de overeenkomst is het recht van de staat New York daarop van toepassing.
2.4.
PRA heeft op 14 november 2014 de voorlopige resultaten van het onderzoek gedeeld met DiaMedica. De voorlopige conclusie was dat DM-199 niet, althans weinig effectief is voor de behandeling van diabetes type 2.
2.5.
DiaMedica kon eind 2014 niet voldoen aan haar financiële verplichtingen jegens PRA, waarop PRA haar werkzaamheden voor DiaMedica heeft gestaakt.
2.6.
Nadat DiaMedica in 2016 nieuwe investeringen had aangetrokken en de gemaakte betaalafspraken met PRA was nagekomen, heeft PRA in november 2016 een concept onderzoeksverslag gestuurd naar DiaMedica.
2.7.
DiaMedica heeft geweigerd om akkoord te gaan met dat conceptverslag, waardoor PRA het onderzoeksverslag niet definitief heeft kunnen afronden. DiaMedica heeft PRA vervolgens meerdere keren om informatie verzocht en haar laten weten dat zij zorgen heeft over de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd. Aanvankelijk heeft PRA geweigerd de gevraagde informatie te verstrekken, omdat zij die, na akkoord van DiaMedica op het concept, bij het definitieve onderzoeksverslag aan DiaMedica zou toesturen. Uiteindelijk heeft PRA in oktober 2017 en februari en maart 2018 een deel van de door DiaMedica verzochte informatie aan haar verstrekt.
2.8.
DiaMedica is in november 2017 en augustus 2018 procedures gestart bij Amerikaanse rechtbanken in New York en Delaware tegen PRA en aan PRA gelieerde partijen, waaronder PRA USA. PRA en PRA USA hebben in die procedures met succes de bevoegdheid van de Amerikaanse rechter betwist. DiaMedica is in hoger beroep gegaan, maar heeft dat op een later moment ingetrokken.
2.9.
Bij dagvaarding van 13 november 2020 is DiaMedica een bodemprocedure gestart tegen PRA en PRA USA bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen. DiaMedica vorderde, kort gezegd, verschillende verklaringen voor recht dat PRA en PRA USA jegens DiaMedica aansprakelijk zijn, met verwijzing naar de schadestaatprocedure. Op verzoek van partijen heeft de rechtbank Noord-Nederland die procedure bij vonnis van 19 mei 2021 doorverwezen naar de Netherlands Commercial Court (NCC). Om die procedure bij de NCC voort te zetten dient een oproepingsexploot te worden uitgebracht en dienen de processtukken bij de NCC te worden ingediend.
2.10.
Bij verzoekschrift van 23 november 2022 heeft DiaMedica de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland verzocht om voor haar vordering op PRA, inclusief rente en kosten te begroten op $ 82.830.000, ten laste van haar conservatoir derdenbeslag te mogen leggen onder de ABN AMRO Bank N.V., ING Bank N.V. en Deutsche Bank AG. Verder heeft DiaMedica verlof verzocht om bewijsbeslag te mogen leggen onder PRA. Bij beschikking van 28 november 2022 zijn de gevraagde verloven verleend.
2.11.
Op 7 en 8 december 2022 heeft DiaMedica bewijsbeslag gelegd onder PRA, alsmede derdenbeslag ten laste van PRA onder de hierboven genoemde banken.
2.12.
DiaMedica heeft $ 3 miljoen aan PRA betaald voor de door PRA verrichte onderzoekswerkzaamheden.
2.13.
Bij oproepingsexploot van 15 december 2022 heeft DiaMedica de onder 2.9 genoemde procedure aangebracht bij de NCC. DiaMedica heeft die procedure alleen voortgezet tegen PRA en, voor zover van belang, gevorderd betaling van een bedrag van € 75 miljoen en een verklaring voor recht dat DiaMedica rechthebbende is van alle gegevens van het onderzoek.

3.Het geschil

3.1.
PRA vordert:
I. de door DiaMedica gelegde beslagen (geheel of gedeeltelijk) op te heffen, althans DiaMedica te veroordelen tot het doen opheffen van deze beslagen binnen 24 uur na het wijzen van dit vonnis, op straffe van een dwangsom;
II. de gerechtelijke bewaring van de beslagen bescheiden te beëindigen, althans DiaMedica te veroordelen deze bewaring te doen beëindigen binnen 24 uur na het wijzen van dit vonnis, door retournering van de beslagen zaken en bescheiden aan PRA of vernietiging van bij het beslag gemaakte kopieën;
III. DiaMedica te verbieden om uit hoofde van hetzelfde feitencomplex en/of dezelfde beslagverloven nieuwe beslagen te leggen ten laste van PRA;
IV. in goede justitie een andere passende voorziening te treffen;
V. DiaMedica te veroordelen in de proces- en nakosten, beide te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
PRA stelt hiertoe het volgende. De vermeende vorderingen van DiaMedica zijn summierlijk ondeugdelijk. PRA is niet aansprakelijk voor de beweerde schade van DiaMedica. PRA heeft het onderzoek op juiste wijze uitgevoerd en is niet tekortgeschoten in haar contractuele verplichtingen. DiaMedica mocht op grond van mededelingen tijdens het onderzoek van een medewerker van PRA niet ervan uitgaan dat DM-199 goed zou werken voor patiënten met diabetes type 2. PRA heeft bij de uitvoering van het onderzoek de geldende protocollen nageleefd en geen fouten gemaakt, laat staan aanzienlijke. Voor zover PRA al aansprakelijk is voor de vermeende schade van DiaMedica, geldt dat de aansprakelijkheid van PRA in de overeenkomst is beperkt tot het bedrag dat DiaMedica uit hoofde van de overeenkomst aan PRA heeft betaald. DiaMedica heeft in de bodemdagvaarding heel andere stellingen ingenomen dan in het beslagrekest. DiaMedica heeft in het beslagrekest in strijd met artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) onjuiste en onvolledige stellingen ingenomen. Zo heeft DiaMedica daarin niet vermeld dat op de overeenkomst tussen partijen het recht van de staat New York van toepassing is en dus niet toegelicht waarom zij naar het recht van de staat New York een vordering heeft op PRA.
DiaMedica vreest er ten onrechte voor dat PRA stukken van het onderzoek zal verduisteren. Op PRA rust de plicht om de relevante documenten, gegevens en resultaten van het onderzoek te bewaren op grond van de Europese Clinical Trials Regulation. Voorts heeft PRA al een zeer groot aantal documenten – meer dan 4600 pagina’s – aan DiaMedica verstrekt. De beslagen zijn er enkel op gericht om PRA te frustreren in haar bedrijfsvoering.
3.3.
DiaMedica heeft als volgt verweer gevoerd. PRA is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. PRA heeft bij de uitvoering van het onderzoek de geldende protocollen en richtlijnen structureel niet nageleefd en ook aanzienlijke fouten gemaakt. Die fouten hebben de resultaten van het onderzoek nadelig beïnvloed. Een medewerker van PRA heeft hangende het onderzoek in 2014 meerdere keren aan DiaMedica meegedeeld dat de resultaten zeer positief waren en dat dit moest duiden op de goede werking van DM-199. DiaMedica mocht afgaan op de juistheid van deze mededelingen en heeft op basis daarvan meerdere strategische keuzes gemaakt. Zo heeft DiaMedica een uiterst lucratief bod van een Engelse farmaceut op de exclusieve licentierechten op DM-199 afgeslagen. Ook heeft DiaMedica destijds aan de markt gecommuniceerd dat zij op korte termijn de eerste zeer positieve resultaten van het onderzoek verwachtte. Toen de voorlopige onderzoeksresultaten niet positief bleken te zijn, zorgde dat ervoor dat de beurswaarde van DiaMedica met $ 35 miljoen kelderde. De schade van DiaMedica bedraagt ruim $ 75 miljoen. Dit bedrag bestaat uit: het bedrag dat DiaMedica aan PRA heeft betaald ($ 3 miljoen), de kosten die DiaMedica heeft moeten maken voor het opnieuw opzetten van een testonderzoek ($ 4 miljoen), de waardevermindering van de onderneming van DiaMedica ($ 35 miljoen) en misgelopen inkomsten door het verlies van twee jaar octrooirecht ($ 33 miljoen).
Op grond van artikel 9 van de overeenkomst zijn alle door PRA in de loop van het onderzoek vervaardigde gegevens eigendom van DiaMedica. PRA weigert dus ten onrechte om alle gegevens van het onderzoek aan DiaMedica te verstrekken.

4.De beoordeling

4.1.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
Het gelegde verhaalsbeslag
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat de tussen hen gesloten overeenkomst wordt beheerst door het recht van de staat New York. DiaMedica heeft dat niet vermeld in haar beslagrekest en daarmee de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland onvoldoende ingelicht. Ook in deze procedure heeft DiaMedica noch in reactie op de dagvaarding van PRA noch in reactie op het pleidooi van PRA toegelicht op grond waarvan zij naar het recht van de staat New York een vordering heeft op PRA. Weliswaar heeft DiaMedica, zo begrijpt de voorzieningenrechter nota bene uit de stellingen van PRA, in de bodemdagvaarding uiteengezet waarom zij naar New Yorks recht een vordering heeft op PRA, maar die bodemdagvaarding heeft DiaMedica in dit kort geding onbesproken gelaten. Het komt erop neer dat DiaMedica in het kader van dit kort geding haar vermeende vordering naar New Yorks recht op PRA op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Uit het voorgaande volgt dat in hoge mate onzeker is dat DiaMedica een vordering heeft op PRA. Daarmee is summierlijk gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering waarvoor het onderhavige beslag is gelegd en is in beginsel een grond voor opheffing van het beslag gegeven.
4.3.
Beoordeling van de ondeugdelijkheid kan niet los van een afweging van de wederzijdse belangen plaatsvinden. In dit geval wegen de belangen van PRA bij opheffing van het beslag onder de ABN AMRO Bank, ING Bank en Deutsche Bank zwaarder dan het belang van DiaMedica bij handhaving daarvan. Het belang van PRA bij de opheffing van het beslag is gelegen in de mogelijkheid vrijelijk te kunnen beschikken over de bankrekening en tegoeden bij voornoemde banken. Zij gebruikt deze rekeningen voor het doen van betalingen ten behoeve van haar bedrijfsvoering, zoals salarisbetalingen aan werknemers en andere gebruikelijke vaste lasten. Anderzijds heeft DiaMedica, gelet op de onderbouwde stellingen van PRA daaromtrent, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het risico groot is dat DiaMedica geen verhaal zal kunnen nemen op PRA – die behoort tot de grootste CRO’s ter wereld en onder het in Amerika genoteerde ICON PLC valt, dat een beurswaarde kent van meer dan $ 15 miljard – indien DiaMedica toch over een deugdelijke vordering blijkt te beschikken.
4.4.
Bovenstaande betekent dat de beslagen onder ABN AMRO Bank, ING Bank en Deutsche Bank worden opgeheven. Om praktische reden zal de voorzieningenrechter de beslagen zelf opheffen. Ook zal het DiaMedica worden verboden om uit hoofde van hetzelfde feitencomplex en/of dezelfde beslagverloven nieuwe verhaalsbeslagen te leggen ten laste van PRA.
Het bewijsbeslag
4.5.
PRA heeft de stelling van DiaMedica dat zij op grond van artikel 9 van de overeenkomst eigenaar is van alle door PRA in de loop van het onderzoek vervaardigde gegevens, onvoldoende weersproken, zodat voorshands niet gebleken is van de summierlijke ondeugdelijkheid van de vordering van DiaMedica.
4.6.
Dat PRA er nadeel of schade van ondervindt dat de inbeslaggenomen gekopieerde bescheiden bij de gerechtelijke bewaarder berusten, heeft zij onvoldoende onderbouwd en is overigens ook niet gebleken. Bovendien geeft het rechterlijke verlof om het bewijsbeslag te leggen geen verdergaande aanspraken dan de bewaring van de in beslag genomen bescheiden; noch dit verlof, noch de beslaglegging zelf geeft de beslaglegger dan ook recht op afgifte, inzage of afschrift. Bovenstaande leidt ertoe dat het belang van DiaMedica bij handhaving van het bewijsbeslag zwaarder weegt dan het belang van PRA.
4.7.
De vordering van PRA om de gerechtelijke bewaring van de beslagen bescheiden te beëindigen zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.8.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal DiaMedica worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van PRA begroot op € 676,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris advocaat.
4.9.
De gevorderde nakosten worden toegewezen op de wijze als in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op de door DiaMedica ten laste van PRA onder ABN AMRO Bank N.V., ING Bank N.V. en Deutsche Bank AG gelegde conservatoire derdenbeslagen,
5.2.
verbiedt DiaMedica om uit hoofde van hetzelfde feitencomplex en/of dezelfde beslagverloven nieuwe beslagen te leggen ten laste van PRA,
5.3.
veroordeelt DiaMedica in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van PRA begroot op € 1.692,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf vijftien dagen na de datum van dit vonnis, tot aan de voldoening,
5.4.
veroordeelt DiaMedica in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten vanaf vijftien dagen na de datum van dit vonnis, tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MvG