Overwegingen
1. Op 24 november 2020 heeft [eiser] digitaal een WW-uitkering aangevraagd. Op 30 november 2020 heeft het Uwv geweigerd [eiser] een WW-uitkering toe te kennen, omdat hij verwijtbaar werkloos is. Vervolgens heeft het Uwv de bestreden besluiten genomen.
2. In het bestreden besluit II staat dat de communicatie tussen het Uwv en burgers op grond van de wet als hoofdregel elektronisch plaatsvindt. Als [eiser] zich heeft aangemeld voor de Berichtenbox van MijnOverheid, ontvangt hij standaard een melding per e-mail als in Mijn Uwv een brief voor hem klaarstaat. [eiser] heeft zijn digitale post te laat gelezen en dit komt voor zijn rekening en risico; ook als die melding ontbreekt, omdat [eiser] gebruik kon maken van de op de website van het Uwv aan te vinken e-mailmogelijkheid. [eiser] is bekend met de digitale berichten van het Uwv. Hij heeft op 2 februari 2016 digitaal een WW-uitkering aangevraagd, die hem op 19 februari 2016 werd toegekend. Op 30 november 2020 heeft [eiser] telefonisch contact gezocht met het Uwv en is hem verteld dat zijn WW-aanvraag is afgewezen. [eiser] was toen dus op de hoogte van het besluit op zijn aanvraag of had dat redelijkerwijs kunnen zijn en had de mogelijkheid dit besluit via het portaal Mijn Uwv in te zien. Volgens het Uwv is niet gebleken van bijzondere omstandigheden waardoor [eiser] niet tijdig een bezwaarschrift kon indienen.
Beoordeling van het beroep
3. De rechtbank stelt vast dat het Uwv na het instellen van het beroep een gewijzigd besluit heeft genomen, dat in de plaats treedt van het bestreden besluit I. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] nog belang heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit I. De rechtbank zal het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit I, daarom niet-ontvankelijk verklaren.
4. De rechtbank overweegt verder als volgt. Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.Bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.Een bestuursorgaan kan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch verzenden, voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.Als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is verzonden, geldt het tijdstip waarop het bericht een systeem voor gegevensverwerking bereikt waarvoor het bestuursorgaan geen verantwoordelijkheid draagt of, indien het bestuursorgaan en de geadresseerde gebruik maken van hetzelfde systeem voor gegevensverwerking, het tijdstip waarop het bericht toegankelijk wordt voor de geadresseerde.
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken.De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
5. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat het besluit van 30 november 2020 op die datum in de Berichtenbox van [eiser] op Mijn Uwv is geplaatst, dat de bezwaartermijn op 1 december 2020 is gaan lopen en op 11 januari 2021 is geëindigd. [eiser] betwist niet dat het besluit van 30 november in zijn Berichtenbox is geplaatst, maar stelt dat hij in de derde week van december 2020 telefonisch bij het Uwv heeft geïnformeerd of al op zijn aanvraag van 24 november 2020 was beslist en dat hem toen werd meegedeeld dat zijn aanvraag was afgewezen en dat hij hierover nog per post zou worden bericht.
6. Vaststaat dat [eiser] de aanvraag van 24 november 2020 digitaal heeft ingediend. Niet ter discussie staat dat het Uwv [eiser] niet per gewone post over zijn aanvraag heeft bericht en dat het Uwv hem niet met een e-mailnotificatie heeft geïnformeerd over het in de Berichtenbox plaatsen van het besluit van 30 november 2020.
7. Het Uwv heeft op de zitting toegelicht dat het niet kan bewijzen dat het besluit van 30 november 2020 op die datum in de Berichtenbox van [eiser] op Mijn Uwv is geplaatst. De rechtbank heeft in de stukken geen aanknopingspunten gevonden om vast te stellen wanneer het Uwv het besluit van 30 november 2020 in de Berichtenbox heeft geplaatst. Daarmee kan niet worden vastgesteld dat dit besluit op 30 november 2020 op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift niet is gaan lopen. Eiser stelt dat hij pas kennis nam van het besluit van 30 november 2020 toen hij in januari 2021 op eigen initiatief de Berichtenbox opende. De bezwaartermijn is dus pas in januari 2021 gaan lopen. Het Uwv ontving op 2 februari 2021 het bezwaarschrift van eiser gedateerd 29 januari 2021. Eiser was toen dus ongeacht op welke dag in januari 2021 de termijn is aangevangen, niet te laat met het maken van bezwaar. Dit betekent dat het Uwv het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
8. Het beroep tegen het bestreden besluit II is gegrond. De rechtbank zal dit besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat deze zaak tot nu toe alleen ging over de ontvankelijkheid van het bezwaar.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het Uwv aan [eiser] het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
10. De rechtbank veroordeelt het Uwv in de door [eiser] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.059,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 541,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).