ECLI:NL:RBAMS:2022:8298

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
13-088083-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsberoving van een minderjarige in vereniging met anderen

Op 11 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van wederrechtelijke vrijheidsberoving in vereniging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond van 17 tot en met 18 januari 2020, waarbij de 15-jarige [benadeelde partij] door de verdachte en medeverdachten werd aangevallen, mishandeld en gedwongen in een bestelbus te stappen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] samenwerkten om [benadeelde partij] te beroven van zijn vrijheid. De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelde partij en getuigen als bewijs gebruikt, waaronder 112-meldingen die de ernst van de situatie bevestigden. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van € 440,95 voor materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen rechtvaardigingsgrond voor zijn handelen was. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict, vooral gezien de leeftijd van het slachtoffer en de impact van de gebeurtenis op zijn welzijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.088083.20
Datum uitspraak: 11 oktober 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P. Velleman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.P.H. van Esser, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 17 tot en met 18 januari 2020 te Amsterdam en/of Diemen – in vereniging – heeft schuldig gemaakt aan het wederrechtelijk van de vrijheid beroven en/of beroofd houden van [benadeelde partij] , waarbij die [benadeelde partij] is geschopt en geslagen, in een bus is geduwd en waarbij aan hem een vuurwapen is getoond.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt van het wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden van [benadeelde partij] . De officier van justitie vindt niet bewezen dat daarbij aan [benadeelde partij] een vuurwapen is getoond en verzoekt de rechtbank om verdachte daarvan vrij te spreken.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. [benadeelde partij] is met verdachte meegegaan naar de bestelbus van medeverdachte [medeverdachte] en heeft enige tijd in de bus gezeten, maar er was geen sprake van dwang of mishandeling. De verklaring van [benadeelde partij] dat verdachte onderdeel uitmaakte van de groep die hem op een eerder moment, kort voordat verdachte met [benadeelde partij] in de bus stapte, in elkaar heeft geslagen wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Ook is er geen ondersteuning voor de lezing van [benadeelde partij] dat er in de bus geweld is gebruikt of is gedreigd met geweld. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om verdachte partieel vrij te spreken van het dwingen om in de bus te stappen, het in de bus op het hoofd en gezicht slaan, het tonen van een vuurwapen en het op de grond drukken en op de grond gedrukt houden. Volgens de verdediging ging de agressie juist uit van de broer van [benadeelde partij] en zijn verdachten uit angst voor de broer weggereden met de bus. [benadeelde partij] kon te allen tijde weglopen of de bus verlaten.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen in bijlage II het volgende vast.
Op 17 januari 2020 – even na 23.00 uur - loopt [benadeelde partij] in Amsterdam Zuid Oost bij [straat] over straat. Plotseling komt van achteren een aantal jongens aan rennen, die hem slaan en schoppen. [benadeelde partij] komt op de grond terecht en verliest zijn bril, een schoen en diverse pasjes. Vervolgens wordt hij door verdachte met geweld meegenomen naar een plek waar medeverdachte [medeverdachte] klaar staat met een bestelbus. [benadeelde partij] wordt door verdachte gedwongen in de bus te stappen en de bus ingeduwd. Eenmaal in de bus stapt er nog een vierde persoon in. [benadeelde partij] wordt in de bus geslagen, op de grond gedrukt en op de grond gehouden. Verdachten rijden enige tijd met [benadeelde partij] in de bus, omdat ze van hem informatie willen teneinde de gestolen scooter van medeverdachte [medeverdachte] terug te krijgen. Tijdens deze rit is er telefonisch contact met de broer van [benadeelde partij] . Als blijkt dat [benadeelde partij] hen niet kan helpen de scooter terug te krijgen, wordt hij in hulpeloze toestand in Diemen uit de bus gezet.
Deze gang van zaken, zoals beschreven door [benadeelde partij] , vindt steun in de 112-meldingen die om 23.33 en 23.36 uur zijn gedaan door twee vrienden van [benadeelde partij] , die melden dat een vriend van hen in elkaar is geslagen, is geschopt en is meegenomen. Ook de broer van [benadeelde partij] heeft die nacht een 112-melding gedaan, waarin hij zegt dat zijn broertje is gegijzeld en dat gedreigd wordt zijn broertje iets aan te doen. De rechtbank hecht voorts belang aan de 112-melding die op 18 oktober 2022 omstreeks 00.46 uur binnen kwam van een vrouw uit Diemen, die zei dat er een jongen aan de deur was die om hulp vroeg, geen schoenen droeg, zei dat zijn bril kapot was geslagen en was geslagen op zijn oog en haar vroeg 112 te bellen. Volgens de meldster was de jongen tijdens het 112 gesprek bang dat “ze” zouden komen. Ter plaatse troffen de agenten [benadeelde partij] aan die volgens hen nog onder de indruk was van hetgeen er gebeurd was. [benadeelde partij] verklaarde aan de agenten in Zuid Oost te zijn aangevallen door onbekende jongens en vervolgens te zijn meegenomen in een auto en in Diemen te zijn afgezet.
Verdachten hebben bekend dat zij met een jongen in de bus hebben gezeten en dat er vervolgens nog iemand bij hen in de bus is gestapt. De lezing van verdachten dat zij [benadeelde partij] niet tegen zijn wil in de bus hebben gehouden en de broer van [benadeelde partij] juist agressief was, acht de rechtbank in het licht van het hiervoor overwogene ongeloofwaardig.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat verdachten nauw en bewust met elkaar hebben samengewerkt. Aanleiding voor de ontmoeting met het slachtoffer was het feit dat de scooter van medeverdachte [medeverdachte] was gestolen en zijzelf op zoek is gegaan naar de mogelijke dader van die diefstal. Ten tijde van het ten laste gelegde delict hadden verdachte en medeverdachte [medeverdachte] een relatie. Naar aanleiding van de bevindingen van medeverdachte [medeverdachte] heeft verdachte ontmoeting geregeld bij [straat] om informatie te krijgen over de gestolen scooter van medeverdachte. Daar aangekomen heeft hij samen met anderen [benadeelde partij] geschopt en geslagen en vervolgens meegenomen naar een plek waar medeverdachte [medeverdachte] met de bus klaar stond. Verbalisanten [naam 1] en [naam 2] verbaliseren dat zij een persoon zagen rennen, die later opgaf te zijn [naam 3] , die zei dat hij daar was omdat twee jongens een scooter van een vriendin van hem hadden gestolen en dat zij de jongens in de val hebben gelokt en dat ze een van die jongens te pakken hebben gekregen. Dit duidt op een gezamenlijk plan. Eenmaal in de bus is er geweld gebruikt tegen [benadeelde partij] . Medeverdachte [medeverdachte] was mede organisator van de ontmoeting met [benadeelde partij] en bestuurster van de bus; naar het oordeel van de rechtbank heeft zij op de hoogte moeten zijn van het geweld, geweld dat kennelijk werd toegepast teneinde van het slachtoffer te horen waar [medeverdachte] haar scooter kon terugvinden. De rechtbank is op basis van de voornoemde omstandigheden van oordeel dat verdachten samen een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
[benadeelde partij] heeft verklaard dat de vierde persoon in de bus, degene die later instapte, tussentijds de bus heeft verlaten, terug is gekomen en toen een vuurwapen heeft getoond. Hoewel uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat deze persoon inderdaad de bus even uit is geweest en dat hij [benadeelde partij] heeft aangesproken op de diefstal van de scooter, is de rechtbank van oordeel dat dit onvoldoende is om te kunnen bewijzen dat er een vuurwapen in de bus is geweest en is getoond. De rechtbank spreekt verdachte van dat onderdeel vrij.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 17 januari 2020 tot en met 18 januari 2020 te Amsterdam en Diemen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
door:
- die [benadeelde partij] vast te pakken en
- die [benadeelde partij] tegen het lichaam te slaan en te schoppen en
- die [benadeelde partij] een bus in te duwen
- die [benadeelde partij] op het gezicht en hoofd te slaan en
- die [benadeelde partij] op de grond te drukken en gedrukt te houden en
- gedurende enige tijd met voornoemde bus rond te rijden zonder die [benadeelde partij] uit
de bus te laten;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 200 uren met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om in de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte kampt sinds het gebeurde met ernstige lichamelijke en psychische klachten. Verdachte heeft daarnaast geen relevant strafblad en hij heeft onlangs een baan gevonden.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft [benadeelde partij] samen met anderen van zijn vrijheid beroofd en van zijn vrijheid beroofd gehouden. Hij heeft [benadeelde partij] daarmee in zijn persoonlijke bewegingsvrijheid belemmerd en inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangever. Voor [benadeelde partij] , die op dat moment pas vijftien jaar oud was, is dit een zeer beangstigende en ingrijpende gebeurtenis geweest. Toen bleek dat [benadeelde partij] niet kon helpen de scooter terug te krijgen, hebben verdachten hem midden in de nacht in hulpeloze toestand uit de bus gezet, waardoor hij midden in de nacht bij onbekenden moest aanbellen en om hulp moest vragen. Dit is een zeer ernstig feit dat de rechtbank verdachte zwaar aanrekent.
Persoon van verdachte
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 15 augustus 2022 is hij niet eerder voor soortgelijke delicten veroordeeld. Bij het bepalen van de strafmaat zal de rechtbank voorts in aanmerking nemen dat hij sinds het plegen van dit feit niet meer met politie en justitie in aanraking geweest.
Strafoplegging
De rechtbank acht het feit dermate ernstig dat een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enig passende reactie zou zijn geweest als deze zaak kort na ontdekking van het feit zou zijn afgedaan. Inmiddels is er sinds het feit echter meer da tweeënhalf jaar verstreken. De rechtbank acht vanwege dit tijdsverloop een gevangenisstraf thans niet meer op zijn plaats en is, alles overwegende, van oordeel dat een forse taakstraf voor de duur van tweehonderd uren passend en geboden is. De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijke straf niet meer in de rede ligt, omdat er ruime tijd is verstreken sinds de dag van het ten laste gelegde en verdachte sindsdien niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest.

8.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
- 1 STK Telefoontoestel iPhone zwart
8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het inbeslaggenomen goed terug kan naar de verdachte.
8.2.
Standpunt van de verdediging:
De verdediging heeft verzocht het in beslag genomen goed terug te geven aan verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank:
De rechtbank oordeelt dat de telefoon terug kan naar verdachte.

9.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich, voorafgaand aan de zitting, als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert aan een vergoeding van materiële schade van € 490,95 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel en hoofdelijk kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht om ambtshalve een bedrag van € 2.000,- aan immateriële schade toe te kennen.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en de rechtbank daarom primair verzocht om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet verantwoordelijk is voor de ontstane schade omdat deze eerder is ontstaan, op een moment waarop er geen bewijs is dat verdachte betrokken was bij het veroorzaken van de gestelde schade, waardoor de vordering moet worden afgewezen. Meer subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat van de schoenen, het identiteitsbewijs, de pinpas en de broek geen kassabonnen zijn overlegd waardoor niet kan worden gecontroleerd wat deze hebben gekost. Verder is niet gebleken of er daadwerkelijk schade is geleden aan de broek.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de kosten van de bril, de schoenen, het identiteitsbewijs en de pinpas rechtstreeks een gevolg zijn van het bewezenverklaarde en voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de broek kan de rechtbank niet vaststellen dat de schade is ontstaan ten gevolge van het ten laste gelegde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de materiële schade moet worden toegewezen tot een bedrag van € 440,95, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2020.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
De schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 440,95 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 januari 2020 tot aan de dag van de volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 8 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De rechtbank zal geen immateriële schadevergoeding opleggen als onderdeel van de schadevergoedingsmaatregel, omdat niet voldoende is gebleken dat aangever immateriële schade heeft geleden als gevolg van het tenlastegelegde en de aangever geen immateriële schade heeft gevorderd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte en zijn mededader ieder hoofdelijk aansprakelijk stellen voor de schade. Dat wil zeggen dat zij allebei kunnen worden aangesproken voor het hele schadebedrag, maar dat dit bedrag (uiteraard) maar eenmaal aan de benadeelde partij betaald dient te worden.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 47, 282 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 200 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag.
Beslag:
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. STK Telefoontoestel iPhone zwart
Vordering benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot een bedrag van € 440,95 (vierhonderdveertig euro en vijfennegentig cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 17 januari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling ten behoeve van [benadeelde partij] van een bedrag van € 440,95 (vierhonderdveertig euro en vijfennegentig cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 17 januari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 8 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Dekkers, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en mr. J.J.C.M. Wirken rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S.J.H. Spronk griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 oktober 2022.
[...]
[...]