De beoordeling
5. In een kort geding is een vordering tot ontruiming slechts toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering eveneens toewijst en indien van de eisende partij niet kan worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
6. In dit kort geding geeft de kantonrechter een voorlopig oordeel.
7.Als onbestreden staat vast dat huurder de beheerder na 30 juni 2022 geen toegang meer heeft verleend tot de woning. Volgens huurder omdat de beheerder hem die dag bij een bezoek aan de woning zou hebben bedreigd. Verhuurder heeft dat bestreden. Huurder heeft van het litigieuze bezoek geluidsfragmenten in het geding gebracht. Te horen is dat de beheerder enkele keren met flinke stemverheffing praat, maar dat de beheerder hem bedreigt is niet te horen in de geluidsopname. Het niet verschaffen van toegang tot de woning aan de beheerder, levert een tekortkoming op in de nakoming van de huurovereenkomst, althans is in strijd met goed huurderschap. De beheerder moet immers namens de verhuurder de niet bewoonde kamers op de tweede verdieping kunnen bezoeken om over zijn eigendom te kunnen beschikken.
8. Verder staat vast dat huurder zonder toestemming van verhuurder zijn vriendin bij hem heeft laten inwonen en dat zij zich op het adres van de woning heeft ingeschreven. Vast staat ook dat deze vriendin geen huur betaalt aan verhuurder. Volgens huurder is het inwonen van zijn vriendin toegestaan op grond van de huurovereenkomst. Ook beroept huurder zich op het coöptatierecht. Dit verweer wordt niet gevolgd. Daartoe wordt overwogen als volgt.
9. Het gehuurde betreft een onzelfstandige woonruimte, een kamer met gemeenschappelijk gebruik van de keuken en de woonkamer, allemaal op de 3e verdieping. In artikel 4 van de huurovereenkomst, waarop huurder zich beroept, staat dat huurder met zijn gezin in het gehuurde mag wonen. Een redelijke uitleg van deze bepaling, bezien in samenhang met artikel 12 (verbod inwonen andere personen) en artikel 4 (huurder mag de bestemming van het gehuurde niet wijzigen), brengt naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter mee dat het huurder in dit geval niet is toegestaan om zijn vriendin bij hem te laten inwonen. Immers, feitelijk - en dat is niet betwist - komt de situatie er thans op neer dat huurder in strijd met de huurovereenkomst de woning gebruikt als zelfstandige woonruimte. Huurder houdt deze situatie in stand, omdat hij verhuurder de toegang tot de woning belet. Een en ander is onrechtmatig. Het beroep van huurder op het coöptatierecht maakt dit niet anders.
10. Een coöptatierecht houdt in dat de achterblijvende huurder een nieuwe huurder kiest als er een kamer vrijkomt. Tussen partijen is in geschil of huurder een coöptatierecht heeft. De brief waarop huurder zich in dit kader beroept betreft correspondentie tussen de rechtsvoorganger van verhuurder en een andere voormalig huurder. Tussen huurder en verhuurder is geen coöptatierecht schriftelijk vastgelegd noch is ondubbelzinnig gebleken dat verhuurder zich jegens huurder heeft willen verbinden aan een dergelijk recht. Sterker, het lijkt erop dat de oorspronkelijke huurders afstand hebben gedaan van het coöptatierecht, nu in de tussen hen en verhuurder gesloten vaststellingsovereenkomst staat dat het verhuurder vrij staat om te doen met de vrijgekomen kamers wat verhuurder goeddunkt. Naar voorlopig oordeel van de kantonrechter komt huurder geen coöptatierecht toe.
11. Bovendien heeft huurder geen gebruik gemaakt van het coöptatierecht. Huurder heeft namelijk geen nieuwe huurder voor een kamer in de woning voorgedragen toen medio juli 2022 de bewoner van een kamer op de tweede verdieping de woning verliet. Hij heeft dat wel gesteld, maar dit is door verhuurder betwist en huurder heeft zijn stelling niet met stukken onderbouwd.
12. De tekortkomingen van huurder zijn dusdanig ernstig dat voldoende aannemelijk is dat deze in een bodemprocedure grond opleveren voor ontbinding van de huurovereenkomst en daarom ook veroordeling tot ontruiming van het gehuurde. Hoewel het belang van huurder om in het gehuurde te kunnen blijven wonen groot is, kan onder de hiervoor geschetste omstandigheden niet van verhuurder worden verlangd dat het gehuurde ter beschikking blijft stellen, en dient dit belang te wijken voor het belang van verhuurder om ongehinderd te kunnen beschikken over de woning. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat verhuurder aan huurder heeft aangeboden om onder redelijke voorwaarden een nieuwe huurovereenkomst aan te gaan met betrekking tot de 3e verdieping als zelfstandige woonruimte, maar huurder dit aanbod heeft afgewezen.
13. Uit het voorgaande vloeit voort dat de gevorderde ontruiming zal worden toegewezen.
14. De vordering tot betaling van misgelopen huurpenningen is een van de ontruiming losstaande geldvordering waarvoor een afzonderlijk spoedeisend belang is vereist. Een afzonderlijk spoedeisend belang is gesteld noch gebleken, Ook valt niet in te zien dat verhuurder een eventuele bodemprocedure niet kan afwachten. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
15. Huurder zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeel in de proceskosten.