ECLI:NL:RBAMS:2022:8265

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
9537271 CV EXPL 21-16160
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over ontvankelijkheid na verlopen van de verzettermijn en ambtshalve toetsing van oneerlijke bedingen in huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 augustus 2022 een tussenuitspraak gedaan in een verzetprocedure. Eiser, Woonstichting Rochdale, heeft verzet ingesteld tegen een verstekvonnis van 3 maart 2014, waarin de huurovereenkomst met betrekking tot een woning is ontbonden vanwege huurachterstand. Eiser stelt dat hij pas op 12 oktober 2021 op de hoogte is geraakt van het vonnis en dat hij door bijzondere omstandigheden, waaronder verblijf in het buitenland, niet eerder in verzet heeft kunnen komen. De kantonrechter heeft de feiten en de processtukken in overweging genomen en vastgesteld dat er geen ambtshalve toetsing heeft plaatsgevonden van de contractuele bedingen in de huurovereenkomst, zoals vereist door de Europese richtlijn 93/13. Dit roept de vraag op of het verstekvonnis gezag van gewijsde heeft, zelfs als het verzet niet tijdig is ingesteld. De kantonrechter heeft besloten om een comparitie van partijen te bepalen, zodat zij zich kunnen uitlaten over de gevolgen van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in deze procedure. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en partijen zijn opgeroepen om te verschijnen ter zitting op een nog vast te stellen datum.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9537271 CV EXPL 21-16160
vonnis van: 30 augustus 2022
fno.: 561

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser in oppositie
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. W. Albers
t e g e n

Woonstichting Rochdale

gevestigd te Amsterdam
gedaagde in oppositie
nader te noemen: Rochdale
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De kantonrechter is uitgegaan van de volgende processtukken en proceshandelingen:
  • oorspronkelijke dagvaarding van 3 februari 2014,
  • verstekvonnis van 3 maart 2014 (CV 14-3889);
  • dagvaarding in verzet van 4 november 2021, met producties;
  • instructievonnis;
  • ‘conclusie tot niet-ontvankelijkheid’, tevens conclusie van antwoord in oppositie, tevens akte aanpassing vordering, met producties;
  • repliek in oppositie;
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[eiser] heeft met Rochdale een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan het adres [adres] . De huurprijs bedroeg laatstelijk € 478,43 per maand en was bij vooruitbetaling verschuldigd.
1.2.
[eiser] heeft een huurachterstand laten ontstaan.
1.3.
Op 3 februari 2014 heeft Rochdale [eiser] gedagvaard in verband met de huurachterstand en heeft zij ontbinding en ontruiming gevorderd en betaling van de huurachterstand. De dagvaarding is aan [eiser] uitgebracht op het adres van het gehuurde, waarbij het afschrift van het exploot is achtergelaten in een gesloten envelop omdat de deurwaarder op het adres niemand aantrof aan wie rechtsgeldig afschrift kon worden gelaten.
1.4.
Bij verstekvonnis van 3 maart 2014 is de huurovereenkomst ontbonden en is [eiser] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. Voorts is [eiser] veroordeeld tot betaling aan Rochdale van € 478,43 per maand voor iedere maand dat [eiser] na 28 februari 2014 in het genot blijft van het gehuurde, en tot betaling van
€ 2.042,58 aan huurachterstand, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten, en de proceskosten.
1.5.
Het vonnis is op 12 maart 2014 aan [eiser] betekend door achterlating van het exploot in een gesloten envelop aan het adres van het gehuurde. Daarbij is aangekondigd dat indien geen gehoor wordt gegeven aan het in dat exploot gedane bevelen tot ontruiming en betaling zal worden overgegaan tot de tenuitvoerlegging van het vonnis, onder andere door gerechtelijke ontruiming van het gehuurde op 8 april 2014.
1.6.
Op 8 april 2014 heeft de aangekondigde ontruiming van het gehuurde plaatsgevonden.
1.7.
Op 21 juli 2014 heeft Rochdale executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Belastingdienst, dienst Toeslagen, op de huurtoeslag van [eiser] . Het exploot van beslaglegging is niet aan [eiser] of openbaar overbetekend. In de periode augustus 2014 tot en met november 2014 heeft Rochdale vier inhoudingen van in totaal € 872,00 ontvangen als gevolg van dit beslag.
1.8.
Bij brief van 21 februari 2018 heeft de gemachtigde van Rochdale, Syncasso, aan [eiser] een ‘aankondiging beslaglegging’ gestuurd. Daarin is vermeld dat [eiser] in de zaak van Woningstichting Rochdale niet (alles) betaald heeft, ondanks exploot van de deurwaarder. Syncasso kondigt aan dat er nu beslag zal worden gelegd op [eiser] ’s inboedel en/of inkomen. De brief is gericht aan het nieuwe adres van [eiser] in Amsterdam.
1.9.
Naar aanleiding van de hiervoor bedoelde brief heeft [eiser] met Syncasso een betalingsregeling getroffen. Vanaf 26 april 2018 heeft [eiser] maandelijks
€ 25,00 aan Syncasso betaald. Vanaf 28 januari 2019 betaalde [eiser] € 75,00 per maand aan Syncasso.
1.10.
Op 7 oktober 2021 heeft de gemachtigde van [eiser] het verstekvonnis van Syncasso ontvangen. De gemachtigde heeft het vonnis op 12 oktober 2021 met [eiser] besproken.

Het geschil

2. In deze verzetprocedure vordert [eiser] vernietiging van het verstekvonnis van 3 maart 2014 en niet-ontvankelijkverklaring van Rochdale in haar vordering, dan wel deze aan haar te ontzeggen of te matigen zodat [eiser] weer het genot van de huurovereenkomst moet worden verschaft, dit alles met veroordeling van Rochdale in zowel de verstek- als de verzetprocedure.
3. [eiser] meent dat hij ontvankelijk is in zijn verzet. Toepassing van artikel 143 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet in dit geval op grond van artikel 6 EVRM achterwege worden gelaten. [eiser] is namelijk niet eerder dan op 12 oktober 2021 met het vonnis en de inhoud daarvan bekend geraakt. Van 2012 tot 2016 verbleef hij noodgedwongen in het buitenland. Bij terugkeer in Nederland was hij getraumatiseerd. Hij was niet goed op de hoogte van het Nederlandse rechtssysteem. Er kon niet van hem verwacht worden dat hij zich realiseerde dat hij zijn huis was kwijtgeraakt op basis van een gerechtelijk vonnis en dat hij daartegen in verzet kon komen.
4. Verder voert [eiser] aan dat hij de huurachterstand van zo’n € 2.300,00 door middel van een betalingsregeling inmiddels heeft ingelopen. Er is nu dus geen sprake van een huurachterstand. Hij betwist dat de schadevergoeding met betrekking tot de ontruiming voor zijn rekening komt en dat de overeenkomst mocht worden ontbonden. In een normaal geval was dat misschien wel zo, maar in zijn geval waren de omstandigheden zo bijzondere dat ontbinding niet gerechtvaardigd was. Bovendien waren de gevolgen te groot. De tekortkoming was [eiser] ook niet toe te rekenen. Ook was hij niet in verzuim, omdat de ingebrekestelling hem nooit heeft bereikt.
5. Rochdale voert in de eerste plaats aan dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn verzet, omdat dat hoe dan ook te laat is ingesteld: hetzij omdat de termijn van artikel 143 lid 3 juncto 144 sub b Rv is verstreken, hetzij omdat de termijn van artikel 143 lid 3 juncto 144 sub d Rv is verstreken, hetzij omdat Rochdale inmiddels ervan uit mocht gaan dat [eiser] in het vonnis berustte. [eiser] wist immers al sinds 2016 dat hij niet meer in zijn huis kon en hij wist sinds 2018 van het vonnis en het als gevolg daarvan gelegde beslag. Toch heeft hij pas in 2021 verzet ingesteld.
6. Voorts voert Rochdale aan dat [eiser] de huurachterstand zoals die bestond inmiddels weliswaar nagenoeg heeft afbetaald, maar dat dit er niet toe kan leiden dat Rochdale hem het huurgenot weer teruggeeft. Daarvoor is geen rechtsgrond. Rochdale heeft niet onrechtmatig ontruimd. Rochdale wijst er nog op dat huur een brengschuld is met een fatale termijn, zodat ingebrekestelling niet nodig is. Naar aanleiding van ontvangen betalingen en enkele onvolkomenheden in eerdere specificaties wijzigt Rochdale haar vordering nog iets ten opzichte van hetgeen in het verstekvonnis is toegewezen. De vordering bedraagt thans, inclusief alle proces- en executiekosten, € 2.002,59, aldus Rochdale.

De beoordeling

7. Partijen hebben hun pijlen in de eerste plaats gericht op de vraag het door [eiser] ingestelde verzet tijdig is, gelet op de termijnen voor het instellen van verzet als bepaald in de artikelen 143 en verder Rv, en, eventueel, het bepaalde in 6 EVRM.
8. Indien de kantonrechter tot het oordeel zou komen dat het verzet niet tijdig is ingesteld, dient [eiser] niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzet en wordt aan een inhoudelijke beoordeling van de oorspronkelijke vordering van Rochdale niet meer toegekomen. Het verstekvonnis heeft dan gezag van gewijsde.
9. Het is echter maar de vraag of de kantonrechter aan een beoordeling van die vraag toekomt. Ter toelichting dient het volgende.
10. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) moet de nationale rechter ambtshalve – dus ook indien geen verweer is gevoerd – toetsen of een contractueel beding dat binnen de werkingssfeer van richtlijn 93/13 valt, oneerlijk is.
11. In zijn arrest van 17 mei 2022 (Ibercaja Banco, C-600/19, ECLI: EU:C:2022:394) heeft het Hof geoordeeld dat een doeltreffende controle van de mogelijke oneerlijkheid van contractuele bedingen, zoals vereist door richtlijn 93/13, niet kan worden gewaarborgd indien het gezag van gewijsde ook geldt voor rechterlijke beslissingen waarin van een dergelijke toetsing geen gewag wordt gemaakt.
12. De kantonrechter stelt vast dat in het verstekvonnis van 3 maart 2014, waartegen [eiser] verzet heeft ingesteld, in ieder geval geen gewag is gemaakt van enige ambtshalve toetsing als hiervoor bedoeld in r.o. 11. Er is niet vermeld dat ambtshalve toetsing door de kantonrechter heeft plaatsgevonden, de toetsing is – zo die al heeft plaatsgevonden – niet gemotiveerd, en ook is niet vermeld waar die toetsing toe heeft geleid.
13. Gelet op het hiervoor bedoelde arrest van het Hof van 17 mei 2022 zou dit kunnen betekenen dat aan het verstekvonnis geen gezag van gewijsde toekomt, ook als geoordeeld zou worden dat het verzet niet tijdig is ingesteld.
14. De kantonrechter ziet in dit alles aanleiding om een comparitie van partijen te bepalen. Daarbij kunnen partijen zich uitlaten over de vraag tot welke gevolgen het arrest van het Hof in de onderhavige procedure moet leiden, zowel in formele als in praktische zin. Voor het geval de kantonrechter (alsnog of opnieuw) tot ambtshalve toetsing moet overgaan, dient Rochdale ook een kopie van de huurovereenkomst met de daarbij behorende algemene voorwaarden in het geding te brengen, zoals die golden ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst tussen partijen.
15. Op de rolzitting van
vrijdagover 14 dagen zal een datum worden bepaald voor de comparitie, nadat partijen in de gelegenheid zijn geweest om tot uiterlijk 3 werkdagen voor die zitting hun verhinderdata over een periode van vijf maanden, ingaande vier weken na heden, schriftelijk op te geven aan het Bureau Teamplanner per post (postbus 70515, 1007 KM Amsterdam) of per e-mail (teamplannerD.kanton.rb.amsterdam@rechtspraak.nl). Bij de opgave van de verhinderdata moeten kenmerk van de zaak en de datum van de rolzitting vermeld worden. Op deze rolzitting hoeven partijen dus nog niet te verschijnen. Na afloop van de rolzitting krijgen partijen schriftelijk bericht van de datum waarop de bijeenkomst van partijen zal plaatsvinden.
16. Partijen kunnen
maximaal 20 dagdelen als verhinderingopgeven. Indien toch meer dan 20 dagdelen als verhindering worden opgegeven, zal daar niet in alle gevallen rekening mee kunnen worden gehouden.
Indien een partij binnen genoemde termijn geen verhinderdata opgeeft, zal het tijdstip van de bijeenkomst van partijen worden vastgesteld zonder verhinderingen van die partij in de planning te betrekken.
17. Na vaststelling van de datum van de bijeenkomst van partijen wordt geen uitstel van die datum verleend. Eventueel ter gelegenheid van de bijeenkomst over te leggen stukken dienen uiterlijk zeven werkdagen voor de datum van de bijeenkomst ter griffie te zijn ingediend, waarbij uit veiligheidsoverwegingen geen gebruik kan worden gemaakt van eerder genoemd e-mailadres, onder gelijktijdige verzending van een afschrift aan (de gemachtigde van) de wederpartij. Partijen wordt verzocht in hun toezendbrief expliciet aan te geven dat deze verzending daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
18. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

BESLISSING

De kantonrechter:
gelast partijen, [eiser] in persoon en Rochdale deugdelijk vertegenwoordigd, te verschijnen ter zitting van de kantonrechter in het gerechtsgebouw aan het adres Parnassusweg 280 te Amsterdam op een nog vast te stellen datum;
bepaalt dat de zaak eerst zal dienen ter rolzitting van
vrijdag 16 september 2022te 10.00 uur voor het vaststellen van de datum voor de verschijning van partijen;
bepaalt dat verhinderdata kunnen worden opgegeven als hiervoor vermeld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.