De beoordeling
7. Partijen hebben hun pijlen in de eerste plaats gericht op de vraag het door [eiser] ingestelde verzet tijdig is, gelet op de termijnen voor het instellen van verzet als bepaald in de artikelen 143 en verder Rv, en, eventueel, het bepaalde in 6 EVRM.
8. Indien de kantonrechter tot het oordeel zou komen dat het verzet niet tijdig is ingesteld, dient [eiser] niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzet en wordt aan een inhoudelijke beoordeling van de oorspronkelijke vordering van Rochdale niet meer toegekomen. Het verstekvonnis heeft dan gezag van gewijsde.
9. Het is echter maar de vraag of de kantonrechter aan een beoordeling van die vraag toekomt. Ter toelichting dient het volgende.
10. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) moet de nationale rechter ambtshalve – dus ook indien geen verweer is gevoerd – toetsen of een contractueel beding dat binnen de werkingssfeer van richtlijn 93/13 valt, oneerlijk is.
11. In zijn arrest van 17 mei 2022 (Ibercaja Banco, C-600/19, ECLI: EU:C:2022:394) heeft het Hof geoordeeld dat een doeltreffende controle van de mogelijke oneerlijkheid van contractuele bedingen, zoals vereist door richtlijn 93/13, niet kan worden gewaarborgd indien het gezag van gewijsde ook geldt voor rechterlijke beslissingen waarin van een dergelijke toetsing geen gewag wordt gemaakt.
12. De kantonrechter stelt vast dat in het verstekvonnis van 3 maart 2014, waartegen [eiser] verzet heeft ingesteld, in ieder geval geen gewag is gemaakt van enige ambtshalve toetsing als hiervoor bedoeld in r.o. 11. Er is niet vermeld dat ambtshalve toetsing door de kantonrechter heeft plaatsgevonden, de toetsing is – zo die al heeft plaatsgevonden – niet gemotiveerd, en ook is niet vermeld waar die toetsing toe heeft geleid.
13. Gelet op het hiervoor bedoelde arrest van het Hof van 17 mei 2022 zou dit kunnen betekenen dat aan het verstekvonnis geen gezag van gewijsde toekomt, ook als geoordeeld zou worden dat het verzet niet tijdig is ingesteld.
14. De kantonrechter ziet in dit alles aanleiding om een comparitie van partijen te bepalen. Daarbij kunnen partijen zich uitlaten over de vraag tot welke gevolgen het arrest van het Hof in de onderhavige procedure moet leiden, zowel in formele als in praktische zin. Voor het geval de kantonrechter (alsnog of opnieuw) tot ambtshalve toetsing moet overgaan, dient Rochdale ook een kopie van de huurovereenkomst met de daarbij behorende algemene voorwaarden in het geding te brengen, zoals die golden ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst tussen partijen.
15. Op de rolzitting van
vrijdagover 14 dagen zal een datum worden bepaald voor de comparitie, nadat partijen in de gelegenheid zijn geweest om tot uiterlijk 3 werkdagen voor die zitting hun verhinderdata over een periode van vijf maanden, ingaande vier weken na heden, schriftelijk op te geven aan het Bureau Teamplanner per post (postbus 70515, 1007 KM Amsterdam) of per e-mail (teamplannerD.kanton.rb.amsterdam@rechtspraak.nl). Bij de opgave van de verhinderdata moeten kenmerk van de zaak en de datum van de rolzitting vermeld worden. Op deze rolzitting hoeven partijen dus nog niet te verschijnen. Na afloop van de rolzitting krijgen partijen schriftelijk bericht van de datum waarop de bijeenkomst van partijen zal plaatsvinden.
16. Partijen kunnen
maximaal 20 dagdelen als verhinderingopgeven. Indien toch meer dan 20 dagdelen als verhindering worden opgegeven, zal daar niet in alle gevallen rekening mee kunnen worden gehouden.
Indien een partij binnen genoemde termijn geen verhinderdata opgeeft, zal het tijdstip van de bijeenkomst van partijen worden vastgesteld zonder verhinderingen van die partij in de planning te betrekken.
17. Na vaststelling van de datum van de bijeenkomst van partijen wordt geen uitstel van die datum verleend. Eventueel ter gelegenheid van de bijeenkomst over te leggen stukken dienen uiterlijk zeven werkdagen voor de datum van de bijeenkomst ter griffie te zijn ingediend, waarbij uit veiligheidsoverwegingen geen gebruik kan worden gemaakt van eerder genoemd e-mailadres, onder gelijktijdige verzending van een afschrift aan (de gemachtigde van) de wederpartij. Partijen wordt verzocht in hun toezendbrief expliciet aan te geven dat deze verzending daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
18. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.