ECLI:NL:RBAMS:2022:8264

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
13/234692-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders na winkeldiefstal

Op 28 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 14 september 2022 in Amsterdam een winkeldiefstal heeft gepleegd bij de Albert Heijn. De verdachte, geboren in 1995 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd en aanwezig tijdens de zitting op 14 december 2022. De officier van justitie, mr. N. Levinsohn, vorderde een bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. N.C. Reehuis, geen bewijsverweer voerde. De rechtbank oordeelde dat de bekennende verklaring van de verdachte, samen met een proces-verbaal van aangifte, voldoende bewijs vormde voor de bewezenverklaring van de winkeldiefstal.

De rechtbank concludeerde dat het bewezen geachte feit strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De officier van justitie eiste de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest. De verdediging pleitte voor een straf conform voorarrest of een voorwaardelijke ISD-maatregel.

De rechtbank overwoog dat de verdachte een actieve veelpleger is met een hoog recidiverisico, en dat hij niet in staat is gebleken om langdurig niet in contact met politie en justitie te komen. De rechtbank legde de ISD-maatregel op voor de maximale termijn van twee jaar, waarbij de tijd in voorarrest niet in mindering wordt gebracht. De rechtbank volgde de officier van justitie in haar vordering en oordeelde dat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist, gezien de ernst en het aantal door de verdachte begane soortgelijke feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/234692-22 (Promis)
Datum uitspraak: 28 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 december 2022. Verdachte was daar aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Levinsohn en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. N.C. Reehuis naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 14 september 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan winkeldiefstal bij de Albert Heijn.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen als bijlage 1 bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gelet op de bekennende verklaring van verdachte gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde winkeldiefstal heeft begaan, zoals omschreven in rubriek 4.
Nu verdachte het bewezenverklaarde feit heeft bekend en de raadsvrouw hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, kan, op grond van artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering, met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 14 december 2022;
  • een proces-verbaal van aangifte met bijlage met nummer 220914-74-480, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, [verbalisant] , doorgenummerde pagina’s 3 t/m 5.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 14 september 2022 te Amsterdam, druiven en twee stuks Red Bull en acht stuks biefstuk en vier stuks entrecote, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de maatregel

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
(hierna: ISD-maatregel)zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte een straf conform voorarrest moet worden opgelegd. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat de ISD-maatregel voorwaardelijk moet worden opgelegd en meer subsidiair dat de ISD-maatregel voor de duur van één jaar moet worden opgelegd. De raadsvrouw heeft meest subsidiair bepleit dat bij oplegging van een ISD-maatregel na zes maanden een tussentijdse toets moet plaatsvinden.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Diefstallen zijn vervelende feiten. Ze veroorzaken veel overlast voor winkeliers, waarbij de kosten voor beveiligingsmaatregelen worden doorberekend aan de consumenten, zodat de rekening van de diefstallen uiteindelijk bij de maatschappij komt te liggen.
Reclasseringsadvies d.d. 29 november 2022
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Inforsa van 29 november 2022. Dit rapport houdt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende in. Verdachte heeft niet meegewerkt aan de opvolging vanuit AMOC en de Regenbooggroep. Daarnaast is verdachte niet open geweest over het traject dat hij daar naar eigen zeggen zou hebben doorlopen. Verder heeft verdachte niet meegewerkt aan het afnemen van een urine controle en niet meegewerkt aan het opstellen van het rapport van 26 juli 2022. Eerder aan verdachte opgelegde taakstraffen zijn niet opgestart, omdat verdachte zich niet heeft gehouden aan de afspraken. De reclassering heeft daarom twijfels over de motivatie van verdachte. Verdachte heeft ook geen openheid gegeven over zijn persoonlijke situatie, hij heeft hierover namelijk uiteenlopende verhalen verteld. De reclassering heeft gerapporteerd dat er aanwijzingen zijn voor onbehandelde psychosociale problematiek en verslavingsproblematiek. Door de reclassering is het risico op recidive dan ook als hoog ingeschat. Hoewel verdachte een EU-onderdaan is en hij sinds twee jaar in Nederland is, kan hij geen aanspraak maken op sociaal maatschappelijke voorzieningen. Gelet hierop kan een reclasseringstoezicht niet van de grond komen, nu nazorg niet kan worden verleend. De reclassering heeft daarom bij een bewezenverklaring het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geadviseerd.
Oordeel rechtbank
De rechtbank stelt dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Verdachte heeft een misdrijf begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Uit het strafblad van 13 december 2022 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 14 september 2022 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf, dat de in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en dat er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan.
Daarnaast volgt uit het strafblad dat ook is voldaan aan de eisen die de ‘Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Aan verdachte zijn meerdere onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd, die hem er niet van hebben weerhouden om telkens nieuwe strafbare feiten te begaan. Verdachte heeft hiermee laten zien dat hij niet in staat is geweest om langdurig niet in contact met politie en justitie te komen. De oorzaak van zijn recidiverende delictgedrag wordt gezien in zijn verslavings- en psychische problematiek. Om het recidiverisico te verminderen heeft verdachte behandeling en begeleiding nodig, maar omdat verdachte een EU-onderdaan is wordt hij geacht zelfvoorzienend te zijn en kan hij geen aanspraak maken op maatschappelijke voorzieningen in Nederland. Daarnaast heeft verdachte, zo is de rechtbank ook op de zitting gebleken, geen probleeminzicht. Ook toont hij onvoldoende motivatie voor gedragsverandering. De benodigde hulp kan daarom niet worden geboden binnen een drangkader.
De rechtbank overweegt dat daarnaast de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank zal de officier van justitie daarom in haar vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Anders dan in de jurisprudentie waarnaar door de raadsvrouw is verwezen, is verdachte niet ongewenst verklaard en is een procedure daartoe ook nog niet opgestart, zodat de rechtbank hierin geen aanleiding heeft gezien om de ISD-maatregel te beperken tot de duur van één jaar. De rechtbank ziet eveneens geen aanleiding om op voorhand een tussentijdse toetsing te bepalen, zoals verzocht door de raadsvrouw. Mocht verdachte of zijn raadsvrouw van mening zijn dat een tussentijdse toetsing moet plaatsvinden, dan kan daartoe een verzoek worden ingediend.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
twee (2) jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Buiskool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 december 2022.
Bijlage 1
Tenlastelegging [verdachte]
Aan [verdachte] is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 september 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, druiven en/of (2, althans één of meer, stuks) Red Bull en/of (8, althans één of meer stuks) biefstuk en/of (4, althans één of meer, stuks) entrecote, in elk geval één of meer goed(eren), dat/die geheel of ten delen aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.