ECLI:NL:RBAMS:2022:8262

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
13/222605-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, wederspannigheid en belediging van ambtenaren

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 december 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die op 2 september 2022 in Amsterdam werd aangehouden voor het voorhanden hebben van een pistool met munitie, wederspannigheid en belediging van ambtenaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1999 en gedetineerd, op de terechtzitting van 29 november 2022 aanwezig was. De officier van justitie, mr. P. Velleman, heeft gevorderd tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging geen bewijsverweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en het bewijs dat is geleverd door de opsporingsambtenaren, geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan alle feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht door de reclassering en verblijf in een instelling voor beschermd wonen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de maatschappelijke impact van vuurwapengeweld en de recidive van de verdachte, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar voor een poging tot doodslag. De rechtbank heeft de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk toegewezen, waardoor de verdachte 300 dagen van zijn eerdere straf moet ondergaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummers: 13/222605-22 en 99/000467-25 (Promis)
Datum uitspraak: 13 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
gedetineerd in de [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2022. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. Velleman en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.M. Timorason naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 2 september 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een pistool met bijbehorende munitie (feit 1). Daarnaast wordt verdachte ervan beschuldigd dat hij zich op diezelfde dag en plaats schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid (feit 2). Onder feit 3 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij op datzelfde moment ambtenaren gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening mondeling heeft beledigd.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen als bijlage 1 bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gelet op de bekennende verklaring van verdachte gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het ten laste gelegde bezit van het vuurwapen en de bijbehorende munitie (feit 1), de wederspannigheid (feit 2) en de belediging (feit 3) heeft begaan, zoals omschreven in rubriek 4.
Nu verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft bekend en de raadsvrouw hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, kan, op grond van artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering, met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
Ten aanzien van feiten 1 t/m 3:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 november 2022;
  • een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022185257-7, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde surveillanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina’s 3 t/m 5.
Ten aanzien van feit 1:
 een proces-verbaal van wapenonderzoek met nummer 2022185257, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] Deventer, doorgenummerde pagina’s 16 t/m 19.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 2 september 2022 te Amsterdam
  • een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, type/model 17, kaliber 9x19 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en;
  • bijbehorende munitie van categorie III, te weten meerdere patronen van het kaliber 9x19mm
voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van feit 2:
op 2 september 2022 te Amsterdam zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, [verbalisant 1] , surveillant, en [verbalisant 2] , surveillant, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hunner bediening, belast met de aanhouding van verdachte op verdenking van belediging, op heterdaad ontdekt, door meermalen zijn lichaam in tegengestelde richting te bewegen en zich los te trekken;
ten aanzien van feit 3
op 2 september 2022 te Amsterdam opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , surveillant, en [verbalisant 2] , surveillant, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: “Je kanker moeder”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden onvoorwaardelijk met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de oplegging van een gevangenisstraf aansluiting te zoeken bij de Landelijke Oriëntatiepunten voor Strafoplegging.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in een openbare ruimte een half doorgeladen vuurwapen met munitie in bezit gehad. Het vuurwapen is voor verdachte ten tijde van zijn aanhouding binnen handbereik geweest. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Daarbij komt dat juist in Amsterdam sprake is van een zorgwekkende toename van vuurwapengeweld.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid. Verdachte heeft daarmee blijk gegeven van gebrek aan respect voor het openbaar gezag, dat gezag ondermijnd en de surveillanten in hun taakuitoefening dwars gezeten.
Tot slot heeft verdachte ambtenaren gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening beledigd door hen uit te schelden met de woorden “Je kanker moeder”. Dergelijke uitingen worden in het algemeen als beledigend ervaren en kunnen daarom niet worden getolereerd.
De ernst van deze feiten, rechtvaardigt dat aan verdachte een forse gevangenisstraf wordt opgelegd. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank heeft hiervoor aansluiting gezocht bij de Landelijke Oriëntatiepunten voor Strafoplegging, die de rechtbanken en hoven onderling hebben afgesproken. Het oriëntatiepunt voor enkel het voorhanden hebben van een pistool in de openbare ruimte is een gevangenisstraf van 8 maanden.
De rechtbank heeft strafvermeerderend rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 1 november 2022. Hieruit is namelijk gebleken dat verdachte op 8 mei 2019 onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar, voor een poging tot doodslag en het bezit van vuurwapens, zodat sprake is van recidive. Verdachte heeft onderhavige feiten bovendien gepleegd gedurende zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling van die straf. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden onderhavige feiten te begaan. De rechtbank heeft verder strafvermeerderend rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte rondliep met een half doorgeladen pistool, dat binnen handbereik was. Daarnaast heeft verdachte de bijbehorende munitie voorhanden gehad.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 28 november 2022. De reclassering heeft aangegeven dat zij voldoende mogelijkheden zien om een plan van aanpak op te stellen, maar dat verdachte over voldoende vaardigheden beschikt om zelf zijn leven vorm te geven. Geadviseerd is daarom dat bij een veroordeling aan verdachte een deels voorwaardelijke straf wordt opgelegd met daarbij de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en begeleid wonen.
De rechtbank ziet in voornoemd reclasseringsadvies aanleiding om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank overweegt dat verdachte, die nog jong is, op die manier nog een kans krijgt om zijn leven op orde te krijgen. De rechtbank acht daarbij van belang dat verdachte een goede dagbesteding krijgt en dat hij buiten Amsterdam zal verblijven. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om de bijzondere voorwaarde dagbesteding van de voorwaardelijke invrijheidsstelling over te nemen. Daarbij vindt de rechtbank het voor zowel verdachte als voor de maatschappij ter voorkoming van recidive van belang dat verdachte langdurig zal worden begeleid.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan de proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals door de reclassering zijn geadviseerd met daarnaast de dagbesteding.

8.Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Amsterdam van 8 mei 2019, onder parketnummer 13/650482-18, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren.
Verdachte is bij besluit van 30 december 2021 op grond van artikel 6:2:10 Sv voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden herroepen als verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt (artikel 6:2:11 lid 1 onder a Sv).
Bij de stukken bevindt zich de op 6 september 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/222605-22, met v.i.-zaaknummer 99/000467-25.
De vordering van de officier van justitie strekt tot het herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling van 609 dagen.
De officier van justitie heeft op zitting gevorderd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk - voor 300 dagen - toe te wijzen, aangezien verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden.
De verdediging heeft verzocht de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen, dan wel gedeeltelijk toe te wijzen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Zoals naar voren is gekomen in dit vonnis, is gebleken dat verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde strafbare feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen en gelasten dat 300 dagen van de vrijheidsstraf die als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer zijn gelegd, alsnog moeten worden ondergaan. De rechtbank wijst de vordering slechts gedeeltelijk toe, omdat verdachte nog jong is en verdachte dan de overige 309 dagen als stok achter de deur houdt om niet nóg een strafbaar feit te plegen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 180, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank komt op het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feiten 1 tot en met 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Ten aanzien van feit 2:
wederspannigheid;
Ten aanzien van feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beveelt dat een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Veroordeelde moet zich melden bij Reclassering Nederland. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Veroordeelde moet verblijven in een instelling voor beschermd/begeleid wonen buiten Amsterdam. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde moet zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
Veroordeelde moet actief meewerken aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding, die in overleg met de reclassering wordt ingevuld en opgebouwd. Onder een zinvolle dagbesteding valt het volgen van school en / of (vrijwilligers)werk.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering strekkende tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Gelast dat een gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 300 dagen, alsnog wordt ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P. Bleeker, voorzitter,
mrs. A.C.J. Klaver en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Buiskool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 december 2022.