ECLI:NL:RBAMS:2022:8234

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
13/055402-20 (zaak A) en 13/098568-20 (zaak B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak inzake kinderpornografie, ontuchtige handelingen en huisvredebreuk

Op 23 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verschillende strafbare feiten, waaronder het in bezit hebben van kinderpornografie, het heimelijk vervaardigen van kinderpornografisch materiaal, het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige en huisvredebreuk. De zaak betreft twee afzonderlijke parketnummers: 13/055402-20 (zaak A) en 13/098568-20 (zaak B). De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 maart 2019 tot en met 23 maart 2019 kinderpornografische foto's en video's heeft vervaardigd van een minderjarige, zonder haar toestemming. Daarnaast heeft hij ontuchtige handelingen gepleegd met een ander slachtoffer, dat op het moment van de feiten 15 jaar oud was. De verdachte heeft ook vuurwapens in zijn bezit gehad en is op 9 april 2020 wederrechtelijk de woning van een van de slachtoffers binnengedrongen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van de belaging in zaak B, waarvoor hij is vrijgesproken. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 184 dagen opgelegd, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/055402-20 (zaak A) en 13/098568-20 (zaak B) (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 23 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G. Dankers, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. El Farougui, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen [persoon] namens benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is in zaak A – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1. het verspreiden, aanbieden, openlijk tentoonstellen, vervaardigen, invoeren, doorvoeren, uitvoeren, verwerven, in bezit hebben van en/of door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang verschaffen tot kinderpornografische foto’s en een kinderpornografische video van seksuele gedragingen van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 29 mei 2019 te Amsterdam;
2. het opzettelijk en wederrechtelijk heimelijk vervaardigen van afbeeldingen en een video met een technisch hulpmiddel van een persoon in een woning in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 29 mei 2019 te [adres 2] en/of [adres 1] ;
3. het plegen van ontuchtige handelen met een persoon die de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet die van zestien jaar had bereikt in de periode van 22 januari 2018 tot en met 21 januari 2019 te Hendrik-Ido-Ambacht;
4. het voorhanden hebben van vijf vuurwapens van categorie I, onder 7, van de Wet wapens en Munitie op 29 mei 2019 te Amsterdam.
Aan verdachte is in zaak B – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1. het belagen van [benadeelde partij 1] in de periode van 6 april 2020 tot en met 9 april 2020 te Amsterdam;
2. het wederrechtelijk binnendringen in de woning van [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] op 9 april 2020 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van zaak A onder 1 en 2 heeft verdachte bekend dat hij de ten laste gelegde foto’s en video van [benadeelde partij 1] heeft gemaakt. Dat verdachte dit heimelijk heeft gedaan, blijkt uit de verklaring van [benadeelde partij 1] en de verklaring van verdachte. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [benadeelde partij 1] hem geen toestemming had gegeven voor het maken van de foto’s en video. Dat [benadeelde partij 1] dit ook niet heeft gezien, blijkt uit haar eigen verklaring en het gegeven dat zij geen toestemming heeft gegeven.
Ten aanzien van zaak A onder 3 wordt de verklaring van [benadeelde partij 3] dat verdachte ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd ondersteund door de verklaring van verdachte bij de politie en de verklaring van [benadeelde partij 1] . Verdachte heeft verklaard dat hij berichten met een seksuele lading naar [benadeelde partij 3] heeft gestuurd en dat hij naaktfoto’s van [benadeelde partij 3] bezit. [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat verdachte tegen haar heeft verteld dat hij seks met [benadeelde partij 3] heeft gehad.
Ten aanzien van zaak A onder 4 geeft de officier aan dat in de kamer van verdachte nagebootste wapens zijn aangetroffen, die zijn onderzocht. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd.
Ten aanzien van zaak B onder 1 heeft verdachte door zijn handelen wederrechtelijk en stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij 1] . Verdachte heeft -zonder dat [benadeelde partij 1] en hij nog een relatie hadden en die ook niet behoorden te hebben- op 6 april 2020 voor haar woning een halve middag op de steiger gezeten en is -hetgeen ook van belang is ten aanzien van zaak B onder 2- op 9 april door haar slaapkamerraam naar binnen geklommen. Voor het klimmen door het slaapkamerraam is verder van belang dat het raam die nacht niet op een kier stond, maar dicht was, en dat [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat verdachte geen toestemming van haar of haar moeder heeft gehad om naar binnen te gaan. Dat [benadeelde partij 1] en verdachte in die periode contact hadden, doet hier niet aan af.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van zaak A onder 1, 2 en 4 heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd. De raadsvrouw heeft gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte de in zaak A onder 3 en zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en heeft verzocht om hem daarvan vrij te spreken. De raadsvrouw heeft daartoe het volgende bepleit.
Ten aanzien van zaak A onder 3 is de verklaring van [benadeelde partij 3] onbetrouwbaar. Hiertoe is van belang dat [benadeelde partij 3] in eerste instantie tegenover haar moeder heeft ontkend dat zij ooit seks met verdachte heeft gehad, maar later wel nu het anders zou uitkomen. Ook kan [benadeelde partij 3] zich niet herinneren wanneer zij voor het eerst seks met verdachte heeft gehad en hoe dit precies is gegaan. Daarnaast heeft [benadeelde partij 3] nooit aan iemand verteld dat zij seks met verdachte heeft gehad. Indien de rechtbank van oordeel is dat de verklaring van [benadeelde partij 3] betrouwbaar is, wordt haar verklaring onvoldoende ondersteund door ander (betrouwbaar) bewijs. De verklaring van [benadeelde partij 1] dat verdachte tegen haar heeft verteld dat hij seks met [benadeelde partij 3] heeft gehad is namelijk pas gedaan in augustus 2019 en niet kan uitgesloten worden dat zij dit van [benadeelde partij 3] heeft vernomen. Verder zijn de seksueel getinte chatgesprekken die zich in het dossier bevinden niet door verdachte verstuurd. Daarnaast heeft de verdediging geen kennis kunnen nemen van de seksuele gesprekken tussen verdachte en [benadeelde partij 3] en de naaktfoto’s. Nog daargelaten dat het hebben van dergelijke gesprekken en het sturen van naaktfoto’s niet betekent dat [benadeelde partij 3] en verdachte seks hebben gehad. Opvallend is ook dat [naam] , de moeder van [benadeelde partij 3] , nooit iets heeft gemerkt van seksueel of intiem contact tussen [benadeelde partij 3] en verdachte.
Ten aanzien van zaak B onder 1 ontbreekt de wederrechtelijkheid en stelselmatigheid aan het handelen van verdachte. De wederrechtelijkheid ontbreekt, omdat [benadeelde partij 1] wist en wilde dat verdachte haar bezocht. De verklaring van [benadeelde partij 1] dat dit niet het geval is, is ongeloofwaardig. De stelselmatigheid ontbreekt, omdat de tenlastelegging slechts ziet op een tweetal bezoekmomenten, namelijk 6 en 9 april 2020.
Ten aanzien van zaak B onder 2 heeft verdachte toestemming van [benadeelde partij 1] gekregen om de woning te betreden. Dat verdachte geen toestemming van de ouders van [benadeelde partij 1] heeft gehad, doet hier -gelet op jurisprudentie- niet aan af.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht met de raadsvrouw niet bewezen dat verdachte [benadeelde partij 1] heeft gestalkt, zoals in zaak B onder 1 is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Vastgesteld kan worden dat verdachte op 6 april 2020 op de steiger bij de woning van [benadeelde partij 1] heeft gezeten en op 9 april 2020 via het slaapkamerraam van [benadeelde partij 1] de woning is binnengegaan. De verdachte heeft hierover een bekennende verklaring afgelegd. Voor een bewezenverklaring van belaging is echter vereist dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer onder meer stelselmatig is. Dit hangt volgens de Hoge Raad af van de omstandigheden van het geval, waarbij aard, de duur en de frequentie van het handelen van verdachte een rol spelen, de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid. De rechtbank is van oordeel dat met het twee keer bezoeken van de woning van [benadeelde partij 1] , waarbij niet vastgesteld kan worden wat het doel van verdachte was met het zitten op de steiger op 6 april 2020, niet voldaan wordt aan de eis van stelselmatigheid. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2.
Het oordeel over het in zaak A onder 1, 2, 3 en 4 en zaak B onder 2 ten laste gelegde
Ten aanzien van zaak A onder 1 en 2
De rechtbank acht de feiten die in zaak A onder 1 en 2 ten laste zijn gelegd bewezen. De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat verdachte in maart 2019 met zijn tablet foto’s en een video van seksuele gedragingen van [benadeelde partij 1] heeft gemaakt, zonder dat zij hiervoor toestemming heeft gegeven. De verdachte heeft hierover in eerste instantie een bekennende verklaring afgelegd. [benadeelde partij 1] is hier op 23 maart 2019 achter gekomen toen zij de foto’s en de video op het Google account van verdachte op zijn tablet aantrof. [benadeelde partij 1] had in die periode nog niet de leeftijd van achttien jaar bereikt.
Over zaak A onder 2 heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat [benadeelde partij 1] mogelijk gezien zou kunnen hebben dat hij de foto’s en de video van haar maakte, omdat zij terwijl zij op haar buik lag, een paar keer over haar schouder naar hem keek. De tablet is groot, dus dit zou zij volgens verdachte gezien moeten hebben. De rechtbank ziet in de verklaring van [benadeelde partij 1] en de verklaring van [benadeelde partij 2] , haar moeder, die de geschrokken reactie van [benadeelde partij 1] beschrijft toen zij de foto’s en de video op de tablet van verdachte aantrof, echter voldoende bewijs dat verdachte [benadeelde partij 1] gefotografeerd en gefilmd heeft zonder dat [benadeelde partij 1] dit wist.
De rechtbank is -anders dan de verdediging- van oordeel dat geen sprake is van eendaadse samenloop van de feiten 1 en 2 in zaak A. Er is immers sprake van twee verschillende beschermde belangen. Het beschermde belang in geval van feit 1 is de bescherming van minderjarigen tegen het voorhanden hebben en verspreiden van materiaal waarop seksuele gedragingen van hen staan afgebeeld en in geval van feit 2 de privacy van burgers.
Ten aanzien van zaak A onder 3
De rechtbank is, in tegenstelling tot de verdediging, van oordeel dat de verklaring van [benadeelde partij 3] dat verdachte met haar ontuchtige handelingen heeft gepleegd toen zijn 15 jaar was betrouwbaar is en ondersteund wordt door overige bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De omstandigheden die de raadsvrouw aanhaalt, zijn geen omstandigheden die maken dat de verklaring van [benadeelde partij 3] onbetrouwbaar is. Dat [benadeelde partij 3] in eerste instantie tegenover haar moeder heeft ontkend dat zij ooit seks met verdacht heeft gehad en dit aldus geheim heeft gehouden, kan worden verklaard door de omstandigheid dat [naam] -zoals zij zelf opmerkt- een seksuele relatie tussen verdachte en haar dochter nooit zou accepteren. [benadeelde partij 3] heeft tegenover haar moeder verklaard dat zij het uiteindelijk wel tegen haar moest vertellen, omdat ze gelet op de omstandigheden wist dat het zou gaan uitkomen. Dat [benadeelde partij 3] zich niet kan herinneren wanneer zij voor het eerst seks met verdachte heeft gehad en hoe dit precies is gegaan en dat zij nooit aan iemand heeft verteld dat zij seks met verdachte heeft gehad, zijn geen omstandigheden die haar verklaring onbetrouwbaar maken. [benadeelde partij 3] heeft namelijk verklaard over de eerste keer seks met verdachte:
“ik was niet echt nerveus, want ik had al eerder seks gehad met een andere jongen. Een paar keer.”[benadeelde partij 3] reageerde verder op de vraag van de politie over hoe de eerste keer seks met verdachte was gegaan en of dit vrijwillig was:
“het maakte me niet uit wat er gebeurde op dat moment. Het boeide me allemaal niet meer in die tijd.”.De rechtbank ziet hierin een weerlegging van het argument van de raadsvrouw dat de eerste keer heel speciaal voor [benadeelde partij 3] moet zijn geweest en dat zij daarom de datum en de wijze waarop dit is gebeurd moet onthouden. Dit laat onverlet dat [benadeelde partij 3] over de aard van de seksuele handelingen die zij en verdachte bij elkaar hebben verricht gedurende een lange tijd (bijna elk weekend volgens [benadeelde partij 3] ) wel degelijk heeft verklaard, namelijk
“ [verdachte] lag op mij. We hadden allebei geen kleren aan. [verdachte] is toen met zijn stijve penis in mij geweest. (…) [verdachte] heeft bij mijn vagina gelikt en ik heb hem gepijpt.”.Dit is geen globale beschrijving, mede gelet op de leeftijd van [benadeelde partij 3] . Verder blijkt uit het dossier dat [benadeelde partij 3] op het moment van de aangifte pas voor het eerst -op haar verklaring tegenover haar moeder na- tegen iemand sprak over haar seksuele relatie met verdachte. De rechtbank leidt uit het verhoor af dat [benadeelde partij 3] het moeilijk vindt om over het ten laste gelegde te verklaren. [benadeelde partij 3] is naar eigen zeggen erg gesloten en praat moeilijk over
“die dingen”.Dit kan ook verklaren waarom zij niet met anderen over de seksuele relatie met verdachte sprak. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat de verklaring van [benadeelde partij 3] betrouwbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [benadeelde partij 3] voldoende wordt ondersteund door overige bewijsmiddelen uit het dossier. Ten eerste door de verklaring van [benadeelde partij 1] dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij seks met [benadeelde partij 3] heeft gehad. [benadeelde partij 1] heeft dit op 19 augustus 2019 tegenover de politie verklaard. Uit haar verklaring blijkt dat verdachte dit in de nacht van 5 op 6 augustus 2019 aan haar heeft verteld. Dit weerlegt het argument van de raadsvrouw dat [benadeelde partij 1] deze verklaring op een laat moment heeft afgelegd en dat deze daarom onbetrouwbaar is, omdat zij blijkbaar niet eerder wist dat verdachte seks met [benadeelde partij 3] had gehad. Daarnaast wordt de aangifte van [benadeelde partij 3] ondersteund door de verklaring van verdachte bij de politie dat hij seksuele gesprekken met [benadeelde partij 3] heeft gehad én dat hij drie naaktfoto’s van haar in bezit had. Ter terechtzitting heeft verdachte ontkend dat hij naaktfoto’s van [benadeelde partij 3] had en heeft hij verklaard dat hij zijn verklaring bij de politie in paniek heeft afgelegd, omdat hij zichzelf veilig wilde stellen voor het geval dat er iets op zijn inbeslaggenomen apparatuur gevonden zou worden waar hij niets van af weet. De rechtbank acht de verklaring ter terechtzitting ongeloofwaardig gelet op de specificiteit van verdachtes verklaring bij de politie. De rechtbank acht de stelling van de raadsvrouw dat de moeder van [benadeelde partij 3] niets heeft gemerkt van het seksuele of intieme contact tussen [benadeelde partij 3] en verdachte niet van belang, omdat dit niet betekent dat zij geen seks hebben gehad.
Gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ontuchtige handelingen met [benadeelde partij 3] heeft gepleegd toen zij de leeftijd van twaalf jaar, maar nog niet die van zestien jaar had bereikt.
Ten aanzien van zaak A onder 4
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde voorhanden hebben van een vijftal vuurwapens van categorie I, onder 7, van de Wet wapens en Munitie bewezen kan worden op grond van het proces-verbaal van bevindingen waarin het aantreffen van de wapens in de woning van verdachte wordt beschreven, de processen-verbaal van het onderzoek van de wapens en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Ten aanzien van zaak B onder 2
De rechtbank is -in tegenstelling tot de verdediging- van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte huisvredebreuk heeft gepleegd op 9 april 2020. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Zoals hiervoor al is overwogen, kan worden vastgesteld dat verdachte op 9 april 2020 via het slaapkamerraam van [benadeelde partij 1] de woning is binnengegaan. Voor een bewezenverklaring van huisvredebreuk is echter vereist dat dat het binnendringen van de woning wederrechtelijk is geschied. Volgens de Hoge Raad is van wederrechtelijk binnendringen in beginsel sprake indien dit ‘tegen de wil van de rechthebbende’ of ‘zonder toestemming van de rechthebbende’ is gebeurd. De moeder van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , heeft als hoofdbewoner van de woning geen toestemming gegeven aan verdachte dat hij op 9 april 2020 de woning mocht betreden. De wil van de [benadeelde partij 2] was kenbaar bij verdachte gelet op het eerder door de ouders van [benadeelde partij 1] gegeven contactverbod en de wijze waarop verdachte de woning betreedt, namelijk via een slaapkamerraam. Ook heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank van [benadeelde partij 1] zelf geen toestemming gekregen om de woning te betreden. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij [benadeelde partij 1] die avond nog gesproken had en dat er tussen hen een afspraak bestond dat hij naar binnen kon gaan als het raam open was, maar vast staat dat verdachte die avond geen duidelijke afspraak met [benadeelde partij 1] heeft gemaakt dat hij naar haar toe zou komen en dat [benadeelde partij 1] gewoon is gaan slapen. Daaruit leidt de rechtbank af dat [benadeelde partij 1] verdachte niet verwachtte en dat hij dus geen toestemming van haar heeft gekregen om naar binnen te gaan.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van zaak A:
1
hij in de periode van 1 maart 2019 tot en met 23 maart 2019 te Amsterdam op een tablet (merk Samsung) kinderpornografische foto's en een kinderpornografische video van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt ( [benadeelde partij 1] ), is betrokken, heeft vervaardigd, in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een duim vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(bestandsnaam [nummer 6] .jpg; pvb p. 77, nr. 4 en/of [nummer 7] .mp4; pvb p. 78 video)
en
het met een duim betasten en het wrijven over het geslachtsdeel en het spreiden van de binnenste schaamlippen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(bestandsnaam: [nummer 1] .jpg; pvb p. 77 nr. 2 en/of [nummer 2] .jpg; pvb p. 77, nr. 3 en/of [nummer 7] .mp4; pvb p. 78 video)
en
door het camerastandpunt van de foto's/video nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel en billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt in beeld te brengen
(bestandsnaam: [nummer 3] .jpg; pvb p. 77 nr. 1 en/of [nummer 4] .jpg; pvb p. 77 nr. 5)
waarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling;
2
hij in de periode van 1 maart 2019 tot en met 23 maart 2019 te Amsterdam, gebruik makende van een technisch hulpmiddel, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [benadeelde partij 1] , aanwezig in een woning, [adres 1] , afbeeldingen en een video heeft vervaardigd;
3
hij in de periode van 22 januari 2018 tot en met 21 januari 2019 te Hendrik-Ido-Ambacht met [benadeelde partij 3] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 3] , hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [benadeelde partij 3] gebracht en de vagina van die [benadeelde partij 3] gelikt en heeft die [benadeelde partij 3] hem, verdachte, gepijpt;
4
hij op 29 mei 2019 te Amsterdam voorhanden heeft gehad voor bedreiging of afdreiging geschikte voorwerpen, te weten
vuurwapens (van het merk CM. 121) dat wat betreft vorm en afmetingen en kleur, een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand wapen, namelijk een vuurwapen (van het merk Dessert Eagle); pvb p. 55 t/m 62) en
een vuurwapen (van het merk Jing Gong Aug) dat wat betreft vorm en afmetingen en kleur, een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand wapen, namelijk een vuurwapen (van het merk Dessert Eagle); pvb p. 63 t/m 66) en
een vuurwapen (van het merk G608) dat wat betreft vorm en afmetingen en kleur, een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand wapen, namelijk een vuurwapen (van het merk Heckler en Koch G36); pvb p. 67 t/m 70) en
een vuurwapen (van het merk Snow Wolf) dat wat betreft vorm en afmetingen en kleur, een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand wapen, namelijk een vuurwapen (van het merk Dessert Eagle); pvb p. 71 t/m 74)
zijnde telkens wapens van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en Munitie.
Ten aanzien van zaak B:
hij op 9 april 2020 te Amsterdam in de woning (gelegen aan de [adres 2] ), bij een ander, te weten bij [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder alle in zaak A en B bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bij strafoplegging verzocht om verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen vanwege zijn persoonlijke omstandigheden. Hierbij heeft de verdediging verwezen naar jurisprudentie in soortgelijke zaken. Verder hebben de verdenkingen veel impact op het leven van verdachte gehad, nu hij sinds zijn aanhouding in augustus 2019 veel stress van de zaak ervaart. Desalniettemin heeft verdachte een nieuwe baan gevonden, waardoor hij weer aan zijn toekomst durft te denken. De reden dat verdachte zo begaan is met minderjarige meisjes, komt blijkens het NIFP-rapport doordat er door de stoornis in het autismespectrum sprake is van een achterstand op sociaal emotioneel gebied. Verzocht wordt om het advies over te nemen de feiten 1, 2 en 3 in zaak A in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Verder wordt verzocht in het voordeel van verdachte mee te wegen dat het recidivegevaar als matig-laag word ingeschat, de redelijke termijn ruimschoots is overschreden, verdachte een blanco strafblad heeft en sprake is van eendaadse samenloop van de feiten 1 en 2 in zaak A.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal strafbare feiten.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het heimelijk maken van foto’s en een video van een [benadeelde partij 1] . De rechtbank acht verdachte zijn handelswijze uiterst verwerpelijk. Verdachte had een seksuele relatie met dit minderjarige meisje dat hem vertrouwde. Dat vertrouwen heeft hij op grove wijze beschaamd. Deze afbeeldingen heeft verdachte vervolgens op zijn tablet bewaard, waarop ze later door [benadeelde partij 1] zijn aangetroffen. Uit de verklaring van Slachtofferhulp Nederland namens [benadeelde partij 1] blijkt dat zij een posttraumatische stressstoornis naar aanleiding van het ten laste gelegde heeft opgelopen.
Verder heeft verdachte gedurende één jaar ontuchtige handelingen gepleegd met een meisje dat destijds 15 jaar was. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het overwicht dat hij op grond van zijn leeftijd had en heeft bij zijn handelen louter en alleen oog gehad voor zijn eigen directe behoeftebevrediging en heeft zich niet bekommerd om de gevoelens van het slachtoffer en haar (seksuele) ontwikkeling, terwijl zij erg kwetsbaar was. Verdachte heeft door zijn handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten grote schade kunnen toebrengen aan de ontwikkeling van minderjarigen met name als zij zich in de puberteit bevinden. Hier doet niet aan af dat de ontuchtige handelingen al dan niet vrijwillig hebben plaatsgevonden.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van vijf – op echte wapens lijkend – airsoft vuurwapens zonder dat hij daarvoor de vereiste ontheffing bezat. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt risico’s mee voor de veiligheid in de samenleving.
Verdachte heeft tot slot huisvredebreuk gepleegd door via het slaapkamerraam de slaapkamer van [benadeelde partij 1] te betreden, ondanks dat de ouders van [benadeelde partij 1] contact tussen [benadeelde partij 1] en verdachte verboden hadden en ook [benadeelde partij 1] hem geen toestemming had gegeven.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf neemt de rechtbank in aanmerking de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd alsmede de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), uiteraard voor zover deze er zijn.
Persoon van verdachte
Ten aanzien van zaak A onder 1, 2 en 3 neemt de rechtbank het advies uit de Pro Justitia rapportage van 8 augustus 2022 dat voornoemde feiten in verminderde mate aan verdachte zijn toe te rekenen over. De rechtbank bepaalt dat dit ook geldt voor zaak B onder 2, omdat dit een delict betreft dat eveneens ziet op grensoverschrijdend gedrag in relaties met anderen. Verder wordt geadviseerd om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, waarbij verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering en het meewerken aan een ambulante behandeling. De rechtbank heeft tevens kennis genomen van een reclasseringsadvies van 28 augustus 2022 van Reclassering Nederland
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij mee wil werken aan de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, passend. Het is van belang dat verdachte een passende behandeling ondergaat om de kans op recidive te verminderen. In dat kader -en mede gelet op de ernstige aard van de delicten- acht de rechtbank een proeftijd van drie jaren geboden. Het voorwaardelijke deel strekt er verder toe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken.
Overschrijding redelijke termijn
Uitgangspunt is dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. De vermindering van de straf is afhankelijk van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden.
De termijn heeft een aanvang genomen met de inverzekeringstelling van verdachte op 26 augustus 2019. Nu de rechtbank uitspraak doet op 23 december 2022 bedraagt de overschrijding van de redelijke termijn bijna 16 maanden. De rechtbank ziet daarom aanleiding de overschrijding te compenseren. De rechtbank doet dit onder meer door verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer is dan zijn voorarrest. In die zin wijkt de rechtbank af van de eis van de officier van justitie. Gelet op de ernst van de feiten ziet de rechtbank wel aanleiding om naast een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf een forse taakstraf op te leggen.
Verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 184 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, en een taakstraf van 180 uren.

9.Beslag

Onder verdachte zijn diverse voorwerpen in beslag genomen, te weten:
1 STK Telefoontoestel (omschrijving: G-5757163, Samsung Duos);
1 STK Wapen (omschrijving: 5757698, zwart, merk: Rifle).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer. De raadsvrouw heeft slechts ten aanzien van het telefoontoestel een standpunt ingenomen, namelijk dat die aan verdachte wordt teruggegeven.
Onttrekking aan het verkeer

1 STK Telefoontoestel (omschrijving: G-5757163, Samsung Duos).

Uit het proces-verbaal met nummer [nummer 5] blijkt dat op dit toestel een bestand is aangetroffen dat door de politie is beoordeeld als dierenporno. De rechtbank acht ditvan zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Het toestel wordt onttrokken aan het verkeer.

1 STK Wapen (omschrijving: 5757698, zwart, merk: Rifle)

Nu met behulp van dit voorwerp het in zaak A onder 4 bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.

10.De vorderingen van de benadeelde partijen

10.1.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert ten aanzien van zaak A onder 1 en 2 en zaak B onder 1 en 2, € 6.000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij gedeeltelijk niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering vanwege de gevorderde vrijspraak ten aanzien van zaak A onder 1. Verdachte is bereid om schadevergoeding te betalen. De verdediging heeft verzocht om een bedrag van hoogstens de € 2.300,00 toe te wijzen gelet op wat doorgaans in soortgelijke zaken wordt opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder van zaak A onder 1 en 2 en zaak B onder 2, bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien:
- de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit geestelijk letsel heeft opgelopen;
  • er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer;
  • er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar lichamelijke integriteit.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting door de verdediging betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 maart 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte wordt veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met deze vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer, naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A onder 1 en 2 en zaak B onder 2 bewezen geachte feiten is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019.
10.2.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert ten aanzien van zaak B onder 2 € 250,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering vanwege de gevorderde vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat de vordering onvoldoende is gemotiveerd.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
10.3.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] vordert ten aanzien van zaak A onder 3 € 7.500,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij gedeeltelijk niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Primair omdat hij vrijspraak heeft bepleit en subsidiair omdat onvoldoende blijkt welke concrete en rechtstreekse gevolgen dit feit voor aangeefster heeft gehad.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, mede gelet op de aard en de ernst van de normschending, voldoende gemotiveerd onderbouwd dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien:
- de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit geestelijk letsel heeft opgelopen;
- er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar lichamelijke integriteit.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting door de verdediging betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 januari 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte wordt veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met deze vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer, naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 2.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2018.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 36b, 36c, 36f, 57, 138, 139f, 240b, 245 van het Wetboek van Strafrecht en 13, 55 van de Wet Wapens en Munitie.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2, 3 en 4 en zaak B onder 2, ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A onder 1:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen
Ten aanzien van zaak A onder 2:
gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning, een afbeelding vervaardigen.
Ten aanzien van zaak A onder 3:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Ten aanzien van zaak A onder 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van zaak B onder 2:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
184 (honderdvierentachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
180 (honderdtachtig) dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden,tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
veroordeelde zich meldt na oproep bij Reclassering Nederland te [adres 3] in Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
veroordeelde zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van:
1 STK Telefoontoestel (omschrijving: G-5757163, Samsung Duos).
1 STK Wapen (omschrijving: 5757698, zwart, merk: Rifle).
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 1] (zaak A onder 1 en 2; zaak B onder 2)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe tot een bedrag van
€ 1.000,00(duizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 1 maart 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat € 1.000,00 (duizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 1 maart 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 2] (zaak B onder 2)
Verklaart [benadeelde partij 2] (zaak B onder 2)
niet-ontvankelijkin haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 3] (zaak B onder 3)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] toe tot een bedrag van
€ 2.500,00(tweeduizendvijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 22 januari 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 3] aan de Staat € 2.500,00 (tweeduizendvijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 22 januari 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 35 (vijfendertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.L. Scheeren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 december 2022.