4.3.1.Vrijspraak van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht met de raadsvrouw niet bewezen dat verdachte [benadeelde partij 1] heeft gestalkt, zoals in zaak B onder 1 is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Vastgesteld kan worden dat verdachte op 6 april 2020 op de steiger bij de woning van [benadeelde partij 1] heeft gezeten en op 9 april 2020 via het slaapkamerraam van [benadeelde partij 1] de woning is binnengegaan. De verdachte heeft hierover een bekennende verklaring afgelegd. Voor een bewezenverklaring van belaging is echter vereist dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer onder meer stelselmatig is. Dit hangt volgens de Hoge Raad af van de omstandigheden van het geval, waarbij aard, de duur en de frequentie van het handelen van verdachte een rol spelen, de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid. De rechtbank is van oordeel dat met het twee keer bezoeken van de woning van [benadeelde partij 1] , waarbij niet vastgesteld kan worden wat het doel van verdachte was met het zitten op de steiger op 6 april 2020, niet voldaan wordt aan de eis van stelselmatigheid. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2.Het oordeel over het in zaak A onder 1, 2, 3 en 4 en zaak B onder 2 ten laste gelegde
Ten aanzien van zaak A onder 1 en 2
De rechtbank acht de feiten die in zaak A onder 1 en 2 ten laste zijn gelegd bewezen. De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat verdachte in maart 2019 met zijn tablet foto’s en een video van seksuele gedragingen van [benadeelde partij 1] heeft gemaakt, zonder dat zij hiervoor toestemming heeft gegeven. De verdachte heeft hierover in eerste instantie een bekennende verklaring afgelegd. [benadeelde partij 1] is hier op 23 maart 2019 achter gekomen toen zij de foto’s en de video op het Google account van verdachte op zijn tablet aantrof. [benadeelde partij 1] had in die periode nog niet de leeftijd van achttien jaar bereikt.
Over zaak A onder 2 heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat [benadeelde partij 1] mogelijk gezien zou kunnen hebben dat hij de foto’s en de video van haar maakte, omdat zij terwijl zij op haar buik lag, een paar keer over haar schouder naar hem keek. De tablet is groot, dus dit zou zij volgens verdachte gezien moeten hebben. De rechtbank ziet in de verklaring van [benadeelde partij 1] en de verklaring van [benadeelde partij 2] , haar moeder, die de geschrokken reactie van [benadeelde partij 1] beschrijft toen zij de foto’s en de video op de tablet van verdachte aantrof, echter voldoende bewijs dat verdachte [benadeelde partij 1] gefotografeerd en gefilmd heeft zonder dat [benadeelde partij 1] dit wist.
De rechtbank is -anders dan de verdediging- van oordeel dat geen sprake is van eendaadse samenloop van de feiten 1 en 2 in zaak A. Er is immers sprake van twee verschillende beschermde belangen. Het beschermde belang in geval van feit 1 is de bescherming van minderjarigen tegen het voorhanden hebben en verspreiden van materiaal waarop seksuele gedragingen van hen staan afgebeeld en in geval van feit 2 de privacy van burgers.
Ten aanzien van zaak A onder 3
De rechtbank is, in tegenstelling tot de verdediging, van oordeel dat de verklaring van [benadeelde partij 3] dat verdachte met haar ontuchtige handelingen heeft gepleegd toen zijn 15 jaar was betrouwbaar is en ondersteund wordt door overige bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De omstandigheden die de raadsvrouw aanhaalt, zijn geen omstandigheden die maken dat de verklaring van [benadeelde partij 3] onbetrouwbaar is. Dat [benadeelde partij 3] in eerste instantie tegenover haar moeder heeft ontkend dat zij ooit seks met verdacht heeft gehad en dit aldus geheim heeft gehouden, kan worden verklaard door de omstandigheid dat [naam] -zoals zij zelf opmerkt- een seksuele relatie tussen verdachte en haar dochter nooit zou accepteren. [benadeelde partij 3] heeft tegenover haar moeder verklaard dat zij het uiteindelijk wel tegen haar moest vertellen, omdat ze gelet op de omstandigheden wist dat het zou gaan uitkomen. Dat [benadeelde partij 3] zich niet kan herinneren wanneer zij voor het eerst seks met verdachte heeft gehad en hoe dit precies is gegaan en dat zij nooit aan iemand heeft verteld dat zij seks met verdachte heeft gehad, zijn geen omstandigheden die haar verklaring onbetrouwbaar maken. [benadeelde partij 3] heeft namelijk verklaard over de eerste keer seks met verdachte:
“ik was niet echt nerveus, want ik had al eerder seks gehad met een andere jongen. Een paar keer.”[benadeelde partij 3] reageerde verder op de vraag van de politie over hoe de eerste keer seks met verdachte was gegaan en of dit vrijwillig was:
“het maakte me niet uit wat er gebeurde op dat moment. Het boeide me allemaal niet meer in die tijd.”.De rechtbank ziet hierin een weerlegging van het argument van de raadsvrouw dat de eerste keer heel speciaal voor [benadeelde partij 3] moet zijn geweest en dat zij daarom de datum en de wijze waarop dit is gebeurd moet onthouden. Dit laat onverlet dat [benadeelde partij 3] over de aard van de seksuele handelingen die zij en verdachte bij elkaar hebben verricht gedurende een lange tijd (bijna elk weekend volgens [benadeelde partij 3] ) wel degelijk heeft verklaard, namelijk
“ [verdachte] lag op mij. We hadden allebei geen kleren aan. [verdachte] is toen met zijn stijve penis in mij geweest. (…) [verdachte] heeft bij mijn vagina gelikt en ik heb hem gepijpt.”.Dit is geen globale beschrijving, mede gelet op de leeftijd van [benadeelde partij 3] . Verder blijkt uit het dossier dat [benadeelde partij 3] op het moment van de aangifte pas voor het eerst -op haar verklaring tegenover haar moeder na- tegen iemand sprak over haar seksuele relatie met verdachte. De rechtbank leidt uit het verhoor af dat [benadeelde partij 3] het moeilijk vindt om over het ten laste gelegde te verklaren. [benadeelde partij 3] is naar eigen zeggen erg gesloten en praat moeilijk over
“die dingen”.Dit kan ook verklaren waarom zij niet met anderen over de seksuele relatie met verdachte sprak. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat de verklaring van [benadeelde partij 3] betrouwbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [benadeelde partij 3] voldoende wordt ondersteund door overige bewijsmiddelen uit het dossier. Ten eerste door de verklaring van [benadeelde partij 1] dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij seks met [benadeelde partij 3] heeft gehad. [benadeelde partij 1] heeft dit op 19 augustus 2019 tegenover de politie verklaard. Uit haar verklaring blijkt dat verdachte dit in de nacht van 5 op 6 augustus 2019 aan haar heeft verteld. Dit weerlegt het argument van de raadsvrouw dat [benadeelde partij 1] deze verklaring op een laat moment heeft afgelegd en dat deze daarom onbetrouwbaar is, omdat zij blijkbaar niet eerder wist dat verdachte seks met [benadeelde partij 3] had gehad. Daarnaast wordt de aangifte van [benadeelde partij 3] ondersteund door de verklaring van verdachte bij de politie dat hij seksuele gesprekken met [benadeelde partij 3] heeft gehad én dat hij drie naaktfoto’s van haar in bezit had. Ter terechtzitting heeft verdachte ontkend dat hij naaktfoto’s van [benadeelde partij 3] had en heeft hij verklaard dat hij zijn verklaring bij de politie in paniek heeft afgelegd, omdat hij zichzelf veilig wilde stellen voor het geval dat er iets op zijn inbeslaggenomen apparatuur gevonden zou worden waar hij niets van af weet. De rechtbank acht de verklaring ter terechtzitting ongeloofwaardig gelet op de specificiteit van verdachtes verklaring bij de politie. De rechtbank acht de stelling van de raadsvrouw dat de moeder van [benadeelde partij 3] niets heeft gemerkt van het seksuele of intieme contact tussen [benadeelde partij 3] en verdachte niet van belang, omdat dit niet betekent dat zij geen seks hebben gehad.
Gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ontuchtige handelingen met [benadeelde partij 3] heeft gepleegd toen zij de leeftijd van twaalf jaar, maar nog niet die van zestien jaar had bereikt.
Ten aanzien van zaak A onder 4
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde voorhanden hebben van een vijftal vuurwapens van categorie I, onder 7, van de Wet wapens en Munitie bewezen kan worden op grond van het proces-verbaal van bevindingen waarin het aantreffen van de wapens in de woning van verdachte wordt beschreven, de processen-verbaal van het onderzoek van de wapens en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Ten aanzien van zaak B onder 2
De rechtbank is -in tegenstelling tot de verdediging- van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte huisvredebreuk heeft gepleegd op 9 april 2020. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Zoals hiervoor al is overwogen, kan worden vastgesteld dat verdachte op 9 april 2020 via het slaapkamerraam van [benadeelde partij 1] de woning is binnengegaan. Voor een bewezenverklaring van huisvredebreuk is echter vereist dat dat het binnendringen van de woning wederrechtelijk is geschied. Volgens de Hoge Raad is van wederrechtelijk binnendringen in beginsel sprake indien dit ‘tegen de wil van de rechthebbende’ of ‘zonder toestemming van de rechthebbende’ is gebeurd. De moeder van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , heeft als hoofdbewoner van de woning geen toestemming gegeven aan verdachte dat hij op 9 april 2020 de woning mocht betreden. De wil van de [benadeelde partij 2] was kenbaar bij verdachte gelet op het eerder door de ouders van [benadeelde partij 1] gegeven contactverbod en de wijze waarop verdachte de woning betreedt, namelijk via een slaapkamerraam. Ook heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank van [benadeelde partij 1] zelf geen toestemming gekregen om de woning te betreden. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij [benadeelde partij 1] die avond nog gesproken had en dat er tussen hen een afspraak bestond dat hij naar binnen kon gaan als het raam open was, maar vast staat dat verdachte die avond geen duidelijke afspraak met [benadeelde partij 1] heeft gemaakt dat hij naar haar toe zou komen en dat [benadeelde partij 1] gewoon is gaan slapen. Daaruit leidt de rechtbank af dat [benadeelde partij 1] verdachte niet verwachtte en dat hij dus geen toestemming van haar heeft gekregen om naar binnen te gaan.