7.3.Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een terroristisch misdrijf, hetgeen ernstig en angstaanjagend is. Verdachte heeft daarmee bijgedragen aan het versterken van in de maatschappij levende gevoelens van onrust en onveiligheid. Hij heeft dat tegenover politieambtenaren in de openbare ruimte gedaan, op de Ferdinand Bolstaat, waar vele omstanders getuige waren van zijn woorden.
Verdachte heeft ook politieambtenaren bedreigd met zware mishandeling en misdrijven tegen het leven gericht. Verdachte heeft met zijn beledigingen getoond dat hij geen respect heeft voor het openbaar gezag.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte, waaruit naar voren komt dat dit niet de eerste keer is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan agressiedelicten. In maart 2021 is aan verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd wegens openlijke geweldpleging. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten in deze strafzaak was de proeftijd van deze eerdere veroordeling, waarvan de tenuitvoerlegging is gevorderd, nog niet voorbij. In juli 2021 is verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege bedreiging met brandstichting.
Advies Pro Justitia rapporteurs en geneesheer-directeur
Uit de onder 6 genoemde Pro Justitia rapportages en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het volgende.
In 2017 heeft verdachte voor het eerst een psychose gehad. Paranoïde en achterdochtige gedachten veroorzaken bij verdachte een gevoel van wantrouwen richting anderen. Ook zijn cannabisgebruik en de stressgevoelens die verdachte ervaart doordat hij geen vaste woonplek en geen inkomen heeft, kunnen bijdragen aan psychotische decompensatie. Verdachte is niet in staat om zijn emoties te reguleren en zijn gedrag aan te passen op het moment dat sprake is van is van een manisch psychotische decompensatie. Onder invloed van zijn stoornissen vertoont verdachte agressief gedrag.
Het risico op recidive wordt door de psycholoog en psychiater op korte termijn ingeschat als hoog, als de psychotische problematiek van verdachte niet wordt behandeld. Zonder adequate behandeling is de prognose met betrekking tot de kans op recidive slecht te noemen. Verdachte heeft beperkt ziekte-inzicht en ziet de noodzaak niet in van medicatiegebruik.
Psycholoog J. Yntema acht het noodzakelijk dat verdachte, vanwege de hardnekkigheid van de bij hem vastgestelde stoornissen en vanwege het hoge recidiverisico op gewelddadig gedrag, intensief en langdurig wordt behandeld. Het is ook noodzakelijk dat deze behandeling in ieder geval start binnen een beveiligde
forensische kliniek met expertise op het gebiedvan psychiatrie en verslaving. Ondanks zijn uitgebreide hulpverleningsgeschiedenis in verschillende kaders is verdachte er onvoldoende in geslaagd hiervan te profiteren. Verdachte is
zorgmijdenden behandeling is daardoor niet van de grond gekomen. Ingeschat wordt dat
een langdurig traject nodig is, waarbij stapsgewijs en met veel ondersteuning behandeling vormgegeven dient te worden.
Psychiater E.J. de Lange acht behandeling binnen een gedwongen kader noodzakelijk, omdat verdachte niet open staat voor vrijwillige behandeling en medicatie inname. Om te voorkomen dat verdachte zich na zijn klinische opname zal onttrekken aan zijn behandeling, wordt het innemen van medicatie door middel van depotmedicatie als noodzakelijk gezien. Verdachte is immers één maand voor het tenlastegelegde, kort nadat hij werd ontslagen uit een kliniek van Mentrum, gestopt met zijn medicatiegebruik.
Door de zorgofficier van justitie, mr. J. Ang, is een overzicht van 20 juli 2021 over verdachte verstrekt, waarop te zien is welke civielrechtelijke (zorg)machtigingen en maatregelen in het verleden aan verdachte zijn opgelegd. Bij beschikking van 9 augustus 2021 is aan verdachte – aansluitend aan eerder opgelegde crisismaatregelen en zorgmachtigingen – een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden. Deze zal eindigen op 9 augustus 2022.
Ter terechtzitting van 21 januari 2022 heeft psychiater E. Sikkens (geneesheer-directeur [instelling] ) vragen beantwoord over de mogelijkheden van de lopende zorgmachtiging binnen [instelling] . Hij heeft op basis van het zorgdossier aangegeven dat verdachte gebaat kan zijn bij behandeling in een klinische forensische setting. Vrijwillige en gedwongen behandeltrajecten binnen de GGZ zijn in het verleden steeds mislukt. Verdachte is steeds gestopt met het innemen van medicatie, zodra hij een klinische behandelsetting verliet.
Motivering van de tbs-maatregel
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten om een tbs-maatregel op te leggen (artikel 37a Sr en verder):
- verdachte is onderzocht door een psychiater en psycholoog, die hebben vastgesteld dat tijdens het begaan van de bewezenverklaarde bedreiging bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
- bedreiging is een misdrijf, zoals genoemd in artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
- verder is gebleken dat verdachte onder invloed van de bij hem vastgestelde stoornissen door zijn agressieve gedrag een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen.
De rechtbank is op basis van de behandeling ter terechtzitting en de inhoud van de Pro Justitia rapportages overtuigd geraakt van de noodzaak van langdurige behandeling, zodat de kans op recidive kan worden teruggedrongen. Naar het oordeel van de rechtbank kan een dergelijke behandeling, in ieder geval in eerste instantie, alleen plaatsvinden binnen een klinische forensische setting. De psycholoog Yntema en psychiater De Lange hebben zich allebei op het standpunt gesteld dat de behandeling binnen een zorgmachtiging kan plaatsvinden. Nu civielrechtelijke behandeltrajecten in het kader van een zorgmachtiging niet van de grond zijn gekomen en niet hebben geleid tot het terugdringen van de recidive, komt de rechtbank echter tot de conclusie dat slechts een tbs-maatregel met dwangverpleging het recidiverisico tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau kan terugbrengen. Bovendien ziet de rechtbank geen mogelijkheden om binnen een civielrechtelijk behandelkader een stabiele leefsituatie met voldoende controlemogelijkheden op te bouwen. De rechtbank is van oordeel dat de aard en ernst van de bedreigingen, het hoge recidiverisico, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging eisen (ex artikel 37b, eerste lid, Sr).
Binnen een beveiligde klinische setting kan de behandeling van verdachte eerst worden gericht op het stabiliseren van zijn psychiatrische problematiek. Daarnaast kan aandacht worden besteed aan het bewerkstelligen van motivatie voor het langdurig blijven innemen van medicatie. Zodra sprake is van meer stabiliteit op effectief, gedragsmatig en cognitief vlak, kan worden toegewerkt naar het verkrijgen van dagbesteding en een geschikte woonplek, al dan niet in het kader van begeleid wonen.
Een behandeling in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden vormt geen alternatief, omdat verdachte niet heeft willen meewerken aan het opstellen van een adviesrapport door de reclassering. De rechtbank zal daarom voor de onder 1 bewezenverklaarde bedreiging overgaan tot oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging.
Gemaximeerde tbs-maatregel
De rechtbank stelt vast dat geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de tbs-maatregel is beperkt tot vier jaar.
Maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking
Hoewel door de weigerende houding van verdachte geen risicotaxatie door de reclassering heeft plaatsgevonden, is in de hierboven beschreven Pro Justitia rapportages geconcludeerd dat het risico op recidive door de hardnekkige psychiatrische problematiek van verdachte hoog is. Vanwege het bij verdachte ontbrekende ziektebesef en zijn gebrek aan motivatie om medicatie in te blijven nemen bestaat de kans dat het recidiverisico na vier jaar – wanneer de tbs-maatregel van rechtswege zal eindigen – niet tot een aanvaardbaar niveau is teruggedrongen. Gezien de aard van zijn stoornis is het onzeker of verdachte een langdurig en ongetwijfeld confronterend behandeltraject na vier jaar heeft voltooid zodat het risico bestaat dat onvoldoende resultaat is behaald. Ter beveiliging van de maatschappij acht de rechtbank oplegging van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking noodzakelijk, zodat na beëindiging van de tbs-maatregel de mogelijkheid bestaat om aan verdachte binnen een dwangkader gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende voorwaarden op te leggen. De rechtbank zal daarom overgaan tot oplegging van een maatregel op grond van artikel 38z Sr, die strekt tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van deze maatregel is voldaan.