ECLI:NL:RBAMS:2022:8226

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
13.086695.20 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na cocaïnehandel met betalingsverplichting aan de Staat

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 september 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij de handel in cocaïne. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld, die strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel en het opleggen van een betalingsverplichting aan de Staat. De veroordeelde was eerder, op 3 juni 2021, veroordeeld voor meerdere feiten die verband hielden met de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 12 februari 2021 cocaïne heeft verhandeld en heeft daarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 19.850,51.

De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op het aantal dagen dat de veroordeelde heeft gehandeld, het aantal deals per dag, de verkoopprijs van cocaïne en de inkoopprijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in totaal 196 dagen heeft gehandeld en heeft een schatting gemaakt van het aantal halve grammen cocaïne dat per dag werd verkocht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de inkoopprijs van de cocaïne en de vervoerskosten. Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen gronden zijn om de betalingsverplichting op een lager bedrag te bepalen dan het wederrechtelijk verkregen voordeel.

De rechtbank heeft de verplichting tot betaling van € 19.850,51 aan de Staat opgelegd, en dit bedrag is vastgesteld als het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de basis vormt voor de ontnemingsmaatregelen in deze zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.086695.20 (ontneming)
Datum uitspraak: 21 september 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 13.086695.20, tegen:
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie en het onderzoek op de terechtzitting van 7 september 2022.

2.De vordering

De vordering van de officier van justitie van 18 augustus 2022 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel van € 22.310,96.
Gezien de stukken waarop de vordering berust en waarnaar deze vordering verwijst, verstaat de rechtbank de vordering aldus dat deze betreft de feiten waarvoor veroordeelde in de onderliggende strafzaak is veroordeeld.

3.Grondslag van de vordering

Veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 juni 2021 ter zake van de volgende strafbare feiten veroordeeld.
Feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld.

4.Het wederrechtelijk verkregen voordeel

De rechtbank neemt bij het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel het vonnis [1] , het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [2] (hierna: ontnemingsrapport) en het proces-verbaal van bevindingen correctie voordeel berekening [3] als uitgangspunt. Voor zover verweer is gevoerd door de verdediging, gaat de rechtbank daarop hieronder in.
Periode
In het vonnis is bewezen verklaard dat veroordeelde in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 12 februari 2021 heeft gehandeld in cocaïne. Op 12 februari 2021 is door het observatieteam een korte ontmoeting waargenomen tussen veroordeelde en één van zijn klanten. Hierna is veroordeelde aangehouden en is in de Peugeot in totaal 3,24 gram (0.48 + 2.76 gram) cocaïne aangetroffen. Veroordeelde heeft het bezit van deze cocaïne bekend. De rechtbank gaat voor het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan ook uit van de volledige bewezen verklaarde periode, inclusief de dag van aanhouding: 196 dagen.
Aantal deals per dag
Veroordeelde heeft geen administratie bijgehouden en ook niet verklaard hoeveel deals hij per dag afhandelde. Om het wederrechtelijk voordeel te kunnen vaststellen, is in het ontnemingsrapport daarom een schatting gemaakt van het aantal deals per dag. In de berekening is aan de hand van OVC en GPS-gegevens over de periode van 14 januari 2021 tot en met 1 februari 2021 gekeken naar korte ontmoetingen waarbij de VW Golf of Peugeot is gebruikt en waarbij het aannemelijk is dat een deal heeft plaatsgevonden. Indien geen feitelijke hoeveelheid bekend is geworden is uitgegaan van de verkoop van een halve gram per deal. Gegevens die gedurende deze periode naar voren zijn gekomen zijn vervolgens geëxtrapoleerd over de gehele bewezenverklaarde periode. Veroordeelde heeft niet concreet onderbouwd dat het resultaat van de in de ontnemingsrapportage gebruikte wijze van extrapolatie onvoldoende representatief is. Veroordeelde heeft immers niet feitelijk en concreet onderbouwd dat op de dagen die zijn meegenomen in de selectie meer is verkocht dan op andere dagen. De rechtbank volgt dan ook het in het rapport op basis van extrapolatie geschatte aantal deals per dag van 10,68.
Opbouw klantenkring
De rechtbank acht aannemelijk dat veroordeelde zijn klantenkring heeft moeten opbouwen en dus niet vanaf dag één een volledige omzet realiseerde. De rechtbank volgt de raadsman echter niet in zijn stelling dat moet worden gerekend met een lineaire groei van de klantenkring van veroordeelde, nu deze stelling niet feitelijk en concreet is onderbouwd. Daartegenover is in het ontnemingsrapport uitgegaan van de verkoop van een halve gram cocaïne per deal als de daadwerkelijke omvang van de deal niet bekend is. Dit is in het voordeel van verdachte, nu er in de referentieperiode ook sprake is van deals met meer en soms aanzienlijk meer dan één halve gram cocaïne. De deal van bijvoorbeeld 19 januari 2021 betrof 8 halve grammen. Bij de deals waarbij de omvang van de deal bekend is, is het gemiddelde dus hoger dan één halve gram cocaïne per deal. Beide omstandigheden streept de rechtbank tegen elkaar weg, zodat er op de geschatte totaalomzet geen correctie nodig is voor enige opbouw van de klantenkring.
Inkoopprijs
De verdediging heeft bepleit dat er in de berekening van moet worden uitgegaan dat veroordeelde de cocaïne heeft ingekocht per ons en niet per kilo. Gelet op de totale hoeveelheid verhandelde cocaïne, namelijk 1,047 kilo in een periode van ruim zes maanden acht de rechtbank die stelling aannemelijk. Ook volgt de rechtbank de verdediging in de stelling dat het inkopen van kleinere hoeveelheden per keer duurder is dan het inkopen van grotere hoeveelheden tegelijk. De enkele verklaring van verdachte dat hij inkocht voor € 3.500,- per ons acht de rechtbank echter onvoldoende onderbouwd om van uit te gaan. De verdediging heeft in zijn subsidiaire standpunt verwezen naar de kiloprijs in het WODCrapport [4] van € 32.000,- en dit omgerekend naar een prijs van € 32,- per gram. Het openbaar ministerie heeft verwezen naar het prijsoverzicht van de politie [5] met een kiloprijs van € 27.650,-, ofwel € 27,65 per gram. Op basis daarvan schat de rechtbank de gemiddelde inkoopprijs op (afgerond) € 30,- per gram, ofwel € 15,- per halve gram en gaat daarvan uit.
Berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Concluderend komt de rechtbank tot de berekening hieronder. Het voordeel dat veroordeelde heeft verkregen met de handel in cocaïne wordt geschat op € 19.850,51. De rechtbank ontleent deze schatting aan de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen, opgenomen in de voetnoten 2 en 3, zijn vervat.
Aantal dagen gehandeld 196
Aantal halve grammen per dag 10,6842105
Totaal aantal halve grammen 2094 (afgerond)
Verkoopprijs cocaïne per 0,5 gram € 25,00
Opbrengst uit verkoop cocaïne € 52.350,00
Inkoopprijs cocaïne € 31.410,00
Vervoerskosten € 1.089,49
Totale kosten € 32.499,49
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 19.850,51
5. De verplichting tot betaling
Er zijn geen gronden om de betalingsverplichting op een lager bedrag te bepalen dan het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank bepaalt het te ontnemen bedrag op € 19.850,51.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van
€ 19.850,51
Legt op aan
[veroordeelde]de verplichting tot betaling van
€ 19.850,51(negentienduizend achthonderdvijftig euro en eenenvijftig cent) aan de Staat.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op
397 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.H.E. van der Pol, voorzitter,
mrs. S. Djebali en B. Kuppens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolswinkel, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 september 2022].

Voetnoten

1.Vonnis rechtbank Amsterdam d.d. 3 juni 2021.
2.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 16 juni 2021, in het bijzonder paragraaf 5.2.
3.Proces-verbaal van bevindingen correctie voordeel berekening d.d. 26 april 2022.
4.Trimbos Instituut en WODC, Nationale Drug Monitor.
5.Politie, Drugs prijzen in Nederland.