ECLI:NL:RBAMS:2022:8220

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
C/13/725492 / FA RK 22-7196
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contactverbod van vader met minderjarige in het kader van omgangsrecht en veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 december 2022 een beschikking gegeven in een geschil tussen de moeder en de vader van de minderjarige [minderjarige]. De moeder verzocht om een contactverbod voor de vader met de minderjarige voor de duur van een jaar, omdat zij zich zorgen maakte over de veiligheid van het kind. De vader, die een relatie met de moeder had van mei 2019 tot april 2022, heeft een geschiedenis van agressie en emotionele instabiliteit, wat de moeder en de Raad voor de Kinderbescherming ernstig verontrust. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 december 2022 werd duidelijk dat de vader niet in staat is om zijn emoties te reguleren en dat zijn gedrag schadelijk is voor de ontwikkeling van de minderjarige. De Raad adviseerde om het verzoek van de moeder toe te wijzen en benadrukte de noodzaak van een emotieregulatie traject voor de vader. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van de minderjarige niet gewaarborgd kan worden bij een zorgregeling met de vader, en dat er eerst behandeling nodig is voordat er verdere stappen naar omgang kunnen worden overwogen. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder toegewezen en het recht op omgang van de vader met de minderjarige voor de duur van zes maanden ontzegd, met een verbod op contact gedurende deze periode. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de vader is afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/725492 / FA RK 22-7196 (MR/JS)
Beschikking van 21 december 2022
in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. S. Braspenning te Amsterdam,
tegen
[de vader]
,
hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder :
-het verzoek van de moeder, ingekomen op 16 november 2022;
-het vonnis van de voorzieningenrechter van 23 september 2022;
-een email bericht van 30 november 2022 van OSK advocaten met bericht dat het kantoor niet meer optreedt voor de vader;
-een brief namens de moeder van 9 december 2022 met producties, audio messages en voiceberichten ;
-het verweerschrift van de vader van 13 december 2022 tevens inhoudende zelfstandige verzoeken;
-een brief van de vader aan de rechter, ingekomen op 15 december 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 december 2022.
Verschenen zijn: de moeder met haar advocaat mr. S. Braspenning, de vader met zijn advocaat mr. D.H. Bialkowski en mevrouw [naam] namens de Raad.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad van mei 2019 tot april 2022.
Uit deze relatie is geboren:
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2020,
hierna te noemen [minderjarige] /de minderjarige.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .
[minderjarige] verblijft sinds het uiteengaan van partijen bij de moeder.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Het verzoek houdt concreet in te bepalen dat het de vader voor de duur van een jaar, dan wel voor een duur door de rechtbank te bepalen, wordt verboden om contact te hebben met [minderjarige] . Verzocht wordt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Het verweer houdt in dat het verzoek van de moeder zal worden afgewezen. Bij zelfstandig verzoek wordt verzocht een voorlopige zorgregeling vast te stellen en het verzoek om een definitieve zorgregeling vast te stellen voor drie maanden aan te houden. Verzocht wordt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en de kosten van de procedure te tussen partijen te compenseren.

4.De standpunten bij de mondelinge behandeling

4.1.
De moeder heeft mede bij monde van haar advocaat gepersisteerd bij het verzoek en onder meer verklaard dat zij het ongeloofwaardig vindt, gelet op de vorige zitting, dat de vader zelfstandige woonruimte zou hebben waar hij [minderjarige] kan ontvangen. De moeder is van mening dat er zicht moet komen op de persoonlijkheidsproblematiek van de vader, ook gelet op de inhoud van de voicemails en messages van de vader aan de moeder en zijn grensoverschrijdende gedrag. De vader moet behandeld worden. Dan kan er eventueel contact zijn tussen [minderjarige] en de vader maar nu is dat emotioneel en fysiek niet veilig voor [minderjarige] . Ondanks het contactverbod is de vader, toen de moeder in verband met de onderhavige zitting de rechtbank binnenkwam, op haar toegelopen. De vader begrijpt de ernst van de situatie niet, dit is heel kwalijk. De moeder heeft zich gewend tot een deskundige om te kijken naar haar eigen gedrag, het vergroten van haar weerbaarheid en om te verwerken wat er is gebeurd. Zij moet zich staande kunnen houden. Verzocht wordt de verzoeken van de vader af te wijzen. [minderjarige] moet niet meer blootgesteld worden aan de grillen en het onberekenbare gedrag van de vader. Sinds er geen contact meer is met de vader is [minderjarige] ontspannen. De moeder kan zich vinden in het advies van de Raad. Het probleem met de emotieregulatie van de vader speelde ook al toen hij [minderjarige] wel zag. Het klopt dat de moeder het gesprek met de vader is aangegaan ondanks het contactverbod. De vader belde haar en haar moeder tientallen keren en de moeder dacht dat het zou stoppen als ze de vader zijn zin zou geven. Zij had geen andere bedoeling dan juist het contact te stoppen. Er moet rust komen.
4.2.
De vader heeft mede bij monde van zijn advocaat onder meer verklaard dat hij een woning heeft waar hij [minderjarige] kan ontvangen. Er is sprake van partnerproblematiek, het is niet zo dat het belastend voor [minderjarige] zou zijn om contact met de vader te hebben. Door de stress en frustratie omdat hij [minderjarige] niet ziet, komt er een nare kant van de vader naar voren, maar hij heeft ook een lieve, rustige kant. Soms lukt het hem niet om zijn emoties te reguleren. Het zijn gezonde emoties die voortkomen uit woede en hopeloosheid, maar zijn gedrag is niet goed te praten. De emoties horen ook bij de verbroken relatie. De vader heeft zijn verantwoordelijkheid genomen door in twee verschillende e-mails zijn excuses aan de moeder aan te bieden. Er wordt te veel drama op zijn emoties gezet en dat komt niet ten goede van [minderjarige] , aldus de vader. Als zij er is, is de vader nooit gespannen. Er is ondanks het straatverbod, contact geweest tussen partijen met instemming van de moeder. De vader wil kijken naar de mogelijkheden. Hij vindt dat de moeder [minderjarige] geen stabiele situatie kan bieden. De vader wil omgang, maar niet het hele systeem daaromheen erbij. De zorgregeling die wordt verzocht, is veilig, klein, met veiligheidsafspraken en is in het belang van [minderjarige] . De vader wil [minderjarige] gedurende drie maanden om de week na haar middagdutje ophalen bij de crèche en haar dan een uurtje meenemen naar zijn huis waarna hij haar terug zal brengen bij de moeder. Dat moment moet spanningsloos zijn en daarom wordt als voorwaarde voorgesteld dat er bij dit overdrachtsmoment niet wordt gesproken. Als de vader uit de bocht vliegt houdt het op. De vader heeft een intake bij De Waag gehad maar is daar afgewezen en ook heeft hij contact gezocht met een psychiater, wat niets heeft opgeleverd. Nu loopt hij bij een psychotherapeut om te leren hoe hij beter met zijn emoties om kan gaan. Daar heeft hij veel baat bij. De vader geeft aan dat hij altijd heeft open gestaan voor oplossingen. De vader wil dat [minderjarige] bij hem thuis kan komen en vindt dat niemand hem zijn kind kan afpakken. Hij trekt het niet meer dat hij [minderjarige] niet ziet. De vader begrijpt de Raad en begrijpt de moeder maar vindt dat het wordt neergezet alsof het aan hem ligt. Ook de moeder moet meewerken in het belang van [minderjarige] . De vader heeft een moeilijke jeugd gehad en als er anderen bij de situatie worden betrokken, is dat niet goed voor [minderjarige] .
4.3.
Namens de Raad is bij de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat een jong kind als [minderjarige] heel afhankelijk is van haar primaire verzorgers. Jonge kinderen gaan erg af op hun gevoel en kijken naar de hechtingsfiguur. Als die iets als spannend ervaart, zal een kind dat feilloos voelen. De Raad vindt de situatie ernstig onveilig voor [minderjarige] en is geschrokken van de stukken. Wat daarin staat is extreem en de moeder wordt onder druk gezet, wat enorme spanning geeft. Eerder bij Veilig Thuis is de omgang ook een onderwerp van gesprek geweest en dit gesprek is geëscaleerd door het gedrag van de vader. De moeder gunt de vader contact, maar is er niet gerust op dat er op een goede manier uitvoering aan wordt gegeven. De Raad vindt het nodig dat de vader eerst een emotieregulatie traject bij de Waag gaat volgen en dat de moeder ook haar rol onderzoekt en leert steviger te staan, voordat er omgang kan zijn. De Raad adviseert het verzoek van de moeder toe te wijzen en te focussen op behandeling. Het is positief dat de vader hulp heeft gezocht en inzicht toont dat hij hieraan moet werken; dat biedt perspectief. Misschien speelt bij de vader nog mee dat de relatie pas beëindigd is. De woede of wanhoop van de vader is niet gericht op [minderjarige] , maar buiten de overdracht om wel op de moeder en dit is ook schadelijk voor [minderjarige] . De Raad verzoekt om een voorlopige ondertoezichtstelling omdat de Raad zich erg veel zorgen maakt over wat een afwijzing zal doen in deze situatie.
De kinderrechter wijst het verzoek tot een voorlopige ondertoezichtstelling toe, welke beslissing afzonderlijk wordt geminuteerd.

5.De beoordeling

5.1.
Ouders en kinderen recht hebben op omgang met elkaar. Dat is het uitgangspunt van de wet. De rechtbank kan op verzoek van de ouders -of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind-, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van dat omgangsrecht vaststellen dan wel dat omgangsrecht ontzeggen.
Uit de artikelen 1:253a en 1:377a van het Burgerlijk Wetboek, maar tevens gelet op het VN Kinderrechtenverdrag, blijkt voorts dat de rechtbank het recht op omgang kan ontzeggen en het contact tussen een ouder en kind kan verbieden wanneer aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden van het betreffende geval duidelijk is geworden dat het gerechtvaardigd is dat het fundamentele recht van de ouder op omgang met zijn of haar kind moet worden aangetast. Er dient sprake te zijn van een van de ontzeggingsgronden als vermeld in artikel 1:377a BW, namelijk wanneer:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat voor [minderjarige] de situatie zoals vermeld sub 5.1 onder a. aan de orde is. Uit de uitvoerige hoeveelheid ingediende stukken en uit de mondelinge behandeling komt naar voren dat de veiligheid van [minderjarige] bij een zorgregeling met de vader onvoldoende kan worden gewaarborgd. Ook als het een minimale zorgregeling betreft.
De rechtbank is op grond van voormelde overgelegde stukken alsmede gelet op de gang van zaken tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat de vader kampt met ernstige agressieregulatie problematiek waarvoor nog geen behandeling of therapie is ingezet.
Een behandeling hiervoor wordt noodzakelijk geacht voordat er verder kan worden gekeken naar de (on)mogelijkheid van omgang tussen de vader en [minderjarige] . Het moet duidelijk zijn dat de vader rustig kan zijn als [minderjarige] bij hem is, dat hij zich niet negatief /scheldend uitlaat over de moeder in haar bijzijn. Evenzeer is van groot belang dat de vader de moeder met rust laat, daar spanningen bij de moeder zorgdragen voor spanning en onrust bij de nog zeer jonge [minderjarige] .
De vader lijkt weliswaar enigszins in te gaan zien dat hij aan zijn probleem moet werken, wat een positieve stap is, maar anderzijds onderschat hij de ernst van de huidige situatie en bestempelt hij zijn gedrag als “normaal”, passend bij zijn emoties vanwege het missen van [minderjarige] . Dit is zeer zorgelijk en niet in het belang van [minderjarige] .
5.3.
De rechtbank wijst er hierbij op dat de vader het hem door de voorzieningenrechter bij vonnis van 23 september 2022 opgelegde en tot op heden nog lopende, straatverbod en contactverbod heeft genegeerd, ondanks de daaraan verbonden dwangsom. Hij heeft de moeder meerdere malen benaderd. Ook op de dag van de zitting, toen de moeder de rechtbank in kwam, is hij direct naar haar toegelopen en wilde hij met haar praten.
De vader heeft velerlei ernstige dreigementen geuit, zowel tegen de moeder als tegen haar advocaat, hetgeen blijkt uit de overgelegde voice-mail berichten en messages. Hieruit blijkt dat de vader de ernst van de situatie niet inziet dan wel niet wenst in te zien, alsmede niet inziet dan wel niet wenst in te zien wat zijn gedrag teweegbrengt bij de moeder en bij [minderjarige] .
De moeder ervaart hierdoor enorme stress en gevoelens van onveiligheid, wat -zoals ook door de Raad bij de mondelinge behandeling verklaard- [minderjarige] aanvoelt en wat zijn weerslag op haar heeft. Door dit handelen bereikt de vader juist het tegenovergestelde van wat hij het liefst wil. Hij raakt [minderjarige] in haar ontwikkeling en maakt het onmogelijk contact met haar te kunnen onderhouden.
Voor [minderjarige] , maar ook bij haar beide ouders, dient de rust terug te keren alvorens eventuele verdere stappen gezet kunnen worden.
Het is dan ook van het grootste belang dat de vader zich dit keer wel ten volle aan het contactverbod houdt.
5.4.
De rechtbank zal -mede gelet op het advies van de Raad- het verzoek van de moeder toewijzen, voor de duur van zes maanden en het overige deel van het verzoek afwijzen. Gelet op de nog jonge leeftijd van [minderjarige] en de voorzichtig positieve stap van de vader om aan zijn probleem te willen werken, vindt de rechtbank een termijn van een jaar, zoals verzocht, te lang. Binnen het kader van de inmiddels afgegeven voorlopige ondertoezichtstelling kan worden bezien in hoeverre er mogelijkheden kunnen ontstaan om tot herstel van/opbouw tot contact tussen de vader en [minderjarige] te komen. Het belang van [minderjarige] is hierbij leidend.
De rechtbank is van oordeel dat deze beslissing in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.

6.De beslissing

De rechtbank:
-ontzegt het recht op omgang van de vader met [minderjarige] voor de duur van zes maanden na heden en verbiedt de vader gedurende voormelde periode -anders dan via zijn advocaat en de GI in het kader van de (voorlopige) ondertoezichtstelling, persoonlijk, schriftelijk, telefonisch, via de computer, via social media of anderszins contact op te nemen met [minderjarige] ;
-verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het resterende deel van het verzoek van de moeder;
-wijst het verzoek van de vader af.
-bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. M.P.G. Rietbergen, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van J.O. van Saase-Zaagman, griffier, op 21 december 2022. [1]
De griffier is buiten staat de beschikking
mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).